ECLI:NL:RBMNE:2025:5227

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11607584
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap ASR Dutch Core Residential Custodian B.V. en de gedaagden, die een huurwoning huren van ASR. De gedaagden hebben een aanzienlijke huurachterstand van meer dan vijf maanden, die in maart 2025 € 11.116,00 bedroeg en in september 2025 was afgenomen tot € 7.623,34. ASR heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand zo groot is dat ASR niet kan worden verplicht de huurovereenkomst voort te zetten. De gedaagden hebben weliswaar een betalingsregeling voorgesteld, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat zij in de toekomst de huur kunnen betalen. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee maanden, rekening houdend met de jonge kinderen van de gedaagden. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat ASR het vonnis direct kan laten uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11607584 \ UC EXPL 25-2553
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
ASR DUTCH CORE RESIDENTIAL CUSTODIAN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: ASR,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Visser,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
beide wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke reactie van [gedaagde sub 1] c.s.
- de brief van ASR van 8 augustus 2025 met twee producties
- de brief van ASR van 3 september 2025 met een overzicht van de actuele huurachterstand.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2025. ASR werd vertegenwoordigd door [A] , [functie] , bijgestaan door mr. D.M. van Ralen, gemachtigde. De heer [gedaagde sub 2] was aanwezig, ook namens mevrouw [gedaagde sub 1] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. De kantonrechter heeft op de zitting de behandeling van de zaak aangehouden. Partijen dienden uiterlijk op
10 september 2025 een schriftelijke reactie in te dienen waaruit blijkt welke betalingen na de zitting zijn gedaan. [gedaagde sub 1] c.s. moesten daarbij vermelden of zij verwachten de lopende huur in de toekomst te kunnen betalen. De kantonrechter heeft van ASR een overzicht ontvangen met de actuele huurachterstand. [gedaagde sub 1] c.s. hebben niet meer gereageerd.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. huren een woning van ASR voor een bedrag van nu € 1.336,00 per maand. Zij hebben een betalingsachterstand. Die was in maart 2025 € 11.116,00 en is door extra betalingen van [gedaagde sub 1] c.s. afgenomen naar € 7.623,34 in september 2025. ASR wil de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] c.s. laten ontbinden en ontruiming van de woning. Ook eist zij betaling van de huurachterstand met rente en kosten. [gedaagde sub 1] c.s. erkennen dat er een betalingsachterstand is, maar zij willen een betalingsregeling om te voorkomen dat de huurovereenkomst wordt ontbonden zodat zij in de woning kunnen blijven wonen. ASR krijgt gelijk. De kantonrechter wijst de ontbinding en ontruiming toe omdat de huurachterstand nog steeds heel hoog is. [gedaagde sub 1] c.s. moeten ook de huurachterstand en de proceskosten aan ASR betalen.

3.De beoordeling

[gedaagde sub 1] c.s. moeten de huurachterstand betalen
3.1.
ASR heeft in de dagvaarding een huurachterstand van € 11.116,00 genoemd. [gedaagde sub 1] c.s. hebben deze huurachterstand bij de mondelinge behandeling erkend. ASR noemt in de laatste brief van 3 september 2025 een huurachterstand van € 7.623,34. Deze huurachterstand is berekend tot en met de maand september 2025. [gedaagde sub 1] c.s. hebben daarop niet meer gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dit de actuele huurachterstand is. [gedaagde sub 1] c.s. moeten de actuele huurachterstand aan ASR betalen.
3.2.
De kantonrechter zal [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen om de huurachterstand van € 7.623,34 tot en met de maand september 2025 aan ASR te betalen.
ASR heeft voldaan aan haar meldplicht
3.3.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat ASR heeft voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
Ontbinding en ontruiming
3.4.
Er is een huurachterstand van ruim vijf maanden. Deze achterstand is zo groot dat van ASR niet kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst laat voortduren. Daarom zal de huurovereenkomst worden ontbonden. Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt. De kantonrechter heeft ook meegewogen dat de huurachterstand op het moment van de dagvaarding in totaal € 11.116,00 was, een zeer grote huurachterstand van acht maanden. [gedaagde sub 1] c.s. hebben niet duidelijk gemaakt dat zij voldoende financiële middelen hebben om de lopende huur te betalen. Wel hebben [gedaagde sub 1] c.s. op de zitting gesteld dat zij van familieleden financiële steun krijgen door middel van een schenking en een verwachtte erfenis. [gedaagde sub 1] c.s. hebben daarbij toegezegd dat zij binnen een paar weken € 10.000,00 kunnen betalen. Uit de specificatie van ASR van 3 september 2025 blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. op 22 augustus 2025 naast de maandelijkse huurprijs € 4.500,00 op de achterstand hebben afgelost. Daaruit blijkt dat de toezegging van [gedaagde sub 1] c.s. om € 10.000,00 te betalen waardoor de achterstand volledig zou zijn afgelost, niet is waargemaakt. [gedaagde sub 1] c.s. hebben na de zitting geen toelichting meer gegeven hoe zij verwachten de lopende huur te blijven betalen en de huurachterstand in te lopen.
3.5.
[gedaagde sub 1] c.s. moeten de woning ontruimen. Dit betekent dat zij de woning moeten verlaten en leeg en netjes moeten achterlaten. [gedaagde sub 1] c.s. krijgen twee maanden de tijd. Dit is een langere termijn dan ASR heeft gevraagd omdat [gedaagde sub 1] c.s. een jong kind hebben en mevrouw [gedaagde sub 1] op het moment van de zitting hoogzwanger was van hun tweede kind. De termijn voor de ontruiming gaat in vanaf het moment dat de deurwaarder van ASR dit vonnis aan [gedaagde sub 1] c.s. heeft bezorgd.
3.6.
Voor de minderjarige kinderen van [gedaagde sub 1] c.s. is het ingrijpend de woning op korte termijn te moeten verlaten. Toch is de kantonrechter van oordeel dat het belang van ASR om de woning te verhuren aan een huurder die de huurprijs volledig betaalt zwaarder moet wegen dan de belangen van [gedaagde sub 1] c.s. en dat dit belang toewijzing van de gevorderde ontruiming rechtvaardigt. [gedaagde sub 1] c.s. wisten bij het sluiten van de huurovereenkomst dat de huurprijs op dat moment per maand € 1.310,00 was. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontbinding en daaropvolgende ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook in de eerste plaats op de weg van de ouders zelf om de nadelige effecten van de ontbinding en ontruiming voor hun kind zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als er toch een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat het kind letterlijk op straat komt te staan, dan kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn. [gedaagde sub 1] c.s. hebben niet gesteld dat zij bij ontruiming geen – tijdelijke – vervangende woonruimte kunnen vinden, bijvoorbeeld bij familieleden. De kantonrechter vindt het daarom niet aannemelijk dat bij toewijzing van de gevorderde ontruiming er geen andere woonruimte in beeld komt voor de kinderen en dat dan een acute noodsituatie voor hen dreigt.
Gebruiksvergoeding
3.7.
Na de ontbinding van de huurovereenkomst tot de ontruiming moeten [gedaagde sub 1] c.s. aan ASR dezelfde maandelijkse vergoeding betalen die zij ook vóór de ontbinding maandelijks aan ASR betaalden.
Overige kosten
3.8.
De kantonrechter heeft ambtshalve gecontroleerd of er sprake is van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst. Dat is niet het geval. ASR vordert betaling van een bedrag van € 1.043,59 aan tot 5 maart 2025 verschenen wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW. Dit bedrag moeten [gedaagde sub 1] c.s. betalen, omdat vaststaat dat de huurtermijnen niet tijdig zijn voldaan. Ook de met ingang van 5 maart 2025 gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand van € 11.116,00 wordt toegewezen, tot de dag dat de achterstallige huurtermijnen volledig zijn betaald. Daarbij moet rekening worden gehouden met tussentijdse betalingen.
3.9.
De door ASR gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten [gedaagde sub 1] c.s. ook betalen, omdat ASR kosten heeft gemaakt voor het proberen te innen van de hoofdsom en aan de wettelijke eisen voor vergoeding hiervan is voldaan. Door ASR is voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden door haar gemachtigde zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 480,25 is ook niet hoger dan toegestaan volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wordt dan ook toegewezen.
Proceskosten
3.10.
[gedaagde sub 1] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ASR worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.553,45
3.11.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat ASR het vonnis direct kan (laten) uitvoeren als [gedaagde sub 1] c.s. niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoen. [gedaagde sub 1] c.s. kunnen dus niet wachten met voldoen aan de veroordelingen van dit vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep hebben ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde sub 1] c.s. om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van ASR om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder 3.4. tot en met 3.6.. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van ASR zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde sub 1] c.s.. Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] in [plaats] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van ASR zijn, en de sleutels af te geven aan ASR,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om te betalen aan ASR:
- € 7.623,34 aan achterstallige huur tot en met september 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening,
- € 1.336,00 per maand vanaf oktober 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van voldoening,
- € 1.043,59 aan tot 5 maart 2025 verschenen wettelijke rente,
- de wettelijke rente over de huurachterstand van € 11.116,00 vanaf 5 maart 2025 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen,
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan ASR te betalen een bedrag van € 480,25 aan buitengerechtelijke kosten,
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 2.553,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
40160