ECLI:NL:RBMNE:2025:5240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/4659
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiseres op 1 augustus 2025 beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om informatie, ingediend op 17 april 2025, op basis van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft op 3 september 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits er eerst een ingebrekestelling is verstuurd. Eiseres heeft op 16 juli 2025 verweerder in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken.

De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn verweerschrift heeft aangegeven dat de omvang van het verzoek en de verplichting tot het opvragen van zienswijzen de standaardtermijn van twee weken overschrijden. De rechtbank heeft de beslistermijn vastgesteld op zes weken na verzending van de uitspraak. Tevens is bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard, en de minister moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 194,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff op 2 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/4659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 1 augustus 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie, van 17 april 2025, op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 3 september 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft op 17 april 2025 een verzoek om informatie op grond van de Woo (Woo-verzoek) ingediend. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Bij brief van 11 mei 2025 heeft verweerder aangegeven dat de termijn van vier weken niet haalbaar is door de omvang van het verzoek. Op 16 mei 2025 is verweerder in gesprek gegaan met eiseres om het verzoek te specificeren. Hierbij is afgesproken dat verweerder contact zal opnemen met eiseres over het verdere verloop en het eventueel nemen van deelbesluiten. Op 28 mei 2025 heeft verweerder een uiteenzetting van dit gesprek per e-mail naar eiseres verzonden. Bij de brief van 26 juni 2025 is door eiseres gesteld dat zij, na ontvangst van de uiteenzetting, niks meer van verweerder heeft vernomen. Verweerder heeft geen nieuwe termijn met eiseres afgesproken voor het nemen van het besluit. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 16 juli 2025 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Verweerder geeft in zijn verweerschrift van 3 september 2025 aan dat gezien de omvang van het verzoek en de verplichting voor het opvragen van zienswijze, de standaardtermijn van twee weken niet haalbaar is. Omdat het Woo-verzoek is aangemerkt als een politiek gevoelig en mediagevoelig verzoek, neemt de accordering van het besluit ook meer tijd in beslag dan normaal gesproken het geval is. Verweerder verzoekt met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb tot een termijn van zes weken voor het bekendmaken van het besluit. Gelet op de omstandigheden die verweerder noemt, stelt de rechtbank de beslistermijn vast op zes weken na verzending van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
7. Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 194,- aan haar moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 194,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, rechter, in aanwezigheid van I. van Ittersum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.