ECLI:NL:RBMNE:2025:5254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 23/6469
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling Uwv tot betaling van proceskosten in long-covid zaak na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 12 september 2025, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken tegen een besluit van het Uwv van 10 november 2023, omdat het Uwv dit besluit heeft vervangen door een gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 juli 2025. De rechtbank heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het Uwv akkoord ging met een forfaitaire proceskostenvergoeding.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door de nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster recht op een vergoeding van haar proceskosten, die is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De totale vergoeding bedraagt € 2.267,50, inclusief het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,-, dat het Uwv ook moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.A. Spee, in aanwezigheid van griffier mr. R. van Manen, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het Uwv van 10 november 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken, omdat het Uwv dit besluit heeft vervangen door de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 juli 2025.
1.1.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft de rechtbank meegedeeld dat het Uwv akkoord gaat met een forfaitaire proceskostenvergoeding.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het Uwv geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 21 december 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. Het Uwv heeft op 30 juli 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Hiermee is het Uwv tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en eenmaal 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Dit komt neer op een bedrag van € 2.267,50.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.