Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een individu dat een beroep had ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, verweerder in deze procedure. Het beroep was ingesteld op 17 september 2024, omdat verzoekster van mening was dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 9 oktober 2022 tegen de definitieve beschikkingen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eerder, op 5 maart 2024, had de rechtbank al een beroep van verzoekster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft uiteindelijk op 25 november 2024 een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een verzoek om proceskostenvergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoefden te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.