ECLI:NL:RBMNE:2025:526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6008
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep inzake compensatie kinderopvangtoeslag en proceskostenvergoeding

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een individu dat een beroep had ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, verweerder in deze procedure. Het beroep was ingesteld op 17 september 2024, omdat verzoekster van mening was dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 9 oktober 2022 tegen de definitieve beschikkingen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eerder, op 5 maart 2024, had de rechtbank al een beroep van verzoekster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft uiteindelijk op 25 november 2024 een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een verzoek om proceskostenvergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoefden te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6008

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2025 in de zaak tussen

[verweerster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Dienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld op 17 september 2024, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 9 oktober 2022 tegen de definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A).
Bij uitspraak van 5 maart 2024 (UTR 23/2483) heeft deze rechtbank een eerder beroep tegen het niet tijdig beslissen van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen.
Verweerder heeft op 25 november 2024 alsnog een besluit genomen op het bezwaar van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 29 januari 2025 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.