ECLI:NL:RBMNE:2025:5278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontoereikende machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 oktober 2025, wordt het beroep van [A], namens [eiser] uit Almere, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Almere behandeld. Het beroep is ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 december 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat [A] bij het beroepschrift geen toereikende machtiging heeft meegestuurd. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks een verzoek van de rechtbank aan [A] om dit binnen vier weken te doen. De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. In dit geval was de machtiging niet ondertekend door [eiser], maar door [C], waardoor er geen geldige machtiging was. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen

[A] , veronderstellenderwijs namens [eiser] uit Almere

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het door [A] ingestelde beroep tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 december 2024.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat [A] bij het beroepschrift geen toereikende machtiging heeft meegestuurd en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
4. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een toereikende machtiging overgelegd?
5. Het beroepschrift is ingediend door [A] . Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [eiser] . Het bijgevoegde machtigingsformulier is echter niet ondertekend door [eiser] , maar door [C] . Daarmee is er geen toereikende machtiging overgelegd waaruit blijkt dat [A] gemachtigd is om dit beroep in te stellen namens [eiser] .
6. De rechtbank heeft [A] in haar bericht van 13 augustus 2025 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. [A] heeft binnen die termijn geen toereikende machtiging ingediend.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
7. [A] heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat [A] niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Mulder, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.