ECLI:NL:RBMNE:2025:5282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/593251 / FO RK 25-560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wijziging zorgregeling voor minderjarige in familierechtelijke procedure

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige 1]. De zaak is gestart naar aanleiding van een brief van [minderjarige 1] die op 8 mei 2025 is ingediend via de informele rechtsingang. In deze brief verzocht hij om wijziging van de zorgregeling, zodat hij de ene week bij zijn vader en de andere week bij zijn moeder zou verblijven. De ouders van [minderjarige 1], die in 2020 gescheiden zijn, hebben gezamenlijk het gezag over hem en zijn ook de ouders van [minderjarige 2]. De vader en de stiefmoeder hebben samen nog een kind, [minderjarige 3].

Tijdens de procedure is de Raad voor de Kinderbescherming betrokken geweest en heeft geadviseerd om de huidige zorgregeling niet te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige regeling, die na uitgebreid overleg tussen de ouders tot stand is gekomen, goed werkt voor [minderjarige 1]. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er zorgen waren over het gedrag van [minderjarige 1] op school, maar dat deze zorgen inmiddels zijn afgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een wijziging van de zorgregeling meer onrust zou veroorzaken en dat het belangrijk is om stabiliteit en rust te waarborgen voor [minderjarige 1] en zijn broertje.

De kinderrechter heeft in een brief aan [minderjarige 1] uitgelegd waarom de beslissing is genomen om de zorgregeling niet te wijzigen. De ouders zijn aangespoord om samen te blijven overleggen en indien nodig hulp te zoeken. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. S. Clement, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/593251 / FO RK 25-560
Beschikking van 5 september 2025
Informele rechtsingang
Beschikkingnaar aanleiding van de op 8 mei 2025 ingekomen aanvraag via de informele rechtsingang als bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
[minderjarige 1], hierna: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de stiefmoeder],
hierna: de stiefmoeder,
wonende in [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 8 mei 2025 de brief ontvangen die [minderjarige 1] heeft gestuurd.
1.2.
Op 12 juni 2025 heeft [minderjarige 1] in een gesprek met de kinderrechter van deze rechtbank gesproken over deze brief.
1.3.
Bij brief van 19 augustus 2025 heeft de rechtbank de ouders ingelicht over het gesprek met [minderjarige 1] en hen uitgenodigd voor een zitting om hun mening over de wensen van [minderjarige 1] aan de rechtbank kenbaar te maken. Ook de Raad voor de Kinderbescherming is voor de zitting uitgenodigd.
1.4.
In de brief van 20 augustus 2025 heeft de stiefmoeder verzocht om de zitting te mogen bijwonen. Zij stelt dat zij al bijna vijf jaar lang samen met de vader voor [minderjarige 1] zorgt als hij bij hen verblijft. De moeder heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft beslist dat de stiefmoeder als belanghebbende moet worden aangemerkt in deze procedure op grond van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
1.5.
De rechtbank heeft nog de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de moeder van 18 augustus 2025 met bijlagen;
  • de brief van de vader van 25 augustus 2025 met bijlagen.
1.6.
Op 25 augustus 2025 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, de vader, de stiefmoeder en [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest tot 2020.
2.2.
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Deze procedure gaat alleen over [minderjarige 1] .
2.3.
De vader en de stiefmoeder hebben samen nog een kind: [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2021.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.5.
De ouders hebben in het amendement ouderschapsplan van 14 november 2022 afgesproken dat [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) iedere maandag en dinsdag bij de moeder verblijven en iedere woensdag en donderdag bij de vader. In de ene week verblijven de kinderen van vrijdag tot en met zondag bij de vader en in de andere week bij de moeder.

3.Aanvraag

3.1.
[minderjarige 1] heeft de kinderrechter gevraagd om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat hij de ene week bij de vader verblijft en de andere week bij de moeder.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De rechtbank zal geen gebruik maken van haar ambtshalve bevoegdheid om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
De motivering
4.2.
Op grond van de artikelen 1:377g en 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing nemen over de zorgregeling. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen.
4.3.
De Raad heeft op de zitting geadviseerd om de huidige regeling niet te wijzigen. Hoewel het normaal gesproken overzichtelijk en duidelijk kan zijn om een week-om-week regeling te hanteren, maakt de Raad zich in deze situatie zorgen dat een wijziging van de huidige regeling voor teveel onrust bij de kinderen gaat zorgen. De kinderen groeien op in een situatie waarin het ouders samen niet lukt om tot afspraken te komen. Vast staat dat de communicatie en verstandhouding tussen de ouders niet goed is. Zij hebben heel verschillende opvoedstijlen en hun eigen gedachten over wat in het belang van hun kinderen is. Het lukt de ouders niet om elkaar daarin te vinden, waardoor het lastig is om samen te overleggen of tot compromissen te komen. De vader is ervan overtuigd dat het goed zou zijn als de kinderen de ene week bij hem verblijven en de andere week bij de moeder, zodat er meer rust en duidelijkheid komt voor de kinderen. De moeder is daarentegen van mening dat de huidige regeling passend is en dat dit niet voor onduidelijkheid zorgt. Dat heeft ertoe geleid dat [minderjarige 1] zich genoodzaakt voelde om een brief te schrijven aan de rechter. Dat is een grote verantwoordelijkheid voor een kind van acht jaar oud. [minderjarige 1] zou die verantwoordelijkheid niet moeten dragen.
4.4.
De rechtbank volgt de Raad in zijn advies. De huidige zorgregeling is na uitgebreid en zorgvuldig overleg tussen de ouders tot stand gekomen. Uit de stukken blijkt dat [minderjarige 1] goed gedijt bij deze regeling. In het verleden waren er zorgen over het gedrag van [minderjarige 1] op school. Uit het schoolrapport van juni 2025 blijkt dat dit nu niet meer het geval is. Dat is heel positief, en de rechtbank is met de Raad van oordeel dat het belangrijk is om dit te koesteren. De rechtbank vindt het belangrijk dat er rust en stabiliteit is voor [minderjarige 1] , maar ook voor zijn broertje [minderjarige 2] , die in deze procedure niet is betrokken. Een wijziging van de zorgregeling past daar niet bij.
Kindbrief
4.5.
Tot slot vindt de kinderrechter het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige 1] gelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige 1] ,
Wij hebben elkaar op 12 juni 2025 gesproken omdat jij mij een brief had gestuurd. Jij vertelde dat je graag de huidige zorgregeling wil wijzigen: de ene week wil je bij je vader zijn en de andere week bij je moeder. Dat vind je duidelijker en overzichtelijker.
Ik heb daarna je ouders uitgenodigd om naar de rechtbank te komen voor een gesprek. Zij zijn op 25 augustus 2025 naar de rechtbank gekomen. [de stiefmoeder] was er ook bij, omdat zij met jouw vader samenwoont. Ook was er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming bij om mij advies te geven. Ik zal jou in deze brief uitleggen wat we op de zitting hebben besproken en hoe het nu verder gaat.
Op de zitting heb ik met je ouders gepraat over hoe het nu gaat. Je ouders praten weinig met elkaar en denken heel verschillend over allerlei zaken. Jij en [minderjarige 2] zitten daar tussenin, dat is lastig voor jullie. Omdat je ouders er samen niet uit komen, heb jij de beslissing gemaakt om een brief aan mij te schrijven. Dat vind ik heel knap van jou, maar ik vind dat het niet aan jou is om dit op te lossen. Hoewel de situatie misschien niet perfect is, gaat het met iedereen nu best goed. Mocht het toch nodig zijn dat er iets verandert, dan moeten jouw ouders hier samen over in gesprek gaan en beslissen. En als het hen samen niet lukt, dan kunnen ze daar hulp bij zoeken.
Nadat ik naar iedereen heb geluisterd, heb ik besloten dat ik de zorgregeling niet ga wijzigen. De regeling die nu geldt is na veel overleg tussen je ouders tot stand gekomen. En iedereen is daar nu aan gewend. Mijn inschatting is dat een verandering nu meer kwaad dan goed zal doen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft gezegd: wees blij met wat er nu goed gaat. Zo denk ik er ook over.
Ik hoop dat het voor jou nu duidelijk is waarom ik deze beslissing neem.
Ik wens je veel succes en plezier in het nieuwe schooljaar”

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
maakt geen gebruik van haar ambtshalve bevoegdheid om de zorgregeling te wijzigen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 september 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.