ECLI:NL:RBMNE:2025:5299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
16/286894-20 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden voor een jaar met wijziging van voorwaarden

Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde betrokkene, geboren in 1995. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar verlengd, zodat over een jaar opnieuw kan worden beoordeeld in hoeverre betrokkene erin is geslaagd de beperkte stabiliteit vast te houden en verdere stappen te zetten richting zelfstandig functioneren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar afgewezen, maar heeft wel de voorwaarden gewijzigd in overeenstemming met het advies van de reclassering.

De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken in het dossier, waaronder eerdere vonnissen en rapportages van de reclassering en deskundigen. De reclassering heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen, omdat betrokkene nog steeds een stoornis vertoont en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen en de reclassering overgenomen en is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene sinds haar doorstroom naar een gezamenlijke woonvorm van het Leger des Heils redelijk stabiel functioneert, maar dat zij nog ondersteuning en begeleiding nodig heeft.

De rechtbank heeft de voorwaarden die aan de terbeschikkingstelling zijn verbonden, aangepast en verduidelijkt, zodat deze beter aansluiten bij de huidige situatie van betrokkene. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat betrokkene zich aan de nieuwe voorwaarden dient te houden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/286894-20 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 13 oktober 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank, van 2 maart 2022 waarbij aan betrokkene een tbs-maatregel met voorwaarden is opgelegd, omdat zij zich (kort gezegd) schuldig heeft gemaakt aan de dood van een ander, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid;
  • de vordering van de officier van justitie van 26 augustus 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden voor twee jaar met daarbij wijziging van de voorwaarden;
  • het voortgangsverslag reclassering van betrokkene, opgemaakt door de toezichthouders over de periode van 12 oktober 2023 tot en met 23 april 2025;
  • het verlengingsadvies van de reclassering van 21 augustus 2025, opgemaakt door de reclasseringswerker, inhoudende het advies om de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar te verlengen;
  • het Pro Justitia-rapport van 28 juli 2025, opgemaakt door de klinisch psycholoog, inhoudende het advies om de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar te verlengen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 29 september 2025 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. mr. L.H.J. Verheijden;
- de betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage;
- de reclasseringswerker middels een digitale (video)verbinding.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als laag.
Vanaf oktober 2023 werd betrokkene in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgenomen in de FPA [instelling 1] te [plaats] . Daar verliep de behandeling onrustig. Er waren vermoedens van seksueel contact met een medepatiënt, een seksueel grensoverschrijdende relatie met een sociotherapeut (waarvan zij zelf aangifte heeft gedaan) en zorgwekkend gebruik van verdwijnende WhatsApp-berichten. In april 2024 volgde overplaatsing naar de FPA [instelling 2] . Tijdens een urinecontrole in augustus 2024 werd aanvankelijk positief gescoord op meerdere middelen, maar een hercontrole enkele dagen later was negatief. Deze eerste controle is door het behandelteam als onbetrouwbaar beoordeeld. Het verdere verloop van de klinische behandeling kenmerkte zich door wisselende relaties, drugsgebruik en het niet nakomen van afspraken. Uiteindelijk is betrokkene in december 2024 doorgestroomd naar een gezamenlijke woonvorm van het Leger des Heils, waar zij sindsdien redelijk stabiel functioneert.
Momenteel lijkt betrokkene, mede door de structuur van het begeleid wonen, in staat tot een meer stabiel functioneren. Zij erkent zelf dat verdere stappen nodig zijn om voldoende zelfstandigheid en stabiliteit te laten zien, onder meer richting eigen woonruimte via Clusterwonen. Ondanks het verloop in de klinische setting wordt het recidiverisico in het huidige kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden ingeschat als laag. De positieve ontwikkeling van de afgelopen periode, gecombineerd met het ingezette resocialisatietraject, geeft voldoende perspectief om het toezicht en de maatregel voort te zetten.
Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen voor de duur van een jaar. Daarbij wordt geadviseerd enkele voorwaarden aan te passen aan de huidige richtlijnen: de voorwaarden omtrent verblijf in het buitenland en beschermd/begeleid wonen dienen te worden herzien, terwijl daarnaast een standaardvoorwaarde omtrent een time-out wordt toegevoegd. Hiertoe kan de bestaande bepaling inzake kortdurende opname in de voorwaarde ‘begeleid wonen of maatschappelijke opvang’ worden aangepast.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundige

De deskundige concludeert dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Zij acht het recidiverisico bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling laag.
Het huidige risicomanagement blijkt effectief, met als belangrijkste pijlers de ambulante behandeling bij De Waag, reclasseringstoezicht, verblijf in een beschermde woonvorm van het Leger des Heils, middelencontroles en schuldsanering. Deze structuur biedt betrokkene de nodige ondersteuning en waarborgen voor haar verdere ontwikkeling en resocialisatie.
Gelet op de vele eerdere terugvallen in middelengebruik, de beperkte behandelrespons in vrijwillig kader en het wisselvallige beloop in meerdere klinieken sinds het indexdelict, acht de deskundige de huidige stabiliteit nog te pril om de maatregel te beëindigen. Betrokkene heeft nog stappen te zetten in behandeling en resocialisatie, waarbij het van belang is te volgen hoe zij zich staande houdt in de maatschappij en in de opbouw van een zelfstandig bestaan. Het advies luidt de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen voor de duur van een jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar gehandhaafd en daarbij verzocht de voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering te wijzigen.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en dat zelfs is overwogen om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te beëindigen, maar dat dit op dit moment nog te prematuur zou zijn. Betrokkene erkent zelf eveneens dat zij nog hulp en begeleiding nodig heeft en onderschrijft daarmee de adviezen van de deskundigen. Betrokkene woont inmiddels zelfstandig en laat zien daarin stappen te maken richting meer stabiliteit en zelfstandigheid. Het is wenselijk om over een jaar opnieuw te beoordelen hoe de situatie zich heeft ontwikkeld.
Wat betreft het wijzigen van de voorwaarden kan de verdediging zich vinden in de voorgestelde wijziging.

7.Het oordeel van de rechtbank

Stoornis en/ of gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportage blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een persoonlijkheidsstoornis met als kenmerken enige impulsiviteit, een kwetsbaar zelfgevoel, mogelijke hechtingsproblematiek, een verstoorde emotieregulatie en gebrekkige coping vaardigheden, daarnaast is sprake van een posttraumatische stress stoornis (PTSS), en diverse stoornissen in het middelengebruik (onder toezicht in remissie).
Recidivegevaar
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als laag ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportage van de deskundige te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de reclassering en de niet aan de inrichting verbonden deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en de rapportage komt naar voren dat sinds de doorstroom van betrokkene in december 2024 naar een gezamenlijke woonvorm van het Leger des Heils betrokkene redelijk stabiel functioneert. Mede door de structuur van het begeleid wonen is zij beter in staat tot een evenwichtiger functioneren. Betrokkene heeft goede stappen gezet, maar zij erkent ook dat zij nog ondersteuning en begeleiding nodig heeft hierbij. Ondanks eerdere problemen binnen de klinische behandeling wordt het recidiverisico in het huidige kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden als laag ingeschat, wat perspectief biedt om het ingezette resocialisatietraject voort te zetten. Het is wel nog van belang dat betrokkene langer wordt begeleid bij het verder opbouwen van zelfstandigheid.
De rechtbank acht het aangewezen om de terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van een jaar te verlengen, zodat over een jaar opnieuw kan worden beoordeeld in hoeverre betrokkene erin is geslaagd de bereikte stabiliteit vast te houden en verdere stappen te zetten richting een zelfstandig functioneren. Een dergelijke termijn biedt de mogelijkheid om haar ontwikkelingen te volgen en tijdig te bezien of verlenging van de maatregel nog noodzakelijk is of dat de maatregel mogelijk kan worden beëindigd.
Ten aanzien van de wijziging van de voorwaarden zal de rechtbank aansluiten bij het door de reclassering uitgebrachte advies.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden van
[betrokkene]met een jaar.
De rechtbank
wijzigtde voorwaarden die bij vonnis van 2 maart 2022 aan betrokkene zijn gesteld (waarbij de gewijzigde voorwaarden ‘
vet’ zijn gedrukt), in die zin dat deze voorwaarden thans komen te luiden:
  • betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • betrokkene verleent ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel I van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o
betrokkene laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
o betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o
betrokkene verstrekt de reclassering een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o betrokkene werkt mee aan huisbezoeken;
o betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • betrokkene continueert haar behandeling in forensische verslavingskliniek [instelling 3] (fvk) of een vergelijkbare zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • betrokkene laat zich - na afloop van de klinische opname - behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de begeleiding;
  • betrokkene verblijft – na afloop van de klinische behandeling – in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, indien geïndiceerd door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • betrokkene laat zich, indien en zolang de reclassering dit nodig acht, na afloop van de klinische opname begeleiden door een (forensisch) FACT-team, te bepalen door de reclassering.
  • betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de begeleiding;
  • betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • betrokkene gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • betrokkene heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de biologische vader van [A] , de heer [B] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht. De politie houdt toezicht op de naleving van dit verbod;
  • betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • als de reclassering dat nodig vindt en betrokkene daarmee instemt, kan betrokkene voor eentime-outworden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Dezetime-outduurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en
D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dieren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025.
Mrs. H. den Haan en S.C. Hagedoorn zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.