ECLI:NL:RBMNE:2025:5304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
16/142306-24 & 16/250259-25 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en handel in harddrugs door minderjarige verdachte met geweld en bedreiging

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een straatroof met geweld en de handel in harddrugs. De rechtbank legt de verdachte een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast wordt een taakstraf van 100 uren opgelegd, die kan worden omgezet in jeugddetentie als deze niet naar behoren wordt uitgevoerd. De bijzondere voorwaarden van de straf zijn dadelijk uitvoerbaar en omvatten toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade wordt toegewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd met een vuurwapen, en aan de handel in harddrugs, waarbij de rechtbank rekening houdt met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank volgt het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16/142306-24 & 16/250259-25 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 14 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2005] in [plaats 1] ,
wonende op de [adres] , [postcode] in [plaats 2] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 30 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M.M.L. Kalsbeek;
  • de advocaat van de verdachte: mr. D.M. Moes;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
  • mr. B.J. Tieman, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
  • de heer [A] , jeugdreclasseerder bij [instelling 1] (hierna: [instelling 1] ).

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
In de zaak met parketnummer 16/142306-24
primair
op 20 maart 2024 in Utrecht, samen met een ander, met (bedreiging met) geweld een telefoon, AirPods en/of een pasjeshouder van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestolen;
subsidiair
op voornoemde plaats en datum, samen met een ander, met (bedreiging met) geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, AirPods en/of een pasjeshouder;
In de zaak met parketnummer 16/250259-25
op 8 augustus 2025 in Arnhem een hoeveelheid MDMA, XTC, 2CB, mefedron (4-MMC) en/of amfetamine heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1
In de zaak met parketnummer 16/142306-24 (primair: diefstal met (bedreiging met) geweld op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , subsidiair afpersing)
3.1.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het primaire feit heeft gepleegd.
3.1.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van het primaire feit. Het verweer van de advocaat wordt voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.1.3.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring primaire feit (diefstal (met bedreiging) met geweld)
De verdachte bekent dat hij het primaire feit heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is ook niet om algehele vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. Over welke goederen zijn weggenomen, heeft de advocaat wel verweer gevoerd. Hieraan zal de rechtbank een nadere bewijsoverweging wijden. De rechtbank noemt gelet op voorgaande de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert, te weten: [1]
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 30 september 2025;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] van 20 maart 2024;
- de aangifte van [slachtoffer 2] van 20 maart 2024; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende de beschrijving van de camerabeelden [4] .
Bewijsoverweging
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de pasjeshouder en de AirPods van [slachtoffer 1] bij de diefstal zijn weggenomen. Zij verzoekt de rechtbank om de verdachte van dit deel van de beschuldiging vrij te spreken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat. De verdachte verklaart dat hij spullen van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. Verder verklaart hij dat hij niet precies weet wat hij heeft weggenomen. Hij ontkent niet uitdrukkelijk dat hij de pasjeshouder en de AirPods heeft weggenomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte meerdere goederen heeft weggenomen, en niet alleen de telefoon van [slachtoffer 1] , zoals de advocaat van de verdachte stelt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] over welke goederen precies zijn weggenomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de telefoon, de Airpods en de pasjeshouder van [slachtoffer 1] bij de diefstal met (bedreiging met) geweld zijn weggenomen.
3.2
In de zaak met parketnummer 16/250259-25 (dealen in harddrugs)
3.2.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Zij gaat daarbij uit van de hoeveelheden en soorten verdovende middelen die in de bestelling van de koper op WhatsApp worden genoemd, met uitzondering van de LSD en Viagra.
3.2.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van de beschuldiging. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) volgt niet dat de in de bestelling genoemde verdovende middelen XTC en
4-MMC bij de koper zijn aangetroffen, waardoor niet bewezen kan worden dat de verdachte deze verdovende middelen heeft afgeleverd.
3.2.3
Oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring
De verdachte bekent dat hij het feit heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is ook niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen [5] waarop zij haar oordeel baseert:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 30 september 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ;
- het NFI-rapport van 25 september 2025, inhoudende de identificatie van de aangetroffen verdovende middelen. [7]
Gedeeltelijke vrijspraak van de verdovende middelen 4-MMC en XTC
De rechtbank gaat, anders dan de officier van justitie, uit van de soorten en de hoeveelheden verdovende middelen zoals deze volgen uit het NFI-rapport. Uit het NFI-rapport volgt namelijk of de onderzoeksitems “opiumwet substanties of drugs gerelateerde stoffen” bevatten. Nu het NFI niet 4-MMC en XTC heeft aangetroffen in de onderzochte middelen, kan de rechtbank dit niet vaststellen. De enkele vermelding in een Whatsapp-bericht dat deze stoffen gekocht werden acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen ter zake van de betreffende harddrugs. Dit maakt dat de rechtbank, net als de advocaat van de verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de verdovende middelen 4-MMC en XTC heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van dit deel van de beschuldiging.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 16/142306-24, primair:
op 20 maart 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon, AirPods en een pasjeshouder, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een ander)
- terwijl verdachte en zijn mededader een helmen een bivakmutsdroegen, met een scooter op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] af te rijden en vervolgens direct naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te lopen en
- ( vervolgens) een vuurwapen te tonen en die op [slachtoffer 1] te richten en op het hoofd van [slachtoffer 1] te zetten en daarbij te roepen 'geef, geef nu' en 'nu! schiet op!' en 'schiet hem, schiet hem' en
- die [slachtoffer 1] bij de nek te pakken en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op het hoofd/gezicht te slaan/stompen en
- met die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in gevecht te raken, waarbij die [slachtoffer 1] het vuurwapen kon afpakken en
- ( vervolgens) dat vuurwapen terug te pakken en met dat vuurwapen (op de grond) te schieten en met dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- ( vervolgens) op die scooter te stappen en weg te rijden;
In de zaak met parketnummer 16/250259-25:
op 8 augustus 2025 te [plaats 3] opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekten vervoerd
- een hoeveelheid MDMA
- een hoeveelheid 2CB
- een hoeveelheid amfetamine,
zijnde (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezenverklaarde feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 16/142306-24, primair:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
In de zaak met parketnummer 16/250259-25:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
4.2
Strafbaarheid feit en de verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om, conform het reclasseringsadvies, het
jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld
tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden die de jeugdreclassering heeft geadviseerd;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank ook om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij verzoekt de rechtbank om geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft verbleven. Ook verzoekt zij om een lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat in het kader van de bijzondere voorwaarden ook veel inspanning van de verdachte wordt verwacht. De advocaat verzoekt de rechtbank verder om de – inmiddels aangesloten - elektronische monitoring maximaal voor zes maanden op te leggen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte op een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen in de beslissing van de rechtbank, en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert. De rechtbank beveelt daarbij dat de bijzondere voorwaarden die worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze straf is gekomen.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
De ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich (samen met een ander) schuldig gemaakt aan een diefstal met (bedreiging met) geweld. Deze straatroof vond plaats dichtbij een school. Veel omstanders zijn geconfronteerd met deze gewelddadige situatie. Hierbij zijn beide slachtoffers met een alarmpistool bedreigd. Hoewel aan het begin van de straatroof de mededader met het alarmpistool heeft gedreigd, heeft de verdachte, nadat de mededader het wapen naar hem had toegegooid, vervolgens ook met het alarmpistool op de slachtoffers gericht. Ook heeft de verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen in het gezicht geslagen, waardoor hij een snijwond op zijn neus en pijn aan zijn oor had. De mededader heeft [slachtoffer 1] meerdere malen meerdere malen geslagen (waaronder met het alarmpistool), waardoor ook hij pijn en letsel heeft opgelopen. Ook heeft de mededader met het alarmpistool op de grond geschoten.
Deze situatie moet voor de slachtoffers en omstanders zeer beangstigend zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een beroving met een wapen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit geldt ook voor [slachtoffer 1] , zo heeft hij op de zitting verteld. Tot op de dag van vandaag ondervindt hij de impact en psychische gevolgen van de gewelddadige beroving op zijn dagelijks leven. Hij is angstig, voelt zich onveilig en schrikt als hij jongens op scooters of met een helm ziet. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij lichtzinnig is omgegaan met de gevolgen voor de slachtoffers en dat hij alleen dacht aan het plan om samen met de mededader snel aan geld te komen.
Daarnaast heeft de verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de harddrugshandel, waarmee veel gevaren voor de volksgezondheid, de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid gepaard gaan. Zo is het algemeen bekend dat verdovende middelen een groot gevaar voor de gezondheid van gebruikers vormen, aangezien deze stoffen sterk verslavend zijn en in de regel schadelijk zijn voor het lichaam en de psyche. Daarnaast bekostigen gebruikers hun verslaving vaak met geld uit crimineel handelen en gaat de handel in harddrugs veelal gepaard met geweld. Het handelen van de verdachte brengt dan ook directe en indirecte schade toe aan de maatschappij. De verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en voor zover hij daarbij wel heeft stilgestaan, zich daardoor niet laten weerhouden. Ook bij dit feit heeft de verdachte alleen gedacht aan geld verdienen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte van 9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een poging tot afpersing en poging tot diefstal. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Het advies van de reclassering
De reclassering heeft op 24 september 2025 over de verdachte een rapportage opgesteld. Volgens de reclassering is sprake van een beginnend delictpatroon op het gebied van vermogensdelicten, al dan niet met geweld. De reclassering ziet de beperkte financiële inkomenssituatie, financieel gewin, de verleidingen op straat in de wijk waar hij woont en het contact met antisociale personen als risicofactoren voor delictgedrag. Ook lijkt de verdachte zowel in positieve als negatieve zin sterk beïnvloedbaar. Op dit moment is het niet bekend of het delictgedrag van de verdachte samenhangt met zijn psychosociaal functioneren of zijn intelligentieniveau. Dit zal tijdens de behandeling door [instelling 2] verder moeten worden onderzocht.
De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld. Het is voor het verminderen van het recidiverisico van belang dat het recent gestarte intensieve plan van aanpak met toezicht door de jeugdreclassering wordt voortgezet. De verdachte heeft een juridisch kader met intensief toezicht en externe controle nodig, waarbinnen hij van zijn fouten leert, weerbaar wordt tegen de risicofactoren en hij zijn reeds ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten.
De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen en om aan de verdachte in dat kader een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met (in het kort) de volgende bijzondere voorwaarden: (1) jeugdreclasseringsmaatregel, (2) meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling door [instelling 2] (3) een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers, (4) een locatiegebod met elektronische monitoring, (5) het volgen van een opleiding en beschikken over dagbesteding en (6) meewerken aan schuldhulpverlening.
Het advies van [instelling 1]
De jeugdreclassering heeft op 23 september 2025 over de verdachte een rapportage opgesteld. Volgens de jeugdreclassering lijkt de verdachte te profiteren van de begeleiding vanuit de jeugdreclassering. Hij toont een welwillende houding en houdt zich aan de gemaakte afspraken, ook wanneer deze hem moeite kosten. De begeleiding biedt de verdachte structuur en houvast om positieve keuzes te kunnen maken. Gezien de recente ontwikkelingen (de aanhouding voor de handel in harddrugs) en de uitgesproken wens van de verdachte om afstand te nemen van criminele activiteiten, vindt de jeugdreclassering het passend dat hij wordt geplaatst in het traject Straatkracht, in welk kader hij op intensievere wijze kan worden begeleid en gecoacht. Het is volgens de jeugdreclassering niet nodig om Straatkracht als bijzondere voorwaarde op te leggen, aangezien dit traject via de gemeente verloopt. De jeugdreclasseerder heeft op de zitting aangegeven dat de gemeente inmiddels de verdachte heeft toegelaten tot dit traject.
De jeugdreclassering adviseert om aan de verdachte een volledig voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde de jeugdreclasseringsmaatregel. De jeugdreclassering adviseert daarbij om de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De jeugdreclasseerder van de verdachte heeft op de zitting verzocht om de door de reclassering geadviseerde elektronische monitoring voor een periode van zes maanden op te leggen.
Adolescentenstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar dan wel 20 jaar oud, en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige verdachten het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht toepassen, bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Volgens de reclassering zijn er meerdere indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De voornaamste reden voor het advies van toepassing van het jeugdstrafrecht, is dat de verdachte goed contact heeft met zijn jeugdreclasseerder. Daarbij komt dat de verdachte nog actief deelneemt aan zijn gezin, een opleiding volgt en niet beschikt over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Verder is de verdachte ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen, zoals zijn familie, de jeugdreclassering, de PGA-expert en de wijkagent. Ook heeft hij hulp nodig om zijn leven te organiseren, lijkt hij gemakkelijk beïnvloedbaar door zowel positieve als negatieve contacten en handelt hij mogelijk impulsief. Dit maakt dat de reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor een minderjarige voor een diefstal met (bedreiging met) geweld is een taakstraf vanaf 60 uur, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. Daarbij geldt dat in deze zaak sprake is van meerdere strafverzwarende omstandigheden, zoals het gebruik van fysiek geweld, letsel bij de slachtoffers en de bedreiging met een alarmpistool. Ook is de verdachte eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het oriëntatiepunt voor een minderjarige voor het aanwezig hebben van harddrugs, met een dealerindicatie, is een taakstraf vanaf 120 uur, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie.
Gelet op de ernst en aard van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die niet langer duurt dan de dagen die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit betekent dat de verdachte niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet. De rechtbank acht het van belang dat er naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie een deel voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de algemene en de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, worden verbonden om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en als extra motivatie om mee te werken aan de jeugdreclasseringsbegeleiding en behandeling.
Met betrekking tot de bijzondere voorwaarde van het locatiegebod met Elektronische Monitoring bepaalt de rechtbank dat de voorwaarde geldt voor een maximale periode van 6 maanden, of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
De rechtbank zal de verdachte daarnaast ook nog een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren opleggen, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. Dit vanwege de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, maar ook vanwege de omstandigheid dat de verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van dit feit, het strafblad van verdachte en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - zonder de juiste hulp en begeleiding - wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Om dit te voorkomen is het van belang dat de begeleiding en de behandeling van de verdachte, die tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds zijn aangevangen, blijven doorlopen. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.Vordering benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 16/142306-24 – het primaire feit
6.1.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.100,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.100,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 16/142306-24 ten laste gelegde.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Zodoende verzoekt de officier van justitie om de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat een bedrag van € 5.000,00 hoofdelijk kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt het toewijsbare bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering vordert de officier van justitie niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij,.
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank primair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering pas de avond voor de zitting is ingediend en de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. Subsidiair verzoekt de advocaat van de verdachte om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. Meer subsidiair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële schadevergoeding (fors) gematigd dient te worden, waarbij zij erop wijst dat in soortgelijke gevallen bedragen van € 3.000,00 worden toegewezen.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank overweegt dat artikel 51g, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft dat de benadeelde partij
uiterlijktot aan het requisitoir van de officier van justitie een vordering kan indienen. Het is wenselijk dat een vordering eerder dan de avond voorafgaand aan de zitting wordt ingediend, zoals door de advocaat van de benadeelde partij ook wordt erkend. De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering (relatief) eenvoudig van aard is en de datum van indiening heeft er niet toe geleid dat er geen inhoudelijk debat over de vordering heeft kunnen plaatsvinden. Zodoende levert de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting voor het strafproces op. De rechtbank kan de vordering van de benadeelde partij wel beoordelen in deze strafzaak.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is, omdat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de benadeelde partij na het tenlastegelegde feit geen inkomsten meer heeft gehad. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van lichamelijk en geestelijk letsel in zijn persoon is aangetast. Zo had de benadeelde partij meerdere huidbeschadigingen/verkleuringen en een scheurverwonding in zijn gezicht/op zijn hoofd. Ook heeft hij last (gehad) van hyperalertheid, flashbacks, nachtmerries, herbelevingen, stemmingswisselingen en prikkelbaarheid. Volgens de psycholoog is er sprake van PTSS, waarvoor EMDR-behandeling wordt geadviseerd.
Gelet op de nadelige lichamelijke en psychische gevolgen, die de benadeelde partij blijkens zijn vordering heeft ondervonden, acht de rechtbank in ieder geval een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schadevergoeding billijk. Daarbij heeft zij (mede) gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 3.000,00 toewijzen, geheel bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader [medeverdachte] (parketnummer: 16/126397-24) hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is de verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.3 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 150 dagen;
-bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
-bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 82 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie is dus gelijk aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat verdachte niet opnieuw naar de jeugdgevangenis hoeft;
-stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat de verdachte;
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat de verdachte:
 zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal melden bij de jeugdreclassering [instelling 1] en zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling. Het melden moet zo vaak en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
  • zal meewerken aan diagnostiek en behandeling door [instelling 2] [plaats 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling is gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de mededader [medeverdachte] , geboren op [2007] in [plaats 2] en de slachtoffers [slachtoffer 1] , geboren op [2006] en [slachtoffer 2] , geboren op [2006] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht Wanneer de elektronische monitoring komt te vervallen, houdt de politie in plaats van de jeugdreclassering hierop toezicht;
  • zal de jeugdreclassering openheid verschaffen met betrekking tot zijn sociale netwerk;
  • zal gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode aanwezig zijn op het verblijfadres van 19.00 uur tot 6.00 uur. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding voor doordeweekse dagen, dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling, en in de weekenden. De verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. De jeugdreclassering bepaalt in overleg met de opdrachtgever hoe lang de elektronische monitoring nodig is op basis van de mate waarin de verdachte laat zien dat hij zich inzet binnen het jeugdreclasseringstoezicht, afstand houdt van negatieve sociale contacten en prosociale activiteiten onderneemt. De maximale duur voor de elektronische monitoring is zes maanden vanaf de datum van het vonnis. De elektronische monitoring wordt uitgevoerd door [instelling 3] . Het huidige verblijfadres is [adres] , [postcode] in [plaats 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering en [instelling 3] daarvoor toestemming geven. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de jeugdreclassering de genoemde tijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. Het elektronische monitoringmiddel is reeds aangesloten op 1 september 2025;
  • zal een opleiding en stage volgen. De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van (betaald en/of onbetaald) werk en vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De verdachte werkt mee aan een begeleidingstraject door een jobcoach indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering ten aanzien van zijn dagbesteding (opleiding, stage, betaald werk en traject jobcoach). De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening door de gemeente [gemeente] of een soortgelijke instelling. De verdachte geeft de jeugdreclassering maandelijks inzicht in zijn financiën en schulden;
  • geeft aan de gecertificeerde instelling, te weten bij [instelling 1] , de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat als verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/142306-24, het primaire feit)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.000,00, geheel bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt de verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds – geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. M.S. Gerritsen, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
Bijlage: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 16/142306-24
primairhij op of omstreeks 20 maart 2024 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of AirPods en/of een pasjeshouder, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) helm(en) en/of (een) bivakmuts(en) en/of (een) mondstuk(ken), althans gezichtsbedekking droeg(en), met een scooter op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] af te rijden en/of vervolgens direct naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te lopen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen te tonen en/of op die [slachtoffer 1] te richten en/of op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of daarbij te roepen 'geef, geef nu' en/of 'nu! schiet op!' en/of 'schiet hem, schiet hem' en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bij de nek te grijpen/pakken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op het hoofd/gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in gevecht te raken, waarbij die [slachtoffer 1] het vuurwapen kon afpakken en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen terug te pakken en/of met dat vuurwapen (op de grond) te schieten en/of met dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of dat vuurwapen te herladen en/of
- (vervolgens) op die scooter te stappen en weg te rijden;
subsidiairhij op of omstreeks 20 maart 2024 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of AirPods en/of een pasjeshouder, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] /of een derde toebehoorde(n) door
(tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) helm(en) en/of (een) bivakmuts(en) en/of (een) mondstuk(ken), althans gezichtsbedekking droeg(en), met een scooter op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] af te rijden en/of vervolgens direct naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te lopen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen te tonen en/of op die [slachtoffer 1] te richten en/of op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of daarbij te roepen 'geef, geef nu' en/of 'nu! schiet op!' en/of 'schiet hem, schiet hem' en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bij de nek te grijpen/pakken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op het hoofd/gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in gevecht te raken, waarbij die [slachtoffer 1] het vuurwapen kon afpakken en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen terug te pakken en/of met dat vuurwapen (op de grond) te schieten en/of met dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of dat vuurwapen te herladen en/of
- (vervolgens) op die scooter te stappen en weg te rijden;
In de zaak met parketnummer 16/250259-25
hij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA en/of XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
- een hoeveelheid 2CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2CB,
- een hoeveelheid mefedron (4-MMC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende mefedron,
- een hoeveelheid amfetamine,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of 2CB en/of mefedron en/of amfetamine, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024088038, doorgenummerd pagina 1 tot en met 593. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 20 maart 2024, pagina 101 tot en met 104.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 20 maart 2024, pagina’s 131 tot en met 135.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 3 april 2024, pagina 189 tot en met 210.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Eenheid Landelijke Experise En Operaties met proces-verbaalnummer PL0600-2025379161, doorgenummerd pagina 1 tot en met 86 en de NFI-rapportages van 25 september 2025, in het digitale dossier opgenomen onder het kopje ‘Rapport NFI’, doorgenummerd pagina 1 tot en met 3, hierna aangehaald met de toevoeging (A). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 16 september 2025, pagina’s 11 tot en met 13.
7.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 25 september 2025,