ECLI:NL:RBMNE:2025:5305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
24/7630
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering compensatie kinderopvangtoeslag voor gedupeerden toeslagenaffaire

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en Dienst Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de weigering van Dienst Toeslagen om compensatie toe te kennen voor het jaar 2005, in het kader van de toeslagenaffaire. Het primaire besluit van 11 september 2023, waarin het verzoek om compensatie voor de jaren 2005 t/m 2019 werd afgewezen, werd door Dienst Toeslagen gehandhaafd in het bestreden besluit van 29 oktober 2024. Tijdens de zitting op 7 oktober 2025 heeft eiseres haar beroep beperkt tot het toeslagjaar 2005. De rechtbank heeft beoordeeld of Dienst Toeslagen terecht geen compensatie heeft toegekend. Eiseres stelde dat zij kinderopvangtoeslag had ontvangen, maar Dienst Toeslagen kon geen aanvraag voor het jaar 2005 vinden. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager ligt en dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7630
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Dienst Toeslagen, kantoor Utrecht

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] , mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van Dienst Toeslagen om compensatie toe te kennen voor het jaar 2005.
2. Met het besluit van 11 september 2023 (primaire besluit) heeft Dienst Toeslagen het verzoek om compensatie voor de jaren 2005 t/m 2019 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Dienst Toeslagen heeft gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van Dienst Toeslagen op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en E.J. Nyembokatumbwe als tolk.
6. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het besluit

7. Eiseres heeft zich bij Dienst Toeslagen gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2005 t/m 2019.
8. Dienst Toeslagen heeft in het kader van de integrale beoordeling geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiseres een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat eiseres volgens de gegevens van Dienst Toeslagen geen
kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en ontvangen over de jaren 2005 t/m 2019.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

9. Ter zitting heeft eiseres haar beroep beperkt tot toeslagjaar 2005. De
rechtbank dient te beoordelen of de Dienst Toeslagen over het jaar 2005 terecht geen compensatie heeft toegekend in de zin van artikel 2.1, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Dit doet zij aan de hand van de beroepsgrond van eiseres.
10. Eiseres voert aan dat zij in toeslagjaar 2005 kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Volgens Dienst Toeslagen is er in de systemen geen aanvraag kinderopvangtoeslag aangetroffen op naam van eiseres voor het jaar 2005. Dat deze aanvraag niet is aangetroffen, komt volgens eiseres doordat Dienst Toeslagen enkel heeft gezocht naar de jaren 2013 tot en met 2022. Dit blijkt uit een pagina uit het procesdossier waaruit bij de zoekterm parameters niet het jaar 2005 is weergegeven. Hierdoor heeft Dienst Toeslagen geen zorgvuldige integrale beoordeling uitgevoerd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Dienst Toeslagen het verzoek om compensatie afwijzen. De rechtbank stelt vast dat Dienst Toeslagen het besluit niet onzorgvuldig heeft voorbereid.
12. Dienst Toeslagen heeft, zo blijkt uit het dossier en de ter zitting gegeven toelichting, de relevante informatiesystemen doorzocht en daarbij is geen aanvraag van eiseres aangetroffen. In de informatiesystemen zijn ook geen gegevens terug te vinden over uitbetalingen van kinderopvangtoeslag of voorschotbeschikkingen over 2005. Tijdens de zitting heeft verweerder het informatiesysteem DAS laten zien en aangetoond dat ook daarin voor 2005 geen gegevens over eiseres’ kinderopvangtoeslag aanwezig zijn.
13. De bewijslast voor het recht op compensatie ligt bij de aanvrager. [1] Eiseres moet een begin van bewijs leveren en aannemelijk maken dat ze kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Met de door eiseres overgelegde foto’s heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat kwalificerende opvang is genoten en dat daarom wel degelijk aanspraak bestond op kinderopvangtoeslag. Ook is niet gebleken dat eiseres in 2005 met een stopzetting of terugvordering is geconfronteerd.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres dus geen recht heeft op compensatie op grond van artikel 2.1, van de Wht. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
15. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 36 151, nr. 3, pagina 72.