ECLI:NL:RBMNE:2025:5336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
16.125099.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige dochters

In de strafzaak tegen de verdachte, een vader, werd hij beschuldigd van seksueel misbruik van zijn twee dochters in de periode van 1998 tot 2007. De zaak werd behandeld op 30 september 2025, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van drie jaar eiste, waarvan één jaar voorwaardelijk. De verdediging vroeg om vrijspraak, wijzend op de twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de dochters. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de aangiften van de dochters, die elk verklaarden dat zij seksueel misbruikt waren door hun vader. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de dochters niet voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, en dat het tijdsverloop van meer dan 20 jaar een belangrijke factor was in de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er niet voldaan was aan het bewijsminimum. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16.125099.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 14 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 30 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M. Kamper;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M. Hoevers;
  • de gemachtigde van de benadeelde partijen: mr. P. van der Geest.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
1.
in de periode van 1 juni 1998 tot en met 2 maart 2006 te Nieuwegein,
primair:met zijn kind [minderjarige 1] , die de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, meermalen handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair:zijn kind [minderjarige 1] , geboren op [1994] , meermalen heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen;
2.
in de periode van 3 maart 2006 tot en met 2 maart 2007 te Nieuwegein,
primair:met zijn kind [minderjarige 1] , die de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair:zijn kind [minderjarige 1] , geboren op [1994] , meermalen heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.;
3.
in de periode van 1 juni 1998 tot en met 2 maart 2007 te Nieuwegein,
primair:met zijn kind [minderjarige 2] , die de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereik, meermalen handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
subsidiair:zijn minderjarige dochter [minderjarige 2] , meermalen heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 primair tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert dit op het informatief gesprek met [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), de informatie van de huisarts over [minderjarige 1] , de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
De officier van justitie eist dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een contactverbod voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en een proeftijd van 2 jaren.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte geheel vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De verdediging voert aan dat er aanleiding is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte door [minderjarige 1] en de verklaring van [minderjarige 2] . Ook heeft de verdediging gewezen op het tijdsverloop tussen de tenlastegelegde feiten en de afgelegde verklaringen. De getuigenverklaring van [getuige] vormt geen (steun)bewijs omdat de getuige alleen verklaart over wat [minderjarige 1] haar heeft verteld. De verklaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen over-en-weer niet als schakelbewijs worden gebruikt omdat de verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn. Ten slotte heeft de raadsman opgemerkt dat het van belang is dat de huisartsen, de school(juf) en andere hulpverleners waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de loop der jaren mee te maken hadden, geen melding hebben gedaan van (een vermoeden van) seksueel misbruik.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Het beoordelingskader
Volgens de wet (artikel 342 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) en de rechtspraak mag niet tot een bewezenverklaring gekomen worden als de door één getuige (meestal de aangeefster) genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ook niet als de rechter deze verklaring betrouwbaar vindt.
Dit betekent dat er naast de aangifte steunbewijs nodig is. Voor steunbewijs is het niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het (veronderstelde) slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige (meestal aangeefster) is. Waarnemingen die een getuige persoonlijk heeft gedaan, zoals waargenomen emoties kort na het vermeende misbruik, kunnen onder omstandigheden wél voldoende steunbewijs opleveren. (ECLI:NL:HR:2018:1117). Het tijdsverloop is daarbij relevant. Meestal gaat het om bewijsmiddelen waaruit emoties blijken die direct na het incident zijn waargenomen.
In deze zaak hebben de zussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ieder voor zich verklaard dat zij in de periode van 1998 tot 2007 seksueel zijn misbruikt door de verdachte (hun vader). De verdachte was getrouwd met de moeder van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en het gezin woonde destijds gezamenlijk in één huis. De verdachte heeft het seksueel misbruik ontkend.
In 2021 heeft [minderjarige 1] aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader en de politie heeft, naar aanleiding van de aangifte, een strafrechtelijk onderzoek opgestart. In 2024 zijn meerdere getuigen gehoord, waaronder [minderjarige 2] .
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 die betrekking hebben op [minderjarige 1]
Betrouwbaarheid verklaring [minderjarige 1]
(geboren op [1994] ) heeft in 2021, nadat een informatief gesprek had plaats gevonden, aangifte gedaan waarin zij verklaart dat zij van jongs af aan (sinds 1998) seksueel is misbruikt door haar vader.
Zij geeft daarbij - kort gezegd - aan dat zij één keer per week op zondag alleen met haar vader onder de douche ging en dat hij haar waste waarbij hij een stijve piemel kreeg die zij moest aaien en kusjes moest geven. Tijdens het wassen van haar haar voelde ze dan zijn piemel tegen haar kont. Ook sloeg hij met zijn piemel tegen haar wang als een spelletje. De piemel noemde ze daarbij een huisdier. Ze geeft aan dat er meer gebeurd is maar dat dat een zwart gat is en dat ze haar geheugen wat dat betreft niet vertrouwt.
Zij woonde toen dat gebeurde met haar jongere zusje [minderjarige 2] bij haar ouders in [woonplaats] . Dit misbruik duurde voort tot de scheiding van haar ouders in 2007.
De rechtbank heeft geen reden haar verklaring, waarin zij genuanceerd en gedetailleerd verklaart, als onbetrouwbaar aan te merken zoals door de verdediging is aangevoerd.
Onvoldoende steunbewijs
Uit het beoordelingskader volgt dat de rechtbank moet beoordelen of de belastende verklaringen van [minderjarige 1] voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is om de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastegelegde feiten dateren uit de periode van 1998 tot 2007. Er is dus sprake van tijdsverloop van meer dan 20 jaar. Dit betekent dat de verklaringen over wat er destijds zou zijn gebeurd steeds met behoedzaamheid moeten worden beoordeeld.
De verklaring van [minderjarige 2] levert, naar het oordeel van de rechtbank, geen steunbewijs op.
[minderjarige 2] verklaart in 2024 onder meer bij de politie over wat haar zus haar in 2019 heeft verteld over het gestelde misbruik van [minderjarige 1] door hun vader (pagina 50 en 63). De rechtbank oordeelt dat verklaring van [minderjarige 2] niet op eigen waarneming berust en dat haar verklaring voor wat betreft het misbruik van [minderjarige 1] alleen berust op wat [minderjarige 1] haar heeft verteld. De waarneming van [minderjarige 2] , dat zij heeft gezien dat [minderjarige 1] als zij uit de badkamer kwam heel duizelig was en dan met rust gelaten wilde worden, leidt voor de rechtbank – bij het ontbreken van nadere eigen waarnemingen van [minderjarige 2] – niet tot een ander oordeel.
De verklaring van [getuige] (vriendin van [minderjarige 1] ) levert, naar het oordeel van de rechtbank, evenmin steunbewijs op.
Deze getuige heeft in 2024 bij de politie verklaard, dat zij niet uit eigen waarneming over het gestelde misbruik verklaart, maar dat haar verklaring berust op hetgeen aangeefster haar 11 jaar geleden heeft verteld.
De getuige beschrijft weliswaar dat zij bij [minderjarige 1] een emotionele reactie heeft waargenomen - [minderjarige 1] lag alleen maar te huilen en hield haar heel stevig vast - maar deze door [getuige] waargenomen emoties bij [minderjarige 1] toen zij over het misbruik sprak (ongeveer in 2013) staan in een te ver verwijderd verband met hetgeen jaren eerder in de periode 1998 tot en 2007 zou zijn gebeurd om als steunbewijs te dienen.
Ook het overgelegde medische dossier waaruit blijkt dat [minderjarige 1] in 1998 bij de huisarts is geweest vanwege groene vaginale afscheiding en in de daarop volgende jaren dat zij last had van jeuk en buikpijn zijn onvoldoende steunbewijs, nu deze klachten op zich niet per definitie duiden op seksueel misbruik en de deskundigen daarover ook geen opmerking of melding maken.
Geen schakelbewijs
De rechtbank heeft zich vervolgens gebogen over de vraag of tot een bewezenverklaring kan worden gekomen door het gebruik van schakelbewijs, in die zin dat de verklaring van de ene zus over haar eigen misbruik voldoende ondersteuning biedt voor het gestelde misbruik van de andere zus. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
Enerzijds komt de verklaring van [minderjarige 2] over het door haarzelf ondergane misbruik op een aantal essentiële punten overeen met het misbruik dat [minderjarige 1] zegt te hebben ondergaan, zodanig dat gesproken kan worden van een specifieke en onderscheidende modus operandi. Anderzijds is sprake geweest van vooroverleg tussen de zussen en van tijdverloop die maken dat die verklaring in de zaak van [minderjarige 1] niet als schakelbewijs kan dienen. Blijkens het dossier hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] immers vanaf 2019 met elkaar gesproken over het gestelde misbruik vóórdat [minderjarige 1] in 2021 aangifte heeft gedaan en [minderjarige 2] drie jaar daarna, in 2024, haar verklaring heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat hun verklaringen onder deze omstandigheden niet bruikbaar zijn als schakelbewijs.
Nu er naast voornoemde verklaringen geen andere bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van [minderjarige 1] onvoldoende steun vindt, waardoor niet is voldaan aan het in de wet gestelde bewijsminimum.
Bij gebrek aan voldoende wettelijk bewijs zal de verdachte voor de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 dat betrekking heeft op [minderjarige 2]
De verdachte heeft het seksueel misbruik van [minderjarige 2] ontkend. De rechtbank oordeelt dat er, uitgaande van voornoemd beoordelingskader, voor het seksueel misbruik van [minderjarige 2] , onvoldoende steunbewijs is voor de door haar afgelegde verklaring. Nog daargelaten dat er vraagtekens kunnen worden gesteld bij de betrouwbaarheid van haar verklaring. [minderjarige 2] heeft immers verdergaand verklaard over het seksueel misbruik van [minderjarige 1] dan [minderjarige 1] zelf in haar aangifte heeft gedaan. De verklaring van [minderjarige 1] kan ook hier niet als schakelbewijs dienen, zoals hiervoor is uitgelegd.
Het gevolg daarvan is dat de rechtbank de verdachte ook van feit 3 zal vrijspreken.

4.Vordering benadeelde partij

8.1.
Vordering van de benadeelde partijen
[minderjarige 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten.
[minderjarige 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen in zijn geheel kunnen worden toegewezen.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen in zijn geheel dienen te worden afgewezen.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
[minderjarige 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [minderjarige 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de verdachte van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[minderjarige 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [minderjarige 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
-
verklaart niet bewezendat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [minderjarige 1] (feit 1 en 2)
  • verklaart [minderjarige 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [minderjarige 2] (feit 3)
  • verklaart [minderjarige 2]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. J.H.C van Ginhoven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 1998 tot en met 02 maart 2006 te
Nieuwegein,
met zijn kind,
[minderjarige 1] , geboren op [1994] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(meermaals, althans eenmaal)
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 1] , te weten
- het urineren over het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
- het aanraken van het lichaam van die [minderjarige 1] met zijn, verdachtes, penis en/of
- het doen laten betasten en/of kussen van zijn, verdachtes, penis door die
[minderjarige 1] en/of
- het met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het gezicht van die [minderjarige 1] slaan
en/of duwen en/of
- het zich doen laten aftrekken door die [minderjarige 1] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [minderjarige 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van
die [minderjarige 1] ;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 1998 tot en met 02 maart 2006 te
Nieuwegein, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
zijn kind,
[minderjarige 1] , geboren op [1994] ,
(meermaals, althans eenmaal)
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit
- het urineren over het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
- het aanraken van het lichaam van die [minderjarige 1] met zijn, verdachtes, penis en/of
- het doen laten betasten en/of kussen van zijn, verdachtes, penis door die
[minderjarige 1] en/of
- het met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het gezicht van die [minderjarige 1] slaan
en/of duwen en/of
- het zich doen laten aftrekken door die [minderjarige 1] en/of
- het betasten van de geslachtsdelen van die [minderjarige 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte bij het plegen van
voornoemde handelingen misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele
en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht van zijn positie als vader van die [minderjarige 1] , (mede) gelet op verdachtes
leeftijd en/of de minderjarige leeftijd van die [minderjarige 1] ,
in welke overwichtssituatie die [minderjarige 1] zich niet kon en/of durfde te verzetten
en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handeling(en) en/of aldus voor die
[minderjarige 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 03 maart 2006 tot en met 02 maart 2007 te
Nieuwegein,
met zijn kind,
[minderjarige 1] , geboren op [1994] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(meermaals, althans eenmaal)
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[minderjarige 1] , te weten
- het urineren over het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
- het aanraken van het lichaam van die [minderjarige 1] met zijn, verdachtes, penis en/of
- het doen laten betasten en/of kussen van zijn, verdachtes, penis door die
[minderjarige 1] en/of
- het met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het gezicht van die [minderjarige 1] slaan
en/of duwen en/of
- het zich doen laten aftrekken door die [minderjarige 1] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [minderjarige 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van
die [minderjarige 1] ;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de peridode van 03 maart 2006 tot en met 02 maart 2007 te
Nieuwegein, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
zijn kind,
[minderjarige 1] , geboren op [1994] ,
(meermaals, althans eenmaal)
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit
- het urineren over het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
- het aanraken van het lichaam van die [minderjarige 1] met zijn, verdachtes, penis en/of
- het doen laten betasten en/of kussen van zijn, verdachtes, penis door die
[minderjarige 1] en/of
- het met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het gezicht van die [minderjarige 1] slaan
en/of duwen en/of
- het zich doen laten aftrekken door die [minderjarige 1] en/of
- het betasten van de geslachtsdelen van die [minderjarige 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte bij het plegen van
voornoemde handelingen misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele
en/of geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht van zijn positie als vader van die [minderjarige 1] , (mede) gelet op verdachtes
leeftijd en/of de minderjarige leeftijd van die [minderjarige 1] ,
in welke overwichtssituatie die [minderjarige 1] zich niet kon en/of durfde te verzetten
en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handeling(en) en/of aldus voor die
[minderjarige 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 1998 tot en met 02 maart 2007 te
Nieuwegein,
met zijn kind,
[minderjarige 2] , geboren op [1997] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(meermaals, althans eenmaal)
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 2] , te weten
- het urineren over het lichaam van die [minderjarige 2] en/of
- het aanraken van het lichaam van die [minderjarige 2] met zijn, verdachtes, penis en/of
- het doen laten betasten en/of kussen van zijn, verdachtes, penis door die
[minderjarige 2] en/of
- het zich doen laten aftrekken door die [minderjarige 2] en/of
- het betasten van de anus van die [minderjarige 2] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de
vagina van die [minderjarige 2] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van
die [minderjarige 1] ;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 1998 tot en met 02 maart 2007 te
Nieuwegein ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter, [minderjarige 2] ,
geboren op [1997] , bestaande die ontucht hierin dat hij
(meermaals, althans eenmaal)
- heeft geürineerd over het lichaam van die [minderjarige 2] en/of
- het lichaam van die [minderjarige 2] heeft aangeraakt met zijn, verdachtes, penis en/of
- zijn penis heeft laten betasten en /of kussen door die [minderjarige 2] en/of
- met zijn (stijve) penis tegen het gezicht van die [minderjarige 2] heeft geslagen en/of
geduwd en/of
- zich heeft doen laten aftrekken door die [minderjarige 2] en/of
- de anus van die [minderjarige 2] heeft betast en/of
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [minderjarige 2] heeft
gebracht en/of
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [minderjarige 2] heeft gebracht en/of
gehouden
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )