Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een woning in [plaats]. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 430.000,- per 1 januari 2022, waarop eiseres bezwaar had aangetekend. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank vond de referentiewoningen in de matrix goed bruikbaar en concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiseres voerde aan dat de keuken en badkamer gedateerd waren en dat het duurzaamheidsniveau onder gemiddeld was, maar de rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn argumentatie dat deze factoren in de waardebepaling waren verdisconteerd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde gehandhaafd bleef. Er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.