ECLI:NL:RBMNE:2025:5396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/5192
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij woningsluiting door burgemeester

Op 8 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Almere. De burgemeester had op 4 september 2025 besloten om de woning van de verzoeker voor drie maanden te sluiten. De verzoeker heeft een voorlopige voorziening aangevraagd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is. De verzoeker heeft geen omstandigheden aangevoerd die de spoedeisendheid van zijn verzoek onderbouwen. Bovendien heeft hij pas op 10 september 2025, de dag van de sluiting, om de voorlopige voorziening gevraagd, terwijl het besluit al eerder was verzonden. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de verzoeker heeft aangegeven tijdelijk bij zijn moeder te gaan logeren, wat de spoedeisendheid van het verzoek verder ondermijnt.

De voorzieningenrechter heeft verder vastgesteld dat het bestreden besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat er geen ernstige twijfels zijn over de rechtmatigheid van het besluit. De verzoeker heeft geen overtuigende argumenten gepresenteerd die erop wijzen dat het besluit tijdens de bezwaarprocedure niet in stand zal blijven. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/5192

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en

de burgemeester van de gemeente Almere

Inleiding

1. Met het besluit van 4 september 2025 heeft de burgemeester gelast de woning van verzoeker aan de [adres] in [plaats] voor de duur van drie maanden te sluiten.
2. Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet
4. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Spoedeisend belang
6. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij hard geraakt zal worden als het sluitingsbevel standhoudt gelet op de situatie van de huizenmarkt. Als bijlage bij zijn verzoek heeft hij een brief van de verhuurder, Ymere, gestuurd, waarin gevraagd wordt aan verzoeker om zijn huur vrijwillig op te zeggen. Verder is volgens verzoeker van belang dat hij onder bewind staat en de bewindvoerder geen inkomsten heeft om verzoeker bij te staan.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van spoedeisend belang. Spoedeisendheid moet blijken uit de omstandigheden van het geval. Het enkele sluiten van de woning maakt niet dat daar sprake van is. Bij het verzoek heeft verzoeker geen omstandigheden aangevoerd waaruit spoedeisendheid blijkt. Ook de brief van Ymere waarin wordt aangekondigd dat verzoeker de huur van zijn woning moet opzeggen is daarvoor onvoldoende. De rechtbank heeft bij brief van 10 september 2025 gevraagd om nader te onderbouwen waarom er sprake is van spoedeisend belang. Hierop is geen antwoord gekomen. Ook vindt de voorzieningenrechter van belang dat pas op de dag dat de woning is gesloten, op 10 september 2025, een voorlopige voorziening is gevraagd, terwijl het besluit al op 4 september 2025 verzonden is. Daarbij is van belang dat de burgemeester telefonisch heeft toegelicht aan de griffier dat verzoeker bij het sluiten van de woning heeft gezegd dat hij bij zijn moeder zou gaan logeren. Verzoeker heeft op dit moment niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanige omstandigheden dat van verzoeker niet gevergd kan worden dat hij de uitspraak op het bezwaar afwacht.
Evident onrechtmatigheid
8. Omdat verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van de burgemeester evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit tijdens de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
9. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

10. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.