Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De kern van de zaak
De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vordering toewijsbaar is, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.De procedure
- de (ongenummerde) producties van [gedaagde partij] .
3.Waar de zaak over gaat
Staffordshire Bull Terriëren is geboren op [2020] . [gedaagde partij] is de fokker van [naam] .
Co-ownerschaps Overeenkomstvan 2 maart 2021 afspraken gemaakt over [naam] (hierna: de beheersregeling). Daarin zijn partijen (onder andere) overeengekomen dat [eisende partij] [naam] houdt als huishond en dat [gedaagde partij] [naam] mag gebruiken voor fokdoeleinden. [naam] woont sinds maart 2021 als huishond bij [eisende partij] en zijn gezin.
4.De beoordeling
zich niet houdt aan de overeengekomen afspraken. Oftewel wanneer er contractbreuk wordt gepleegt(sic).” [gedaagde partij] voert aan dat sprake is van contractbreuk omdat [naam] volgens hem te zwaar is terwijl in de beheersregeling is opgenomen dat [eisende partij] (citaat) “
verklaard dat hij: (…) zorgt dat bovengenoemde hond op gezond lichaamsgewicht/conditie is en blijft.” Volgens [gedaagde partij] woog [naam] begin juni 2025 bijna 15 kg terwijl zij een streefgewicht heeft van rond 11 – 12 kg. Dat streefgewicht volgt ook uit de door [gedaagde partij] overgelegde patiëntinformatie van Diergeneeskundig Centrum West. Daarin staat verder dat 13 kg een acceptabel maximaal gewicht is voor [naam] en dat zij te zwaar is geweest. Daartegenover stelt [eisende partij] dat een gezond gewicht tussen 10,9 en 15,4 kg is; ter onderbouwing daarvan wijst hij op informatie over dit hondenras op verschillende websites. Uit de door [eisende partij] overgelegde informatie van de dierenarts blijkt verder dat [naam] in ieder geval in de jaren 2021 tot en met januari 2025 ruim binnen die bandbreedte bleef, met een gewicht tussen de 12 en 13 kg.
gezond lichaamsgewicht/conditie” precies inhoudt. Aangezien op dit punt van [gedaagde partij] als fokker meer kennis van zaken mag worden verwacht dan van [eisende partij] , lag het op zijn weg om hierover concrete afspraken met [eisende partij] te maken, zeker gelet op het verstrekkende gevolg van een beroep op artikel 5 van de beheersregeling. Dit is in de afgelopen ruim vier jaar echter niet gebeurd, ook niet toen [gedaagde partij] kennelijk al enige tijd voor de dekking meende dat [naam] te zwaar was. Er bestaat op dit punt ook nu geen overeenstemming. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het onder deze omstandigheden op de weg van [gedaagde partij] lag om, als [naam] in zijn ogen te zwaar was, [eisende partij] mee te delen welk - duidelijk bepaald - gewicht [naam] diende te hebben en hem een concrete termijn te stellen waarbinnen dat gewicht moest worden bereikt, bij gebreke waarvan hij anders een beroep op artikel 5 van de beheersregeling zou doen. Dat geldt temeer omdat [naam] ’s gewicht de afgelopen jaren voldeed aan wat ook volgens [gedaagde partij] als acceptabel gewicht kan worden beschouwd. Ook dat heeft [gedaagde partij] niet gedaan. [gedaagde partij] heeft [naam] voor een dekking meegekregen en heeft haar vervolgens niet meer teruggegeven. Dit terwijl het gewicht van [naam] in de periode dat zij aan [gedaagde partij] werd meegegeven [1] al dalende was (ze was 13,3 kg op 10 juni 2025) en dus al rond het hiervoor genoemde acceptabele maximale gewicht was. Bovendien is de weging een momentopname en het enkele feit dat [naam] begin juni 2025 bijna 15 kg woog, brengt in het licht van het bovenstaande niet zonder meer met zich dat daarmee sprake was van de door [gedaagde partij] gestelde contractbreuk. Daarbij verdient opmerking dat uit het door [gedaagde partij] overgelegde “
Pdf overgewicht” blijkt dat het afvallen bij [naam] snel kan gaan. Ze woog op 27 juni 2025 al 12,1 kg.
5.De beslissing
binnen 72 uurna betekening van dit vonnis, tezamen met alle papieren en bescheiden die bij [naam] horen;