ECLI:NL:RBMNE:2025:5423

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/4528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

Op 24 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 25/4528. Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald. De zaak betreft een verzoeker die bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van de verweerder, dat op 21 juli 2025 is genomen. Dit besluit houdt in dat verschillende documenten openbaar gemaakt zullen worden, naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van een derde partij. Deze derde partij heeft aangegeven niet deel te nemen aan de procedure.

De verzoeker heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant gevraagd om de openbaarmaking van de documenten uit te stellen totdat op het bezwaar is beslist. Aangezien er meerdere verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn ingediend, is de rechtbank Midden-Nederland bevoegd om het verzoek van de verzoeker te behandelen. De rechtbank Oost-Brabant heeft het verzoek doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter wordt benadrukt dat het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening gepaard moet gaan met de betaling van griffierecht, zoals vastgelegd in artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval bedraagt het griffierecht € 194,-. De griffier heeft de verzoeker op 5 augustus 2025 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. De verzoeker heeft de nota op 13 augustus 2025 opgehaald, maar heeft het griffierecht niet voor de deadline van 19 augustus 2025 voldaan. Aangezien de verzoeker geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, kon de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk behandelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/4528

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , [plaats] , verzoeker

en

[verweerder] , verweerder

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2025 heeft de [verweerder] besloten over te gaan tot openbaarmaking van verschillende documenten die onder andere betrekking hebben op verzoeker. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van een derde. Deze derde heeft meegedeeld niet te zullen deelnemen aan deze voorlopige voorzieningenprocedure.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant verzocht om te bepalen dat openbaarmaking van de documenten die over hem gaan, achterwege zal blijven totdat op bezwaar is beslist.
Meerdere personen/bedrijven hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2025 en verzocht om een voorlopige voorziening. Bij de rechtbank Midden-Nederland is als eerste een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Daarom is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd om ook het verzoek van verzoeker te behandelen [1] en heeft de rechtbank Oost-Brabant het verzoek aan de rechtbank Midden-Nederland doorgestuurd.
In een brief van 31 juli 2025 heeft de [verweerder] bericht dat hij de volgende gedragslijn hanteert: de openbaarmaking van gegevens van diegenen die op tijd een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend, wordt uitgesteld totdat op bezwaar is beslist. Bij een afwijzend besluit op bezwaar zal de [verweerder] een uitgestelde openbaarmaking hanteren van twee weken.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2] Verzoeker heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [3] Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 194,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar de indiener niets aan kan doen.
4. De griffier heeft verzoeker op 5 augustus 2025 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker binnen twee weken moet betalen. Verzoeker heeft de nota op 13 augustus 2025 bij een […] -punt afgehaald. Hij had tot uiterlijk 19 augustus 2025 de tijd om het griffierecht te voldoen.
5. De griffier heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoeker heeft daarvoor geen geldige reden gegeven.
6. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het verzoek om een voorlopige voorziening is kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:8, eerste lid, in samenhang met artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83 van de Awb.
3.Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb.