ECLI:NL:RBMNE:2025:5427
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had verzocht om te bepalen dat de openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op haar, achterwege zou blijven totdat op bezwaar was beslist. Dit verzoek volgde op een besluit van verweerder van 21 juli 2025, waarin werd besloten tot openbaarmaking van verschillende documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Verzoekster had echter het griffierecht van € 385,- niet betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoek.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat indiener van een verzoek om voorlopige voorziening verplicht is het griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier had verzoekster op 26 juli 2025 een aangetekende brief gestuurd met de betalingsverplichting, maar verzoekster had de nota niet afgehaald en deze was teruggestuurd. Een tweede poging om de nota per gewone post te versturen op 22 augustus 2025 leidde ook niet tot betaling. Verzoekster heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.
Aangezien het griffierecht niet op tijd was betaald, kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk behandelen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 8:83 van de Awb.