ECLI:NL:RBMNE:2025:5428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/4561
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet open overheid

Op 24 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en verweerder, met zaaknummer UTR 25/4561. Verzoekers hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat verweerder op 21 juli 2025 heeft besloten tot openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op verzoekers, naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van een derde. Deze derde heeft aangegeven niet deel te nemen aan de procedure. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verweerder heeft aangegeven de openbaarmaking uit te stellen totdat op het bezwaar van verzoekers is beslist. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/4561

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster 1] en [verzoekster 2] te [plaats] , verzoekers,

gemachtigde: F.T.M. Peters,

en

[verweerder] , verweerder

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2025 heeft de [verweerder] besloten over te gaan tot openbaarmaking van verschillende documenten die onder andere betrekking hebben op verzoekers. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van een derde. Deze derde heeft meegedeeld niet te zullen deelnemen aan deze voorlopige voorzieningenprocedure.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant verzocht om te bepalen dat openbaarmaking van de documenten die over hen gaan, achterwege zal blijven totdat op hun bezwaar is beslist.
Meerdere personen/bedrijven hebben bezwaar gemaakt tegen het hiervoor genoemde besluit van 21 juli 2025 en verzocht om een voorlopige voorziening. Bij de rechtbank Midden-Nederland is als eerste een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Daarom is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd om ook het verzoek van verzoekers te behandelen [1] en heeft de rechtbank Oost-Brabant het verzoek aan de rechtbank Midden-Nederland doorgestuurd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2] Het verzoek wordt namelijk afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal dit oordeel hierna toelichten.
2. De [verweerder] heeft de voorzieningenrechter in zijn brief van 1 augustus 2025 bericht dat hij ten aanzien van dit besluit de volgende gedragslijn hanteert: de openbaarmaking van gegevens van diegenen die op tijd een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend, wordt uitgesteld totdat op bezwaar is beslist. Bij een afwijzend besluit op bezwaar zal de [verweerder] een uitgestelde openbaarmaking hanteren van twee weken.
3. Dit brengt met zich mee dat er op dit moment geen dreiging bestaat dat de [verweerder] overgaat tot openbaarmaking van de gegevens van verzoekers. Er is geen spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:8, eerste lid, in samenhang met artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83 van de Awb.