ECLI:NL:RBMNE:2025:5432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 23/6010
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na ingetrokken beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 15 oktober 2025, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster had op 7 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar van 21 april 2022, dat betrekking had op de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Op 22 januari 2024 heeft de Dienst Toeslagen alsnog op het bezwaar beslist en een verweerschrift ingediend. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank oordeelt dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder verplicht is om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek, maar zich niet inhoudelijk uitgelaten. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat het beroep terecht is ingesteld en dat zij bereid is het griffierecht en een proceskostenvergoeding te betalen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens is bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten
Eiseres heeft op 7 december 2023 beroep ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 21 april 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 22 januari 2024 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van verzoekster beslist en een verweerschrift ingediend.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank stelt vast dat verzoekster beroep heeft ingesteld op 7 december 2023 tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Met het besluit van 22 januari 2024 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van verzoekster beslist. Daarmee is verweerder tegemoetgekomen aan verzoekster.
4. Verweerder heeft weliswaar gereageerd op het verzoek van verzoekster van proceskosten, maar zich niet inhoudelijk uitgelaten over het verzoek. In het verweerschrift van 11 juni 2024 heeft verweerder te kennen gegeven dat het beroep terecht is ingesteld en bereid te zijn het griffierecht en een proceskostenvergoeding te betalen.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5)
6. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster kan zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. L.S. Lodder, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).