Uitspraak
1.De procedure
Beide gemachtigden hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Deze zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen besproken is tijdens de zitting.
2.Waar gaat deze zaak over?
arbeidsovereenkomst betreft en dat de opzegging van die overeenkomst daarom onregelmatig is. [verzoeker] berust in het ontslag en maakt aanspraak op betaling van een gefixeerde schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.De beoordeling
Als na de holistische weging het oordeel volgt dat de overeenkomst voldoet aan de vier vereisten, wordt de overeenkomst tussen de partijen gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst.
[onderneming] B.V. factureerde maandelijks het vast overeengekomen bedrag aan [verweerster] .
De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om uit te gaan van het overeengekomen bedrag in het kader van de overeenkomst van opdracht. Nu er geen loon is overeengekomen, geldt op grond van artikel 7:618 BW een gebruikelijk en bij gebreke daarvan een billijk loon. De kantonrechter heeft partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling gevraagd zich voor te bereiden op hun standpunten over de hoogte van het (gebruikelijke) loon. [verweerster] heeft zich voorafgaand aan de zitting uitgelaten en [verzoeker] heeft zich in zijn spreekaantekeningen hierover uitgelaten. [verzoeker] heeft geen aanknopingspunten gegeven voor een gebruikelijk dan wel billijk loon. Volgens [verweerster] is het gemiddelde bruto maandloon van de bij haar in loondienst werkzame accountants een bedrag van € 7.421,09. Dit betreft, zo is te zien op de door [verweerster] overgelegde loonstroken, een kaal bruto maandloon. Ook staat vast dat [verzoeker] zeer ervaren is en naast zijn werkzaamheden als registeraccountant ook een belangrijke begeleidende rol had op kantoor. Dat het loon van [verzoeker] , ook als hij meteen in loondienst zou zijn getreden, hoger zou zijn dan het gemiddelde loon op kantoor bij [verweerster] lijkt daarmee zeer waarschijnlijk. Omdat het gebruikelijk loon naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de door partijen beperkte gegeven informatie en het gebrek aan een CAO niet kan worden vastgesteld, moet worden bepaald wat een billijk loon is.
Het hoogste bruto maandloon van een accountant in de organisatie van [verweerster] is volgens haar op dit moment € 8.861,33. Dat heeft [verzoeker] niet betwist. Vermeerderd met 8% vakantietoeslag en een dertiende maand komt dat neer op een bedrag van € 10.367,75 bruto per maand. De kantonrechter vindt het billijk om uit te gaan van een bruto maandloon van € 10.367,75. De autokosten laat de kantonrechter daarbuiten, omdat een dergelijke vergoeding voor het aangaan van een leaseovereenkomst door een werknemer zelf niet past binnen een arbeidsovereenkomst. Wel zal de kantonrechter hier rekening mee houden bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding.
[verzoeker] maakt primair aanspraak op loon over de volledige duur van de overeenkomst die tot 1 januari 2026 zou duren. [verzoeker] stelt namelijk dat slechts is bedoeld een tussentijdse opzegtermijn van drie maanden overeen te komen na de verlenging van een jaar en de intentie om 5 jaar samen te werken. [verweerster] betwist dit en wijst erop dat de intentie van partijen ook was om vlot van elkaar af te kunnen en verwijst daarvoor naar een mail (van 16 oktober 2024) die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van [verweerster] aan [verzoeker] is verzonden. In die mail staat onder meer:
“Onze intentie is om een samenwerking van minimaal 5 jaar aan te gaan. Zoals [B (voornaam)] terecht opmerkte, blijven we niet bij elkaar als we elkaar niet meer leuk vinden. We hebben dit niet nader besproken. Hieronder mijn voorstel: In het kader van het beëindigen van de samenwerking stel ik voor om een opzegtermijn van 3 maanden aan te houden. Of in wederzijds overleg een kortere periode.”
“Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2025 en loopt van rechtswege af op 1 januari 2026. Partijen hebben de intentie om de samenwerking aan te gaan voor een periode van 5 jaar. Voor het opzeggen van deze overeenkomst nemen Partijen een opzegtermijn van 3 maanden in acht.”Uit de overeenkomst blijkt niet dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het eerste jaar van de overeenkomst en het vervolg en dat de opzegtermijn alleen zou gelden na verlenging na het eerste jaar. Voor zover hier toch onduidelijkheid over zou kunnen bestaan
,volgt voldoende uit het citaat uit de bovengenoemde mail waar [verweerster] naar verwijst dat ook is bedoeld snel afscheid van elkaar te kunnen nemen als de samenwerking niet bevalt en wordt dit ook in algemene zin benoemd als opzegtermijn. Overigens heeft [verzoeker] zich ook pas na wijziging van zijn verzoeken op dit standpunt gesteld en ging hij er dus zelf aanvankelijk ook vanuit dat de overeenkomst ook gedurende het eerste jaar tussentijds opzegbaar zou zijn. De kantonrechter kent daarom een vergoeding toe over de opzegtermijn van drie maanden.
€ 1.436,02 bruto bedraagt.