ECLI:NL:RBMNE:2025:5461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
16/104093-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met vrijheidsbeperkende maatregel en schadevergoeding

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel, namelijk een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 5 jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 oktober 2025, waarbij de verdachte, de officier van justitie, en de advocaten van zowel de verdachte als de benadeelde partij aanwezig waren. De tenlastelegging betrof een verkrachting die op 1 mei 2022 in Utrecht zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en dat deze steun vond in ander bewijs, zoals de emotionele toestand van de aangeefster en de verwondingen die zij had opgelopen. De rechtbank achtte het feit bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar voor verkrachting. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 12.894,80 toekende, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering tot gevangenneming van de verdachte af, omdat er geen gronden voor waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/104093-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1991] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 7 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. E.C.A. Bakker;
  • de advocaat van de verdachte: mr. A.J. Horenblas;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer ] ;
  • de advocaat van de benadeelde partij: mr. M. Veldman.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
op 1 mei 2022 in Utrecht [slachtoffer ] heeft verkracht.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Zij voert aan dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar is en dat deze steun vindt in ander bewijs.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van het feit. De verdachte ontkent het tenlastegelegde. Er hebben wel seksuele handelingen plaatsgevonden, maar dat is niet tegen de wil van de aangeefster of onder dwang gebeurd. Het dossier bevat volgens de verdediging ontlastende elementen. Verdachte heeft direct openheid gegeven en is niet eerder met politie in aanraking geweest voor zedenfeiten. Daarnaast hebben buren niets gehoord, zijn in de woning van aangeefster geen sporen van geweld gevonden en is geen afwijkend gedrag te zien op camerabeelden.
Daar staat tegenover dat de verklaring van aangeefster op onderdelen onvoldoende wordt ondersteund. Anders dan in het dossier naar voren komt, is er geen verdikking waar te nemen in het gezicht van aangeefster en is op de beelden geen versnelde pas te zien wanneer verdachte de woning verlaat.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat het feit is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen [1] :
-
de verklaring van de verdachte ter zitting:
U vraagt mij naar de seks met aangeefster [slachtoffer ] . We hebben orale seks gehad. We hebben meer dan één keer seks gehad. Ik zou het omschrijven als wat ruigere seks.
-
een proces-verbaal van bevindingen, informatief gesprek zeden d.d. 1 mei 2022, inhoudende als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren [2] :
Informatief gesprek met: [slachtoffer ] , geboren op [1994] te [geboorteplaats]
Datum en tijd gesprek: 1 mei 2022 om 09:20 uur
Hij begon een beetje aan me te zitten. Hij ging verder en toen wilde ik dat niet. Ik sloeg zijn hand wel. Hij had zijn arm om mijn middel. Toen trok hij mij naar de bank. Ik probeerde weg te komen. Maar hij trok mijn broek uit. Ik heb gezegd dat ik dit niet wilde en dat hij moest stoppen. Ik heb geprobeerd me te verzetten. Ik ben van de bank af gekomen, hij heeft me naar de grond gewerkt. Mijn broek was inmiddels al uit. Ik bleef zeggen dat hij moest stoppen. Dat lukt niet, eigenlijk het hele huis door gesleept, klappen gevangen, keel dicht geknepen.
Toen heeft hij geprobeerd om zijn lul in mijn mond te krijgen. Ik draaide mijn hoofd weg. Hij heeft mijn keel dichtgeknepen. Ik probeerde lucht te krijgen. Op het moment dat ik geen lucht kreeg heb ik mijn mond open gedaan. Hij heeft geprobeerd zijn lul toen naar binnen te krijgen. Op een bepaald moment is hij gestopt en heeft zijn piemel bij mij er in gestopt. Hij heeft mij al die tijd vast gehouden. Hij stopte op een bepaald moment en ging naast mij liggen. Ik vroeg aan hem of hij klaar was en weg wilde gaan Hij was nog niet klaar. Toen ging het nog een keer. Hij heeft nog een keer zijn piemel bij mij naar binnen gedaan. In mijn vagina.
Mijn enkel is dik en doet pijn, mijn knieën liggen open, mijn polsen doen zeer, nek, rug, arm.
-
een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 mei 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer ] [3] :
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Op 1 mei 2022 bij mij thuis in [wijk] .
Zijn hand begon toen al naar andere plekken te gaan, dit was naar mijn been, mijn rug en mijn borst. Ik weigerde dat hij mijn borsten aanraakte en heb gezegd dat ik dat niet wilde. Hij probeerde met zijn hand wederom bij mijn borst te komen en bij mijn bovenbeen wilde hij ook steeds verder. Ik heb dat steeds geweigerd. Hij heeft zijn linkerarm om mijn middel gedaan. Allebei zijn armen zaten om mij heen. Hij heeft mij vastgehouden en mijn broek uitgetrokken. Hij heeft mij op de grond gegooid. Ik krijg ondertussen klappen en hij pakt mij bij de keel vast. Hij probeert mij weer naar de grond te krijgen. Ik krijg vuistslagen in mijn gezicht. Hij probeerde mijn benen uit elkaar te trekken. Hij heeft geprobeerd zijn vingers naar binnen te werken, dat is niet gelukt. Hij heeft mij met de vlakke hand in mijn gezicht geslagen en mij in mijn keel geknepen. Ik val met mijn rug op de salontafel. Hij zegt dat ik mee moet werken en doen wat hij zegt. Hij zei ga je nu wel luisteren. Hij probeerde zijn piemel in mijn vagina te doen. Hij pakt mij bij mijn enkels, waardoor ik viel. Hij gooide mij op mijn bed. Hij doet het condoom om en probeert zijn piemel in mijn mond te stoppen. Met een hand heeft hij mijn keel vast en met de andere hand probeert hij in mijn mond te komen om die te openen. Hij duwt mijn benen uit elkaar en probeert zijn piemel in mijn vagina te stoppen. Dat lukt hem.
-
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2022, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [4] :
Op 1 mei 2022 omstreeks 07:15 uur werden wij gezonden naar het adres [adres] te [woonplaats] . Aldaar zou door de bewoonster gemeld zijn dat zij de afgelopen nacht verkracht zou zijn.
Wij zagen dat [slachtoffer ] rode ogen had alsof zij net gehuild had. Wij hoorden haar zeggen dat zij vermoedelijk een verwonding op haar rug had opgelopen. Wij zagen dat [slachtoffer ] moeite had om de situatie verder te vertellen, wij zagen dat zij erg emotioneel werd.
-
een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 1 mei 2022, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [5] :
Op 1 mei 2022 omstreeks 07:35 uur betraden we de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Wij hoorden dat [slachtoffer ] tegen ons zei dat haar rug erg zeer deed. Wij zagen op het midden van haar rug, van links naar rechts, een rode kras lopen van ongeveer vijftien centimeter lang. Wij zagen dat een deel van de huid van haar rug in deze kras kapot was. Wij zagen aan de achterzijde van haar rechterbovenarm, ter hoogte van haar oksel, dat haar huid rood van kleur en geïrriteerd was. We zagen ook op de voorzijde van haar nek een rode kras.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
3.3.2.1. Bewijs in zedenzaken
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte kan dat de beantwoording van de bewijsvraag ingewikkeld maken. Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet alleen worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring moet er dan ook sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer.
Betrouwbaarheid
In zedenzaken dient de rechtbank eerst te toetsen of de verklaring van de aangever betrouwbaar is en derhalve bruikbaar is voor het bewijs. Dit doet zij door de verklaringen te toetsen op onder meer consistentie, volledigheid en authenticiteit.
Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van verklaringen besteedt de rechtbank ook aandacht aan eventuele inconsequenties. Wel merkt zij daarbij op dat het enkele feit dat verklaringen op punten van elkaar verschillen, of dat daarin zelfs tegenstrijdigheden voorkomen, die verklaringen niet per definitie onbetrouwbaar maken. Het gaat erom of de verklaringen op voor de tenlastelegging relevante onderdelen, dus de seksuele handelingen en de dwang, consistent zijn.
Steunbewijs
Als de rechtbank tot de conclusie komt dat een verklaring van een aangever gebruikt kan worden voor het bewijs, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of de verklaring steun vindt in overig bewijs. Steunbewijs kan bijvoorbeeld worden gevonden in de gemoedstoestand van een aangever na het tenlastegelegde feit. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde opleveren. Hierbij is niet vereist dat de gedraging zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen de verklaring van de aangever en het overige bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat. Dit moet worden beoordeeld op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Wanneer de verklaring betrouwbaar is en ook voldoende steun vindt in ander bewijs, moet tot slot worden bekeken of er contra-indicaties zijn op grond waarvan de rechtbank er desondanks toch niet van overtuigd is dat het feit is begaan door de verdachte.
Dwang
Omdat de beschuldiging gaat over een verkrachting die heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven (in werking getreden op 1 juli 2024), is op de beschuldiging het oude artikel 242 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing. Voor de beoordeling of er sprake is van verkrachting, dient de rechtbank hier het bij dat artikel behorende beoordelingskader toe te passen. Voor de vaststelling van dwang in de zin van artikel 242 Sr (oud) dient sprake te zijn van (bedreiging met) geweld en/of andere feitelijkheden, wat heeft geleid tot het ondergaan van handelingen die het slachtoffer zonder (de dreiging van) dat geweld of die feitelijkheden niet zou hebben verricht of laten gebeuren. Vastgesteld moet worden dat er sprake is van seks tegen de wil van het slachtoffer.
3.3.2.2. Toepassing van het kader
Op 1 mei 2022 is de verdachte bij de aangeefster thuis geweest. Dat er sprake is geweest van seksueel contact, staat vast: zowel de aangeefster als de verdachte hebben dit verklaard. De verklaringen lopen sterk uiteen over de vraag of verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, en dus heeft verkracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster en acht deze betrouwbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat zij consistent en consequent heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De aangeefster heeft daarnaast gedetailleerd verklaard over de manier waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in haar woning. Zij heeft beschreven welke handelingen de verdachte bij haar heeft uitgevoerd, waar het heeft plaatsgevonden en met welke mate van geweld dit gebeurde. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverloop tussen de vermeende verkrachting en de melding bij de politie en haar eerste verklaring ook bijdraagt aan de authenticiteit en betrouwbaarheid. De aangeefster heeft een half uur nadat de verdachte haar woning verliet, de politie gebeld en direct melding gemaakt van verkrachting. Diezelfde ochtend heeft zij meteen haar eerste verklaring afgelegd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de aangeefster steun vindt in andere bewijsmiddelen. De agenten die vlak na de melding ter plaatse komen zien dat aangeefster erg emotioneel was en lastig uit haar woorden kwam. Ze zagen ook dat haar ogen rood waren, vermoedelijk van het huilen. De rechtbank vindt niet dat het aannemelijk is geworden dat deze emoties mogelijk een andere oorzaak hadden, bijvoorbeeld dat zij later speet kreeg of dat zij de ruigheid mogelijk niet gewilde had, zoals door de verdediging is betoogd. Daarvoor vindt de rechtbank met name relevant dat aangeefster direct met de politie heeft gebeld en de mate van de waargenomen emotie (erg emotioneel en moeilijk uit haar woorden), hetgeen niet past bij het later spijt krijgen of dat ze toch de ruigheid niet had gewild. Ook had de aangeefster letsel dat past bij haar verklaring over het geweld. Zij had rode plekken op haar lichaam en een grote kras op haar rug.
De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor een bewezenverklaring. Dat er geen sporen van geweld in de woning zijn aangetroffen, betekent niet dat de verkrachting niet plaats kan hebben gevonden. Uit de verklaringen van aangeefster volgt namelijk niet dat het door de verkrachting een enorme rommel in de woning moet zijn geworden. Het ogenschijnlijk normale gedrag van verdachte op camerabeelden voorafgaand en na de verkrachting, sluit de verkrachting zelf ook niet uit. Datzelfde geldt voor het blanco strafblad op het gebied van zeden.
Gelet op de verklaring van de aangeefster, de toestand waarin de verbalisanten haar kort nadat verdachte was vertrokken aantroffen en de bij haar geconstateerde letsels staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden en dat zij door de verdachte is gedwongen tot het ondergaan van deze handelingen. De dwang bestond onder meer uit het op de aangeefster toegepaste geweld: het slaan, het vasthouden van de keel en het duwen en gooien op de grond.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 01 mei 2022 te Utrecht
door geweld,
iemand, te weten [slachtoffer ] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam immers heeft
hij, verdachte,
- het lichaam van die [slachtoffer ] betast en
- zijn vingers in de vagina of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer ] gebracht
en
- zijn vingers in de mond van die [slachtoffer ] gebracht en
- meermaals zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer ] gebracht of
geduwd
bestaande het geweld hierin dat hij, verdachte,
terwijl die [slachtoffer ] meermalen tegen verdachte heeft gezegd het niet
te willen en verdachte heeft gesommeerd te stoppen,
- die [slachtoffer ] meermaals om haar middel en aan haar armen heeft vastgepakt
en vastgehouden en
- die [slachtoffer ] meermaals in het gezicht heeft geslagen met de vlakke
hand en
- die [slachtoffer ] meermaals op de grond heeft geduwd en gegooid en
- die [slachtoffer ] ten val heeft gebracht en
- die [slachtoffer ] op de salontafel heeft gegooid en
- die [slachtoffer ] haar kleding heeft uitgetrokken en
- die [slachtoffer ] meermaals bij de keel heeft vastgepakt en met kracht de
keel van die [slachtoffer ] heeft dichtgeknepen en
- die [slachtoffer ] op het bed heeft geduwd en gegooid en
- die [slachtoffer ] op de billen heeft geslagen en
- meermaals die [slachtoffer ] haar benen (met kracht) uit elkaar geduwd en haar (met
kracht) op haar rug heeft gedraaid en
- tegen die [slachtoffer ] gezegd dat zij moet meewerken en dat zij moet doen wat hij zegt
en “ga je nu wel luisteren?!”, althans woorden van gelijke dwingende aard en/of strekking..
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
verkrachting.
4.2
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf en/of maatregel

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden kort gezegd een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer ] en een locatieverbod voor de wijk [wijk] in Utrecht.
De officier van justitie eist dat de bijzondere voorwaarden direct na de uitspraak van het vonnis ingaan.
Daarnaast eist de officier van justitie dat aan de verdachte wordt opgelegd:
- een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van 5 jaar, te vervangen door 2 weken hechtenis voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van 6 maanden hechtenis.
De officier van justitie eist dat deze maatregel direct na de uitspraak ingaat.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank bij de uitspraak de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt, verzoekt de advocaat van de verdachte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ten aanzien van het door de officier van justitie gevorderde contactverbod bestaan geen bezwaren, maar de verdediging meent dat er geen noodzaak is voor het opleggen van een locatieverbod. Ook verzoekt de advocaat van de verdachte dat de vordering gevangenneming wordt afgewezen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij het vaststellen van de duur daarvan rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van de aangeefster. Tijdens een nachtelijke afspraak heeft de verdachte de grenzen van de aangeefster overschreven, nadat zij al meerdere malen had geweigerd mee te gaan in zijn bedoelingen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn fysiek sterkere positie om op gewelddadige en laffe wijze zijn lusten te bevredigen, ten koste van de aangeefster. Door zo te handelen heeft de verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangeefster. De impact die deze nare gebeurtenis op de aangeefster heeft gemaakt en de gevoelens van angst en onveiligheid die bij haar zijn veroorzaakt, zijn duidelijk naar voren gekomen in de slachtofferverklaring die zij op zitting heeft voorgelezen. De verdachte heeft hier duidelijk niet bij stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften en verlangens boven de belangen van de aangeefster geplaatst.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank dat niet strafverzwarend of strafverminderend mee.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 31 juli 2024. De reclassering heeft geconcludeerd dat er wegens het ontbreken van een actueel delictpatroon, de ontkenning van het delict en het ontbreken van aanwijsbare risicofactoren en hulpvragen, onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het opstellen van een plan van aanpak voor de verdachte. Zij adviseren om bij een veroordeling aan de verdachte een contactverbod met de aangeefster op te leggen en locatieverbod voor de wijk [wijk] in Utrecht.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor verkrachting is 24 maanden gevangenisstraf. Indien er sprake is van verkrachting met geweld, is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 36 maanden.
Alles afwegende en rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in het bewezenverklaarde feit of de persoonlijke omstandigheden in beginsel geen reden om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van 36 maanden. Wel past zij enige strafvermindering toe wegens het tijdsverloop. De zaak dateert uit 2022 en staat na drie jaar pas op zitting.
De rechtbank legt daarom aan de verdachte een gevangenisstraf van 32 maanden op. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat zij geen aanleiding ziet om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel volstaat naar het oordeel van de rechtbank om herhaling te voorkomen.
Een vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr)
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de zin van artikel 38v Sr. De rechtbank zal voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer ] , geboren op [1994] in [geboorteplaats] .
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van vijf jaar. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van vier weken, met een maximale totale duur van zes maanden.
Het geëiste locatieverbod gaat volgens de rechtbank te ver, zij ziet geen redenen om dit verbod op te leggen voor de wijk [wijk] . De officier van justitie heeft niet onderbouwd waarom naast een contactverbod ook een deze vergaande beperking voor een hele wijk moet worden opgelegd.
De rechtbank zal niet bepalen dat deze maatregel direct na de uitspraak ingaat. Daarvoor is vereist dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of personen. De officier van justitie heeft in het geheel niet onderbouwd dat hiervan sprake is en de rechtbank kan dit niet uit het dossier of het strafblad van de verdachte afleiden.
Afwijzen bevel gevangenneming
Hoewel in dit vonnis bewezen wordt geacht dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft begaan en aan de verdachte een gevangenisstraf van lange duur wordt opgelegd, ziet de rechtbank momenteel geen grond(en) voor het bevelen van de gevangenneming van de verdachte. De officier van justitie heeft dat verder ook niet onderbouwd.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte af, vanwege het ontbreken van gronden.
Tenuitvoerlegging van de straf
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partij(en)
[slachtoffer ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 43.838,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 30.000,- aan immateriële schade en € 13.838,20 aan materiële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ticket Thailand, € 1.145,97
- personal training in Thailand, € 1.327,00
- behandeling bij [organisatie] voor coaching en personal training, € 2.180,-
- eigen bijdragen van de jaren 2022-2025 en niet vergoede ziektekosten van de jaren 2022 en 2023, € 4.890,43
- nieuw bed, € 1.794,80
- PM, € 2.500,-
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot het bedrag van € 27.692,23 (bestaande uit € 12.692,23 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft toegelicht dat het vliegticket naar Thailand geen rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit en dat voor de hoogte van de immateriële schade is aangesloten bij de Rotterdamse schaal en vergelijkbare zaken.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en als de rechtbank dit zou volgen zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen dan stelt de advocaat van de verdachte zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot het materiële deel grotendeels moet worden afgewezen, met uitzondering van de ziektekosten tot een bedrag van € 1.100,-. Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht deze te matigen tot maximaal € 7.000,-.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor de volgende materiële posten: het ticket naar Thailand, de personal training en de behandeling bij [organisatie] . Het is onvoldoende onderbouwd waarom deze gevorderde posten als rechtstreekse schade moeten worden beschouwd. Uit de vordering volgt dat de benadeelde partij een behandeling heeft gevolgd bij psycholoog [psycholoog] (welke kosten in ieder geval voor vergoeding in aanmerking komen) en dat die op 17 augustus 2023 tot de conclusie kwam dat er geen sprake meer was van PTSS. Het is in dat licht niet onvoldoende duidelijk of de hiervoor genoemde kosten wel een rechtstreeks verband hebben met het strafbare feit en of deze kosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen. De advocaat van de verdachte heeft dat ook gemotiveerd betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen en daar nader over de te discussiëren levert een onevenredige belasting van het strafgeding op De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De gevorderde ziektekosten worden door de rechtbank geschat en toegewezen tot een bedrag van
€ 1.100,-. Voor het overige deel heeft de rechtbank dezelfde vragen als de advocaat van de verdachte ten aanzien van welke kosten precies rechtstreekse schade zijn van het bewezenverklaarde feit. Ook hier geldt dat het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Met betrekking tot de overige kosten wordt de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De gevorderde kosten voor een nieuw bed worden geheel toegewezen tot een bedrag van € 1.794,80. De rechtbank ziet hier een voldoende rechtstreeks verband met het strafbare feit, dat immers ook in het bad van de benadeelde partij heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard voor de toekomstige kosten (PM kosten) omdat niet zeker is of en, zo ja, in welke omvang, deze schade zich zal voordoen. De vordering kan voor dat deel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade voor een bedrag van € 2.894,80 voor vergoeding in aanmerking komt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade wanneer de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit is aangetast in de persoon. In de toelichting op de vordering staan voldoende concrete gegevens om te concluderen dat sprake is van zo’n aantasting, gezien de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor aangeefster. De benadeelde partij heeft een brief van GZ-psycholoog [psycholoog] overgelegd waaruit blijkt dat bij aangeefster een posttraumatische stressstoornis is ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde feit, en dat zij zich daarvoor onder behandeling heeft gesteld.
Deze aantasting in de persoon betreft schade die het directe gevolg is van het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer ] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.894,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022.
Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 99 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en maatregel zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikelen 36f, 38v en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4. is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1. is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 32 (tweeëndertig) maanden;
een vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr)
- legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
-beveelt dat de verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer ] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) wekenvoor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
- stelt vast dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer ]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer ] toe tot een bedrag van € 12.894,80;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer ] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer ] aan de Staat € 12.894,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 99 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Afwijzen vordering gevangenneming
- wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. G. Schnitzler en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van der Steege, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 mei 2022 te Utrecht
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
iemand, te weten [slachtoffer ] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam immers heeft
hij, verdachte,
- het lichaam van die [slachtoffer ] betast en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer ] gebracht
en/of
- zijn vinger(s) in de mond van die [slachtoffer ] gebracht en/of
- ( meermaals) zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer ] gebracht en/of
geduwd en/of gehouden
bestaande het geweld en/of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met
geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
terwijl die [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal, tegen verdachte heeft gezegd het niet
te willen en/of verdachte heeft gesommeerd te stoppen,
- die [slachtoffer ] (meermaals) om haar middel en/of aan haar arm(en) heeft vastgepakt
en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer ] (meermaals) in het gezicht heeft geslagen en/of gestopt met de vlakke
hand en/of de gebalde vuist en/of
- die [slachtoffer ] (meermaals) op de grond heeft geduwd en/of gegooid en/of
- die [slachtoffer ] ten val heeft gebracht en/of
- die [slachtoffer ] op de salontafel heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer ] haar kleding heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer ] (meermaals) bij de keel en/of nek heeft vastgepakt en/of (met kracht) de
keel van die [slachtoffer ] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer ] op het bed heeft geduwd en/of gegooid en/of
- die [slachtoffer ] op de bil(len) en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- ( meermaals) die [slachtoffer ] haar benen (met kracht) uit elkaar geduwd en/of haar (met
kracht) op haar rug heeft gedraaid en/of
- tegen die [slachtoffer ] gezegd dat zij moet meewerken en/of dat zij moet doen wat hij zegt
en/of “ga je nu wel luisteren?!”, althans woorden van gelijke dwingende aard en/of
strekking.

Voetnoten

2.Pagina 54 e.v.
3.Pagina 59 e.v.
4.Pagina 26 e.v.
5.Pagina 30 e.v. (met fotobijlage)