ECLI:NL:RBMNE:2025:5487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
16.409914.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor woningoverval, maar veroordeling voor drugshandel en witwassen

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder een woningoverval en drugshandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verdenking van woningoverval, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De officier van justitie en de verdediging kwamen tot dezelfde conclusie, waardoor de rechtbank dit niet verder motiveerde. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan de handel in harddrugs en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van ruim 26 maanden actief was in de drugshandel, waarbij hij een aanzienlijke voorraad harddrugs in zijn woning had. Daarnaast had hij een geldbedrag van 13.000 euro en diverse designergoederen in zijn bezit, waarvan de rechtbank oordeelde dat deze afkomstig waren uit de drugshandel. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 242 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens werd er een taakstraf van 480 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die na zijn schorsing zijn leven weer op de rails leek te hebben.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16.409914.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 21 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2003] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats]
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 7 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. L.A. Lepoutre;
  • de advocaat van de verdachte: mr. F.M.R. Ilahibaks (waarnemend voor mr. Wortel).

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 4 november 2024 te Utrecht samen met anderen heeft ingebroken in de woning van [benadeelde] en een autosleutel heeft gestolen, waarbij [benadeelde] is bedreigd met een vuurwapen;
feit 2
in de periode van 26 oktober 2023 tot en met 6 januari 2025 te Utrecht, samen met een ander, heeft gehandeld in cocaïne en MDMA en 3-MMC;
feit 3
op 7 januari 2025 te Utrecht opzettelijk 709,23 gram cocaïne en 23,93 gram MDMA voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 7 januari 2025 te Utrecht een geldbedrag van 13.000 euro en diverse designerkleding/goederen heeft witgewassen.
De volledige tekst van de beschuldiging (
tenlastelegging) staat in bijlage bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

Vrijspraak feit 1
3.1.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit niet kan worden bewezen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat de verdachte een rol heeft gehad bij de woningoverval. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de verdachte vrij te spreken van feit 1.
De raadsman van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit en aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om betrokkenheid van de verdachte vast te stellen bij de woningoverval. De verdachte heeft verklaard dat hij er niet bij was en er ook niets mee te maken heeft gehad.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat feit 1 niet is bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De officier van justitie en de verdediging komen tot dezelfde conclusie, zodat de rechtbank dit niet verder zal motiveren.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 2, 3 en 4 heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de feiten 2 tot en met 4 gebaseerd zijn op onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen. De woning van de verdachte had op 7 januari 2025 niet doorzocht mogen worden omdat van een redelijk vermoeden van schuld geen sprake was. De verdenking was destijds enkel gebaseerd op telefoonverkeer van de verdachte, toen de locatiegegevens van de telefoon nog niet bekend waren. Er is volgens de verdediging sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Het bewijs dat vervolgens resteert is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, waardoor primair wordt verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken.
Subsidiair stelt de advocaat van de verdachte zich op het standpunt dat de pleegperiode van feit 2 verkort moet worden in die zin dat deze aanvangt per 14 november 2024. De verdachte heeft verklaard dat de in zijn huis aangetroffen drugs en dealtelefoon niet van hem waren, maar dat hij voor een korte periode als waarnemer heeft opgetreden toen een vriend op vakantie was. De verdachte heeft van die vriend een telefoon en de drugs gekregen zodat hij de handel kon voortzetten.
Ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen merkt de advocaat subsidiair op dat
€ 1.000 euro afkomstig is van de drugshandel. Het overige bedrag heeft de verdachte zelf gespaard. De verdachte heeft hiervoor gekozen omdat hij met contant geld beter het overzicht kan houden over zijn uitgaven.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Overweging ten aanzien van de rechtmatigheid van het bewijs
De rechtbank stelt vast dat er tijdens de nacht van de overval op 4 november 2024 telefonisch contact was tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] .
Verder staat vast dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] een aantal jaren eerder, in 2020, samen zijn veroordeeld voor het plegen van een woningoverval.
In de nacht van 4 november 2024 vond er ook woningoverval plaats waarbij gebruik werd gemaakt van een vuurwapen. Dit is een ernstige verdenking. De feiten en omstandigheden zoals op dat moment in die nacht bekend, waren voldoende om tot een redelijk vermoeden van schuld te komen ten aanzien van de verdachte. Hetgeen vervolgens bij het binnentreden en de daarop volgende doorzoeking is aangetroffen is dan ook op rechtmatige wijze verkregen en zal voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank oordeelt dat de feiten 2, 3 en 4 zijn bewezen.
Ten aanzien van feit 3 stelt de rechtbank vast dat de verdachte dit feit heeft bekend. De raadsman heeft, buiten het rechtmatigheidsverweer, geen vrijspraak bepleit voor dit feit. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
De verklaring van de verdachte
Het klopt dat ik eind 2024 een handel in harddrugs heb overgenomen. Het klopt dat er een lading drugs bij mij is aangetroffen. Ik deed het allemaal zelf. De politie heeft een [naam] -lijn bij mij aangetroffen. Het klopt dat ik die telefoon heb overgenomen. De rechtbank houdt mij de op de tenlastelegging opgenomen hoeveelheden aangetroffen drugs voor. Ik zeg dat die hoeveelheden kloppen. [2]
Proces-verbaal van doorzoeking
Op 7 januari 2025 omstreeks 6:00 uur, werd [verdachte] aangehouden in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Hij staat op dit adres ingeschreven.
Doorzoeking
Aansluitend aan de aanhouding werd de woning doorzocht. Er werden verschillende goederen inbeslaggenomen die, allemaal op de kamer van [verdachte] gevonden werden. [3]
In het ladenblok in het middelste deel van de kledingkast op de kamer van [verdachte] , werd in de
bovenste lade tussen kleding een stapel bankbiljetten aangetroffen. Deze bankbiljetten zaten in stapeltjes verpakt met een elastiekje eromheen. De stapel werd geteld en bestond uit drie stapeltjes van duizend euro in biljetten van vijftig en twintig euro. In totaal was het drieduizend euro.
Achter de onderste lade van hetzelfde ladenblok werd (naast vermoedelijk verdovende middelen) nog een stapel geld aangetroffen. Het geld was op een vergelijkbare wijze verpakt als de andere stapel. Een stapel bankbiljetten die bestond uit kleinere stapeltjes met een elastiekje eromheen. De stapel werd geteld en bestond uit tien stapeltjes van duizend euro in biljetten van tweehonderd, honderd en vijftig euro. In totaal was het tienduizend euro. [4]
Proces-verbaal van bevindingen
In onderzoek Schip werd een Samsung Galaxy A22 in beslag genomen onder verdachte [medeverdachte] , hij bleek ook de gebruiker te zijn. De Samsung bleek een dealer telefoon te zijn waarin gesprekken stonden die wezen op het handelen in verdovende middelen. Op de Samsung werd een gesprek aangetroffen tussen [A] (gebruiker van de telefoon) en ‘ [B] ’. Dit gesprek vond plaats op 14 november 2024. In dit gesprek geeft [A] aan dat hij niet meer in Nederland is. Vervolgens geeft [A] het nummer van een maatje van hem door die [B] kan bereiken totdat hij weer terug is de 26e. Het nummer van het maatje dat werd doorgegeven was [telefoonummer verdachte] . Het telefoonnummer [telefoonummer verdachte] bleek gekoppeld te zijn aan de Apple iPhone 13, in gebruik bij verdachte [verdachte] . Het telefoonnummer was gekoppeld een WhatsApp Business account met de naam ' [Whatsapp Business account] ’, dit account was gekoppeld aan de iPhone 13.
Ik zag dat, onder andere, de volgende user accounts gekoppeld waren aan de telefoon:
Telegram
Name: [Telegram naam verdachte]
Name: [Telegram naam 1]
Name: [Telegram naam 2] [5]
Proces-verbaal van bevindingen
In dit proces-verbaal beschrijf ik de resultaten van het onderzoek van de telefoon waarvan de
gegevens hieronder vermeld staan. Dit onderzoek is aanvullend op het onderzoek genoemd in onderzoek in iPhone 13 telefoon [verdachte] .
Gegevens telefoon:
Merk: Apple, Type: iPhone 13, Telefoonnummer [Telegram naam 2]
Telegram: [Telegram naam verdachte] , [Telegram naam 1] , [Telegram naam 2] [6]
Ik zag dat de gebruiker van de telefoon onder drie verschillende telegramnamen had gewerkt. Ik zag dat onder de telegramnaam [Telegram naam verdachte] tussen de periode van 26 oktober 2023 en 12 september 2024 14.374 berichten van prijslijsten waren geplaatst in verschillende Telegramgroepen.
Ik zag dat de gebruiker van de telefoon onder de telegramnaam [Telegram naam 1] tussen de periode van 3 februari 2024 tot en met 23 oktober 2024 3.184 berichten van prijslijsten had geplaatst in verschillende Telegramgroepen.
Ik zag dat de gebruiker van de telefoon onder de telegramnaam [Telegram naam 2] tussen de
periode van 13 februari 2024 tot en met 20 september 2024 6.617 berichten van prijslijsten had geplaatst in verschillende Telegramgroepen. [7]
Proces-verbaal van bevindingen
De Samsung Galaxy A14 werd, op 7 januari 2024 inbeslaggenomen, op de [adres] te [woonplaats] , waar verdachte [verdachte] kort daarvoor buiten heterdaad was aangehouden. De telefoon lag op het bed, onder het kussen waarin verdachte [verdachte] lag ten tijde van de aanhouding. De telefoon stond ten tijde van de inbeslagneming aan. [9]
k zag dat twee Whatsapp accounts waren gebruikt. Ik zag zowel WhatsApp Business en WhatsApp de gebruikersnaam [accountnaam verdachte] gebruikte.
Ik filterde op enkel WhatsApp en WhatsApp Business gesprekken en bekeek deze. Ik zag dat alle gesprekken gingen over de koop en verkoop van verdovende middelen en/ of afspreken van locaties en/ of sturen van prijslijsten van verdovende middelen. [10]
Ik zag een gesprek tussen [accountnaam verdachte] @s.whatsapp.net) en een contact dat in de
telefoon opgeslagen staat als [accountnaam] @s.whatsapp.net). Ik zag dat [accountnaam verdachte] op 11 december 2024 een prijslijst stuurde met de prijzen van verschillende verdovende middelen. Ik zag dat [accountnaam] op 29 december 2024 voor iemand 3-MMC wilde kopen en dat ze een afspraak maakte om 3 gram 3-MMC te kopen voor 50,- euro. Ik zag dat [accountnaam verdachte] later op 30 december nog een ‘nieuwjaarsaanbieding’ stuurde waarin hij zegt dat ‘Team [accountnaam verdachte] ’ iedereen een gelukkig nieuwjaar wenst.
Laatste gesprek januari 2024:
Ik zag een gesprek tussen [accountnaam verdachte] @s.whatsapp.net) en een contact dat in de
telefoon opgeslagen staat als [contactnaam] @s.whatsapp.net). In het gesprek vroeg Ds of ze de prijslijst wilde zien en snus wilde kopen. Ik zag geen gesprek over een voltooide verkoop, maar het feit dat [accountnaam verdachte] de prijslijst stuurde, impliceerde dat hij op 6 januari 2024 nog steeds handelde in verdovende middelen. [12]
Feit 3
De verdachte bekent dat hij het feit nummer 3, namelijk het bezit van 709,23 gram cocaïne en 23,93 gram MDMA, heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is ook niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking van 7 januari 2025, BVH 2024350427, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 446-467;
  • de rapporten NFIDENT van het Nederlands Forensisch Instituut onder de zaaknummers 2025.01.09.035, aanvragen 001 tot en met 007, doorgenummerde pagina’s 482-488.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
De periode van de drugshandel en het witwassen
De rechtbank stelt vast dat er bij de doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte twee telefoons zijn aangetroffen waarop diverse chatberichten staan die zien op de handel in harddrugs.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij pas eind 2024 de dealertelefoon, de zogenaamde ‘ [accountnaam verdachte] -lijn’ heeft overgenomen en daarvoor niet heeft gehandeld in harddrugs. Dat laatste vindt de rechtbank niet aannemelijk. Uit de berichten op de telefoon die bij de verdachte is aangetroffen, blijkt namelijk dat al sinds 26 oktober 2023 onder de telegramnaam [Telegram naam verdachte] diverse harddrugs worden aangeboden. Die berichten bevatten geen aanwijzing dat de telefoon van eigenaar is gewisseld en de verdachte heeft dit ook niet verder onderbouwd. Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte al vanaf 26 oktober 2023 handelde in harddrugs.
Gezien deze lange handelsperiode vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte hiermee slechts 1.000 euro heeft verdiend, zoals hij betoogt. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het bij hem aangetroffen contante geldbedrag van 13.000 euro en de aangetroffen kostbare designergoederen, reden waarom de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat dit geldbedrag en deze goederen afkomstig zijn van de handel in harddrugs. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 26 oktober 2023 tot en met 6 januari 2025 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3:
hij op 7 januari 2025 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 709,23 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 23,93 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4:
hij op 7 januari 2025 te Utrecht, een geldbedrag van 13.000 euro en meer designer of merk jassen en schoenen en tassen heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:
witwassen.
5.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte sedert zijn schorsing met zichzelf aan de slag is gegaan en de goede weg heeft gevonden. Hij werkt en is bezig met een opleiding. Als de verdachte nu weer naar de gevangenis wordt gestuurd zal hij zijn werk verliezen en opnieuw moeten starten met een opleiding. De advocaat verzoekt de rechtbank te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daar een voorwaardelijke gevangenisstraf aan toe te voegen als stok achter de deur. Daarnaast kan aan de verdachte eventueel nog een onvoorwaardelijke taakstraf worden opgelegd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 142 dagen voorwaardelijk. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van de afzonderlijke feiten 2 en de feiten 3 en 4 aan de verdachte tweemaal een taakstraf opleggen in de vorm van een werkstraf voor de maximale duur van 240 uren.
Bij het bepalen van deze straffen houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich over een periode van ruim 26 maanden schuldig gemaakt aan handel in verschillende soorten harddrugs en heeft daarvoor een forse handelsvoorraad van die drugs in de woning aanwezig gehad.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. Drugs zijn verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid. De handel in drugs gaat daarnaast vaak gepaard met (zware) criminaliteit, die zijn weerslag heeft op de maatschappij. De verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel. Dit blijkt ook uit het feit dat de verdachte een aanzienlijk bedrag aan verkregen crimineel geld vanuit de handel in harddrugs heeft witgewassen, waardoor de integriteit van het financiële en economische verkeer en de maatschappelijke orde onder druk komen te staan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 12 mei 2025 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende of strafverzwarende zin mee.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken.
Het oriëntatiepunt voor de handel in harddrugs gedurende 6-12 maanden is een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk. Dat de verdachte ruim 26 maanden in harddrugs heeft gehandeld weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Het oriëntatiepunt voor het bezit van 500-1000 gram harddrugs is een gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal er echter ook rekening mee houden dat de verdachte inmiddels, na zijn schorsing, de draad in positieve zin lijkt te hebben opgepakt. De verdachte heeft werk en volgt een opleiding. Dit alles zal teniet gedaan worden als de verdachte naar de gevangenis moet. De rechtbank vindt dit onwenselijk. De rechtbank acht het op dit moment dan ook niet opportuun om de verdachte nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan het voorarrest. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 365 dagen, waarvan 242 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarbij een proeftijd van 3 jaren bepalen. Dit betekent kortgezegd dat de verdachte nu niet terug hoeft naar de gevangenis, maar de komende drie jaar een forse celstraf boven zijn hoofd heeft hangen voor als hij toch weer de fout in zou gaan. Om uitdrukking te geven aan de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast ten aanzien van de afzonderlijke feiten twee maal een werkstraf opleggen en de omvang daarvan bepalen op tweemaal 240 uur.
Opheffen geschorst bevel voorlopige hechtenis
Nu het onvoorwaardelijk op te leggen deel van de vrijheidsbenemende straf het voorarrest niet overschrijdt, zal de rechtbank het geschorst bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer en het geld en de designerkleding/goederen verbeurd te verklaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de verdovende middelen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het geldbedrag en de designerkleding/goederen verzoekt de verdediging de teruggave daarvan aan de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de geldbedragen zoals opgenomen op de beslaglijst onder de nummers 1 en 2 en de designer kleding, tassen, schoenen en een portemonnee zoals opgenomen op de beslaglijst onder de nummers 3 tot en met 14, zoals opgenomen op de beslaglijst onder de nummers 15 tot en met 19
verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal verklaren dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder de nummers 15 tot en met 19 genoemde verdovende middelen zijn onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn tot het begaan van het feit vervaardigd of bestemd.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 1 heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 2, 3 en 4 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
oplegging straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de straf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf van 242 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Ten aanzien van feit 2
- veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
120 dagen hechtenis;
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
- veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
120 dagen hechtenis;
beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
 de voorwerpen genoemd onder de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 14;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
 de voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 15 tot en met 19.
voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mr. J.E.S. Dolmans en
mr. S.T. Könning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging/nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Utrecht, althans in Nederland, omstreeks 01:40 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een autosleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen autosleutel onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde] te tonen,
- een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde] te richten,
- een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde] te houden, en/of
- die [benadeelde] de woorden toe te voegen: “stil blijven liggen. Kijk mij niet aan”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2023 tot en met 6 januari 2025 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 3-MMC, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 709,23 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 23,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 7 januari 2025 te Utrecht, althans in Nederland, (van) een een geldbedrag van ongeveer 13.000 euro en/of een of meer designer of merk jassen en/of schoenen en/of tassen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Voetnoten

2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2025
3.Pag. 446
4.Pag. 457
5.Pag. 544
6.Pag. 508
7.Pag. 509
8.Pag. 511
9.Pag. 518
10.Pag. 519
11.Pag. 520
12.Pag. 524