ECLI:NL:RBMNE:2025:5489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
16-162290-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen en bezit van harddrugs

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1977 in Marokko, die beschuldigd werd van het voorbereiden en bezitten van harddrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 augustus 2025. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verstrekken en vervoeren van heroïne en cocaïne in de periode van 14 mei 2023 tot en met 14 mei 2024. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat de subsidiaire tenlastelegging en het bezit van 3.418,6 gram heroïne en 1,35 gram cocaïne wel bewezen waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen goederen in de woning van de verdachte, waaronder een drukpers en diverse attributen voor het bewerken van drugs. De verdachte had op het moment van de inval beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen, wat leidde tot de conclusie dat hij opzet had op de aanwezigheid van harddrugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf vanwege de specifieke omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: [plaats]
Parketnummer: 16-162290-24
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de meervoudig kamer van 2 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1977 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende op het adres [adres 1] , [postcode 1] [plaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 19 augustus 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de officier van justitie: mr. H.C. van Ooijen;
  • de advocaat van de verdachte: mr. S. Schilder.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
Feit 1 primair:in de periode van 14 mei 2023 tot en met 14 mei 2024 in [plaats] , samen met anderen, opzettelijk heroïne en/of cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verstrekt en/of vervoerd;
subsidiair:in dezelfde periode in [plaats] , samen met anderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad om bovengenoemd feit voor te bereiden;
Feit 2:op 14 mei 2024 in [plaats] samen met anderen opzettelijk 3.418,6 gram heroïne en 1,35 gram heroïne en cocaïne aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. De officier van justitie vindt dat wel kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 subsidiair en feit 2 alleen heeft gepleegd en dat de verdachte dus moet vrijgesproken worden van het medeplegen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen en is niet op de zitting verschenen.
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de feiten op de beschuldiging, omdat volgens haar niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en de voorwerpen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank oordeelt dat het feit 1 primair niet is bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De officier van justitie en de verdediging komen tot dezelfde conclusie, zodat de rechtbank dit niet verder zal motiveren.
3.3.2.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 subsidiair en 2 wel zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage II van dit vonnis staan.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Aangetroffen goederen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de woning aan de [adres 2] in [plaats] in totaal 3418,6 gram van een materiaal bevattende heroïne en 1,35 gram van een mengsel van materialen bevattende heroïne en cocaïne zijn aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het bewerken en verwerken van heroïne. Gelet op de aard van deze voorwerpen en het feit dat deze zijn aangetroffen in combinatie met een grote hoeveelheid heroïne, is de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen ook daadwerkelijk bestemd waren voor de bewerking van heroïne en cocaïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne vaak wordt versneden met middelen zoals fenacetine. Gelet op de omstandigheden waaronder deze middelen zijn aangetroffen – in de kruipruimte naast attributen van een pers – oordeelt de rechtbank dat de zakken met fenacetine ook bestemd waren voor het bewerken van cocaïne en/of heroïne.
Betrokkenheid verdachte
Vervolgens is de vraag of de verdachte, al dan niet in vereniging, deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De verdachte was op het moment van de inval de hoofdbewoner van de woning aan de [adres 2] in [plaats] , waar hij sinds juli 2005 stond ingeschreven. Hij heeft ook tegenover de politie verklaard dat hij daar woonde. De onderbuurvrouw van die woning heeft verklaard dat de man die eerst op dat adres woonde ongeveer een jaar voor mei 2024 was vertrokken, maar nog steeds de sleutel had en ongeveer drie tot zeven keer per week in de woning kwam. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de zus van de verdachte hem op de dag van de inval kwam zoeken bij de woning aan de [adres 2] , omdat zij geen contact met hem kon krijgen.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is die de onderbuurvrouw omschrijft, gelet op het feit dat de verdachte bijna twintig jaar op dat adres stond ingeschreven en daar ook woonde. Nu uit het bovenstaande volgt dat de verdachte op de dag van de inval nog steeds vaak bij de woning kwam en de woning er verder onbewoond uit zag, vindt de rechtbank het onwaarschijnlijk dat een ander dan de verdachte de woning bewoonde of gebruikte. De verdachte had dus op de datum van de aantreffen beschikkingsmacht over de goederen in de woning.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe lang vóór de dag van de inval de verdachte al bezig was met voorbereidingshandelingen voor de bewerking en verwerking van de harddrugs. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank de verklaring van de onderbuurvrouw dat zij “sinds een jaartje vanaf mei 2024” geluidsoverlast had uit de woning van de verdachte te mager om als bewijs te dienen dat de verdachte de aangetroffen spullen en stoffen al een jaar voorhanden had. De rechtbank zal daarom in de bewezenverklaring de periode inkorten tot enkel de dag van het aantreffen daarvan en de verdachte voor de rest van de periode vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank komt, net als de officier van justitie en de verdediging, tot de conclusie dat er te weinig aanknopingspunten zijn dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij het plegen van de feiten. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van dat onderdeel van de beschuldiging.
Wetenschap en opzet
De voorwerpen lagen verspreid door de woning, waarbij de voorwerpen die bestemd waren voor het verwerken en bewerken van de drugs op eenvoudig te bereiken plekken lagen, zoals in de meterkast en de keukenkastjes. De rechtbank wijst ook op een latex handschoen die werd gevonden in de wasmand van de badkamer. Gelet op die omstandigheden, kan het niet anders dan dat de verdachte ten minste ernstige redenen had te vermoeden dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren voor de bewerking en verwerking van harddrugs. De combinatie van de aangetroffen goederen wijst erop dat de verdachte ook opzet had op de aanwezigheid van de harddrugs.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1, subsidiair:
hij
op14 mei 2024 te [plaats] , om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, te weten het opzettelijk bewerken en verwerken van heroïne en cocaïne, middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
- een (frame van een) pers en attributen behorend bij een pers (waarmee blokken verdovende middelen kunnen worden gedrukt),
- zeven, afwasbakken, rollen tape, pakjes met latex handschoenen, een oven, een verwarmingsventilator en een kookstelletje,
- plastic verpakkingsmateriaal, twee elektronische weegschalen en een vacuümapparaat, en
- plastic zakken met onder meer fenacetine;
2
hij op 14 mei 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3418,6 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 1,35 gram van een materiaal bevattende heroïne en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
,telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd en schuingedrukt weergegeven. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1, subsidiair:om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien maanden, conform de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de geëiste straf te hoog is in vergelijking met soortgelijke zaken en dat de verdachte bij de oplegging van een langdurige gevangenisstraf zijn werk en woning zal kwijtraken. De verdediging verzoekt te volstaan met een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot die straf is gekomen.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft ruim 3.400 gram heroïne aanwezig gehad en voorbereidingshandelingen gepleegd voor het bewerken en verwerken van harddrugs. Deze hoeveelheid vertegenwoordigt een marktwaarde van meer dan een ton. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en bovendien sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank weet niet veel over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit de stukken die de advocaat van de verdachte op de zitting heeft verstrekt volgt dat de verdachte werkt en dat hij in de zomer van 2023 betalingen ontving vanuit de Sociale Verzekeringsbank voor de mantelzorg voor zijn – inmiddels overleden – moeder. Uit het dossier volgt dat de verdachte mogelijk schuldenproblematiek had. Verder heeft de verdachte na aandringen van de woningcorporatie zijn huur opgezegd en is hij verhuisd naar een nieuwe woning.
Strafoplegging
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor het aanwezig hebben van 3.000 tot 4.000 gram harddrugs is een gevangenisstraf van twaalf maanden. Bij zodanig grote hoeveelheden harddrugs is in de oriëntatiepunten al rekening gehouden met het feit dat deze harddrugs niet voor eigen gebruik is bestemd en dat dus het vermoeden bestaat dat ook sprake is van verwerking of handel van die harddrugs.
De rechtbank overweegt dat geen andere straf passend is dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Een taakstraf, zoals door de advocaat voorgesteld, zou onvoldoende recht doen aan de ernst van deze feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel, omdat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn handelen en daarnaast ook geen hulpvraag lijkt te hebben.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden passend is. Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de richtlijnen voor strafvordering afwijken van de oriëntatiepunten die de rechtbank gebruikt en omdat de rechtbank tot een (aanzienlijk) kortere periode komt voor de voorbereidingshandelingen.
Tenuitvoerlegging van de straf
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de goederen op de beslaglijst worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen goederen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
  • de drukpers, inclusief de onderdelen daarvan en de krik;
  • heroïne, gevonden achter de boiler en de schouw;
  • de fenacetine (op de beslaglijst omschreven als cocaïne-crack).
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de Opiumwet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
De rechtbank zal ook de stoffen onttrekken aan het verkeer die zijn getest en volgens het dossier vals positief zijn bevonden op heroïne (op de beslaglijst omschreven als heroïne, gevonden in het kruipluik). Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet.

8. De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 1 primair heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feiten 1 subsidiair en 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
twaalf maanden;
beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:

feit 1 subsidiair:

  • een drukpers (goednummer: 816226);
  • onderdelen van de pers in tas Gamma (goednummer: 816229);
  • onderdelen van de pers (goednummer: 816228);
  • een blauwe krik (goednummer: 816227);

feit 2:

  • heroïne, achter de boiler (goednummer: 3344347);
  • heroïne, achter de schouw (goednummer: 3344348);
  • heroïne, achter de schouw (goednummer: 3344349);
  • heroïne, achter de schouw (goednummer: 3344352);
  • heroïne, kruipluik (goednummer: 3344354);
  • heroïne (goednummer: 3344361);
  • heroïne, kruipluik (goednummer: 3344363);
  • heroïne, kruipluik (goednummer: 3344369);
  • heroïne, kruipluik (goednummer: 3344376);
  • heroïne, kruipluik (goednummer: 3344377);
  • cocaïne crack, kruipluik (goednummer: 3344378).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2023 tot en met 14 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2023 tot en met 14 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
- een (frame van een) pers en/of attributen behorend bij een pers (waarmee blokken verdovende middelen kunnen worden gedrukt),
- zeven, afwasbakken (voorzien van residu), rollen tape, pakjes met latex handschoenen, een oven, een verwarmingsventilator en/of een kookstelletje,
- plastic verpakkingsmateriaal, twee elektronische weegschalen (voorzien van residu) en/of een vacuümapparaat, en/of
- plastic zakken met onder meer fenacetine;
2
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3418,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 1,35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bijlage II: Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland, van het onderzoek 31JOKER24 / MD4R024059, doorgenummerd pagina 1 tot en met 77. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar slechts op één feit.
1.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, genummerd 7, van 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 46-62):
Op 14 mei 2024 werd de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] door de politie betreden. In de inloopkast, aangrenzend aan de woonkamer werd een zwart frame van een pers aangetroffen, alsmede een blauwe krik en diverse attributen behorend bij de pers (metalen en kunststof platen/blokken). Middels de pers kunnen blokken verdovende middelen worden gedrukt.
Op de grond in de inloopkast werden bruine brokjes poeder aangetroffen. beslagcode: 3344282
SIN: AARM0963NL
In de meterkast werden meerdere zeven en afwasbakken, rollen tape, pakjes met latex handschoenen, een oven, een verwarmingsventilator en een kookstelletje aangetroffen.
In de keuken werden in de keukenkastjes plastic verpakkingsmateriaal, twee elektronische weegschalen, een vacuümapparaat, rollen tape en een zeef aangetroffen.
Achter de klep van de boiler, boven het aanrecht, werd een gesealde verpakking met daarin bruin poeder aangetroffen.
Beslagcode: 3344347
SIN: AARM0960NL
In de woonkamer werden achter de houten schouw drie zakken met bruin poeder aangetroffen.
Door medewerkers van de forensische opsporing werd uit de badkamer een zwart latex handschoentje in beslag genomen. Dit handschoentje lag op de wasmand in de badkamer.
Onder het kruipluik achter de voordeur van de woning werden een rode krik, een gevulde gele plastic rugtas en een gevulde lichtkleurige bigshopper aangetroffen.
In de bigshopper werden diverse attributen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de pers, ten behoeve van de verwerking van verdovende middelen. Tevens werd in de bigshopper een stempel aangetroffen met de tekst “FR1”. Deze stempel kan worden gebruikt om in blokken verdovende middelen te worden gedrukt.
In de gele plastic rugtas die werd aangetroffen in de kruipruimte zat één zak met wit poeder.
Beslagcode: 3344378
SIN: AAQT7006NL
Tijdens de doorzoeking van de woning ontstond het beeld dat de woning niet actief bewoond werd. Dit vermoeden vloeide onder andere voort uit het feit dat de woning zeer karig was ingericht en er in de keuken en koelkast nagenoeg geen vers voedsel was. Op de koelkast werd een verschimmeld brood aangetroffen. In de koelkast werden een zak bolletjes, een pakje kaas en een aantal hoeveelheid flesjes drinken aangetroffen, waarvan een deel al over de datum was.
2.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, genummerd 17, van 22 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 63 en 64):
Goednummer: PL0900-2024151495-3344282
SIN: AARM0963NL
Relatie met SIN: AAQU0867NL
Gewicht netto: 1,35 gram
3.
Een geschrift, te weten een verslag van de deskundige ing. P.H. Walinga van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 23 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66):
Kenmerk: AAQU0867NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, bruin, uit 1,35 gram
Conclusie: bevat cocaïne en heroïne.
4.
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, genummerd 14, van 21 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66 F tot en met I):
Goednummer: PL0900-2024151495-3344378
SIN: AAQT7006NL
Relatie met SIN: AAQU0833NL
Gewicht netto: 921,1 gram
Indicatieve test van monster:
TruNarc: Positief voor Fenacetine
Goednummer: PLO900-2024151495-3344347
SIN :AARM0960NL
Relatie met SIN :AAQU0832NL
Gewicht netto: 430,9 gram
Goednummer: PL0900-2024151495-3344348
SIN: AARM0959NL
Relatie met SIN: AAQU0830NL
Gewicht netto: 989,9 gram
Goednummer: PL0900-2024151495-3344352
SIN: AARM0957NL
Relatie met SIN: AAQU0831NL
Gewicht netto: 965,6 gram
Goednummer: PL0900-2024151495-3344349
SIN: AARM0958NL
Relatie met SIN: AAQU0824NL
Gewicht netto: 1032,2 gram
5.
Een geschrift, te weten een verslag van de deskundige ing. P.H. Walinga van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66 J):
Kenmerk: AAQU0832NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, bruin, uit 430,9 gram
Conclusie: bevat heroïne
6.
Een geschrift, te weten een verslag van de deskundige ing. P.H. Walinga van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66 K):
Kenmerk: AAQU0824NL
Omschrijving FO: poeder, licht bruin, uit 1032,2 gram
Conclusie: bevat heroïne
7.
Een geschrift, te weten een verslag van de deskundige ing. P.H. Walinga van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66 L):
Kenmerk: AAQU0830NL
Omschrijving FO: poeder, licht bruin, uit 989,9 gram
Conclusie: bevat heroïne
8.
Een geschrift, te weten een verslag van de deskundige ing. P.H. Walinga van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 66 M):
Kenmerk: AAQU0831NL
Omschrijving FO: poeder, licht bruin, uit 965,6 gram
Conclusie: bevat heroïne
9.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 4, van 23 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 34):
Op 14 mei 2024 bevond ik, verbalisant [verbalisant] , mij voor de woning [adres 2] te [plaats] . Ik zag een vrouw die opgaf te zijn: [persoon] , geboren [geboortedatum 2] 1982 te [plaats] . Ik hoorde haar zeggen dat zij het zusje is van de bewoners van de [adres 2] te [plaats] . Ik hoorde haar zeggen dat zij zich af vroeg waar haar broer was. Haar broer gaf geen gehoor op haar berichtjes. Dat was de reden waarom zij naar de [adres 2] te [plaats] was gekomen.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 5, van 14 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 37):
Op 14 mei 2024 nam ik telefonisch contact op met het familielid dat naar de woning toe was gekomen. Ik hoorde een vrouwenstem de telefoon opnemen en zij stelde zich voor als [persoon] . Ze vertelde mij dat de broer die daar als hoofdbewoner woont en waar zij nu niet mee in contact komt [verdachte] betrof.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen (aanvullend verhoor getuige [getuige] ), genummerd 15, van 12 november 2024, voor zover inhoudende (geen paginanummering):
Op 12 november 2024 sprak ik, verbalisant, de getuige [getuige] . Ik zei tegen de getuige dat zij had verklaard in mei dat de huidige bewoner(s) van de [adres 2] te [plaats] bijna een jaar eerder zijn gekomen. Ik vroeg de getuige wie er daarvoor woonde in de woning boven haar.
Getuige: Het was dezelfde bewoner. Die woonde er eerst en toen, een jaartje voor die mei 2024, ging die bewoner bij zijn moeder wonen. Maar hij had nog de sleutel. Ik heb hem vaak met de sleutel naar binnen zien gaan. Hij kwam wel 3 tot 7 keer per week aan het einde middag.
12.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , van 11 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 68):
Ik woon in [plaats] op de [adres 2] .
13.
Een geschrift, te weten een informatiestaat SKDB-persoon van [verdachte] van 27 februari 2025, voor zover inhoudende:
Historische BRP-adressen:
Vanaf 22-07-2005: ingezetene aan de [adres 2] , [postcode 2] [plaats] .