ECLI:NL:RBMNE:2025:550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
C/16/585716 / JE RK 24-2010
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen contactregeling tijdens een uithuisplaatsing, vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en geschillenregeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 11 februari 2025, wordt een contactregeling vastgesteld tussen de moeder en haar minderjarige kind, dat sinds 15 november 2024 uithuisgeplaatst is. De moeder verzoekt om de schriftelijke aanwijzingen van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter behandelt de verzoeken van de moeder en wijst het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing over de terugplaatsingsvoorwaarden af, maar past de contactregeling aan. De kinderrechter oordeelt dat de schriftelijke aanwijzing van de GI zorgvuldig is voorbereid en dat de terugplaatsingsvoorwaarden in het belang van het kind zijn. De kinderrechter legt een nieuwe contactregeling vast, waarbij de moeder wekelijks twee bezoekmomenten van minimaal twee uur met het kind heeft, onder begeleiding van een organisatie. Daarnaast wordt de frequentie van beeldbelcontact vastgesteld. De kinderrechter benadrukt het belang van de begeleiding en de evaluatie van de contactregeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/585716 / JE RK 24-2010
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over de vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing, vaststellen omgangsregeling en geschillenregeling
in de zaak van
[de moeder] ,hierna: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. K.R. Koopman,
over het kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als
belanghebbendeaan:
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna: de GI,
gevestigd in [plaats] .
De kinderrechter merkt als
informantaan:
[de vader], hierna: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 13 december 2024;
  • de brief van de GI van 24 januari 2025 met bijlagen;
  • het gewijzigd/aanvullend verzoekschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 27 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. De verzoeken van de moeder zijn gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (zaak- en rekestnummer C/16/586867 / JE RK 25/32). De kinderrechter heeft besloten de beslissing op dat verzoek aan te houden tot een volgende zitting.
Tijdens de zitting op 28 januari 2025 waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- [A] en [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] verblijft sinds 15 november 2024 in het gezin van de oom en tante (moederszijde).
2.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige (voornaam)] bij beschikking van 7 maart 2024 onder toezicht
gesteld. In de beschikking van 25 november 2024 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 december 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 november 2024 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin. In de beschikking van 25 november 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een netwerkpleeggezin verlengd tot 7 maart 2025.
De GI heeft op 7 januari 2025 verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin met ingang van 7 maart 2025 te verlengen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de beslissing op dat verzoek aangehouden. De behandeling van dat verzoek wordt voortgezet op de zitting van 4 maart 2025.
2.5.
De GI heeft op 29 november en 2 december 2024 een brief gestuurd aan de moeder, waarin de GI de moeder informeert over de voorwaarden voor een eventuele terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder. De GI schrijft: “
De voorwaarden worden nog opgenomen in een (vooraankondiging) schriftelijke aanwijzing, maar bij deze brief bent u alvast op de hoogte van de voorwaarden die wij zullen gaan opnemen in deze (vooraankondiging) schriftelijke aanwijzing.” Daarnaast heeft de GI in beide brieven de volgende afspraken over de omgang opgenomen:

De voorwaarden zullen zijn:
1.
[minderjarige (voornaam)] is op geen enkele manier getuige en/of aanwezig van ruzie, discussie en/of geweld tussen ouders;
2.
Ouders hebben geen contact met elkaar in het bijzijn van [minderjarige (voornaam)] ;
3.
Er worden geen middelen gebruikt in het bijzijn van [minderjarige (voornaam)] ;
4.
U werkt mee aan opvoedondersteuning;
5.
U werkt mee aan emotie-regulatie therapie en ook aan behandeling rondom uw trauma gerelateerde problemen. De GI heeft inzicht in de behandeling die u volgt;
6.
U werkt samen met de betrokken hulpverlening en stelt u leerbaar op, door tips en adviezen vanuit hulpverlening op te pakken;
7.
U houdt zich aan de vastgestelde omgangsregeling;
8.
U werkt mee aan de omgangsregeling die [minderjarige (voornaam)] heeft met zijn vader.
Wat betreft de omgangsregeling zijn de afspraken als volgt:
1.
U heeft iedere vrijdagochtend bezoek met [minderjarige (voornaam)] van 9.30 tot 10.30 uur, dit vindt plaats onder begeleiding van het [organisatie 1] ;
2.
U heeft belcontact met [minderjarige (voornaam)] op de maandagavond, woensdagavond en zaterdagavond om 19.00 uur. Er is maximaal 10 minuten beeldbelcontact. Tot op heden had u dagelijks een belmoment. Deze afspraak gaat in vanaf 30 november 2024;
3.
De vader van [minderjarige (voornaam)] heeft om de week een omgangsregeling met [minderjarige (voornaam)] , op vrijdagochtend van 10.45 tot 11.45 uur. Dit vindt plaats onder begeleiding van het [organisatie 1];
4.
De omgangsregeling wordt regelmatig geëvalueerd en kan in frequentie of duur worden uitgebreid.”
2.6.
Op 24 januari 2025 heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de
terugplaatsingsvoorwaarden.
De aanwijzingen luiden als volgt:
1.
[minderjarige (voornaam)] is op geen enkele manier getuigen en/of aanwezig van ruzie, discussie en/of geweld tussen de ouders;
2.
De ouders hebben geen enkel contact met elkaar in het bijzijn van [minderjarige (voornaam)] ;
3.
U gebruikt geen middelen in het bijzijn van [minderjarige (voornaam)] ;
4.
U werkt mee aan opvoedingsondersteuning;
5.
U werkt samen met de betrokken hulpverlening en stelt u leerbaar op, door de tips en adviezen vanuit hulpverlening op te pakken;
6.
U houdt zich aan de vastgestelde omgangsregeling;
7.
U werkt mee met de omgangsregeling die [minderjarige (voornaam)] heeft met zijn vader.
De GI adviseert u dringend om mee te werken aan emotie regulatie therapie en aan behandeling rondom uw trauma gerelateerde problemen. De GI adviseert u daarbij dringend om de GI inzicht te geven in de behandelingen die u volgt.
2.7.
Daarnaast heeft de GI bij brief van 24 januari 2025 de volgende beslissing aan de moeder gestuurd over het
contacttussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] :
1.
U heeft iedere week een bezoekmoment van één uur met [minderjarige (voornaam)] . Dit vindt plaats onder begeleiding van het [organisatie 1] ;
2.
U heeft beeldbelcontact met [minderjarige (voornaam)] op de maandagavond, woensdagavond en zaterdagavond om 19:00 uur, voor maximaal 10 minuten;
3.
U werkt mee aan de begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn vader;
4.
Tijdens de bezoekmomenten bent u fysiek en emotioneel beschikbaar voor [minderjarige (voornaam)] en reguleert u uw emoties. U legt uw telefoon aan de kant tijdens het bezoek. U bent niet boos of geïrriteerd en u bent voorspelbaar voor [minderjarige (voornaam)] ;
5.
Tijdens bezoekmomenten laat u zich begeleiden door [organisatie 1] en past u de adviezen en tips van [organisatie 1] toe. Wanneer nodig bent u bereid en beschikbaar om de bezoekmomenten voor en/of na te bespreken met [organisatie 1] ;
6.
Tijdens bezoekmomenten hebt u geen contact met de vader van [minderjarige (voornaam)] ;
7.
Tijdens bezoekmomenten bent u niet onder invloed van middelen.

3.De verzoeken van de moeder

3.1.
De moeder verzoekt:
  • de schriftelijke aanwijzingen geheel dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren ten aanzien van de terugplaatsingsvoorwaarden en ten aanzien van de omgangsregeling;
  • een omgangsregeling vast te stellen waarbij de moeder en [minderjarige (voornaam)] wekelijks (zo nodig begeleid) minimaal drie contactmomenten hebben voor de duur van (minimaal) twee uur en voorts dagelijks een videobelmoment voor de duur van (minimaal) tien minuten;
  • dan wel in het kader van de geschillenregeling te oordelen dat de terugplaatsingsvoorwaarden uit de brieven van 29 november en 2 december 2024 en de beslissing over het contact van 24 januari 2025 niet in lijn zijn met de overwegingen uit de beschikking van 25 november 2024, als gevolg waarvan de (noodzakelijke) terugplaatsingsvoorwaarden dienen te worden aangepast en te voldoen aan de SMART-criteria.
De moeder verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De kinderrechter zal een contactregeling vaststellen tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . Verder zal de kinderrechter de verzoeken van de moeder om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en om in het kader van de geschillenregeling te beoordelen dat de terugplaatsingsvoorwaarden en de beslissing van de GI over het contact niet in lijn zijn met de beschikking van 25 november 2024 afwijzen. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
Schriftelijke aanwijzingen
Ontvankelijkheid
4.2.
De kinderrechter constateert dat de moeder tijdig, namelijk binnen veertien dagen na de dag waarop de schriftelijke aanwijzingen zijn toegezonden of uitgereikt, het verzoek tot vervallenverklaring heeft ingediend bij de rechtbank. De kinderrechter zal de moeder daarom ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Dat betekent dat de kinderrechter de verzoeken inhoudelijk zal behandelen.
Het juridisch kader
4.3.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] . Een ondertoezichtstelling geeft de GI bepaalde bevoegdheden en brengt ook verplichtingen voor de ouder met gezag mee. Een ondertoezichtstelling beperkt namelijk het gezag van de ouder. Als een ouder niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling, dan kan de GI die ouder een schriftelijk aanwijzing geven. [1]
4.4.
Een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en moet voldoen aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Het geven van een aanwijzing is een vrij ingrijpende beslissing waartoe pas dient te worden overgegaan als de gewenste medewerking van de ouders niet door overleg en overreding kan worden bereikt. De aanwijzing moet in elk geval het doel van de ondertoezichtstelling dienen en mag niet in strijd komen met het recht. Voorts dient beoordeeld te worden of het besluit van de GI zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd.
De motivering van de beslissing over de schriftelijke aanwijzing ten aanzien van de terugplaatsingsvoorwaarden
4.5.
De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing over de terugplaatsingsvoorwaarden af. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
4.6.
De kinderrechter vindt dat de schriftelijke aanwijzing van 24 januari 2025 voldoende zorgvuldig is voorbereid en tot stand is gekomen. Op 29 november en 2 december 2024 heeft de GI een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing gestuurd aan de moeder en op 24 januari 2025 heeft de GI de definitieve schriftelijke aanwijzing aan de moeder gestuurd. In de brief van 24 januari 2025 staat dat de GI de moeder bovendien op 17 december 2024 een aankondiging van deze schriftelijke aanwijzing heeft gestuurd en dat de advocaat van de moeder daarover op 19 december 2024 een e-mail aan de GI heeft gestuurd. De kinderrechter is het met de moeder eens dat er een lange tijd zit tussen de eerste aankondiging van de terugplaatsingsvoorwaarden (29 november 2024) en de uiteindelijke schriftelijke aanwijzing (24 januari 2025), maar de GI heeft hiervoor wel een duidelijke verklaring gegeven. De moeder heeft namelijk in reactie op de vooraankondiging van 29 november op 12 december 2024 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de bezwaren van de moeder tegen de terugplaatsingsvoorwaarden en de contactregeling. De GI heeft op de zitting verteld dat het haar nogal wat tijd kostte om de standpunten en bezwaren van de moeder goed te bestuderen, af te wegen en intern te bespreken. Daarnaast is de betrokken jeugdbeschermer in deze periode een aantal weken ziek geweest en was het kerstvakantie, waardoor de GI minder mensen beschikbaar had dan gewoonlijk. De kinderrechter begrijpt dat de hierdoor ontstane vertraging voor de moeder erg moeilijk is geweest, maar vindt niet dat de schriftelijke aanwijzing daarmee onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is voorbereid. Uit de brieven van 29 november 2024 en 2 december 2024 blijkt verder duidelijk dat die brieven een vooraankondiging inhielden. In de definitieve schriftelijke aanwijzing heeft de GI uitgebreid gemotiveerd waarom deze terugplaatsingsvoorwaarden nodig zijn en is de GI ook ingegaan op de bezwaren van de moeder.
4.7.
Verder vindt de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing over de terugplaatsingsvoorwaarden passend binnen de uitvoering van de ondertoezichtstelling en noodzakelijk in het belang van [minderjarige (voornaam)] . Anders dan de moeder, vindt de kinderrechter de terugplaatsingsvoorwaarden wel voldoende SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden). Ten aanzien van punt 1, 2, 3, 6 en 7 geldt dat direct geconstateerd kan worden of de moeder zich aan deze voorwaarden houdt of niet. Ten aanzien van punt 4 en 5 geldt dat dit de komende periode beoordeeld zal moeten worden in de periode van de hulpverlening van het [organisatie 1] of [organisatie 2] . Verder heeft de GI de voorwaarde ‘U werkt mee aan emotie-regulatie therapie en ook aan behandeling rondom uw trauma gerelateerde problemen. De GI heeft inzicht in de behandeling die u volgt.’ In reactie op het verweer van de moeder omgezet in een dringend advies. De kinderrechter kan de motivering van de GI voor deze terugplaatsingsvoorwaarden goed volgen.
De motivering ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing over de contactregeling
4.8.
De kinderrechter zal het verzoek van de moeder om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing over het contact toewijzen ten aanzien van punt 1. Dat betekent dat de kinderrechter zelf een contactregeling zal vaststellen. Voor het overige zal de kinderrechter het verzoek van de moeder afwijzen. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
4.9.
In dit geval gaat het deels om een aanwijzing over de contacten tussen het (uithuisgeplaatste) kind en de moeder. In de wet, artikel 1:265f lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), staat dat de GI, voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind kan beperken, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van een kind. Een dergelijke beslissing geldt op grond van het tweede lid van dit artikel als een schriftelijke aanwijzing, zodat de met het gezag belaste ouder de kinderrechter op de voet van artikel 1:264, eerste lid, BW kan verzoeken de aanwijzing vervallen te verklaren. Uit de wet volgt dat de kinderrechter een zodanige contactregeling kan vaststellen als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.10.
Op 29 november en 2 december 2024 heeft de GI de moeder een brief gestuurd met daarin de regels omtrent het contact met [minderjarige (voornaam)] . Een motivering van de beslissing ontbreekt. Daarna heeft de GI de moeder op 24 januari 2025 een beslissing over het contact tijdens de uithuisplaatsing gestuurd, waarin de beslissing wel wordt gemotiveerd. In de motivering wordt genoemd dat de omgangsregeling uitgebreid is naar twee uur per week, maar in de omgangsregeling zelf wordt nog een uur per week genoemd. De kinderrechter is het dan ook met de moeder eens dat punt 1 van de contactregeling in de brief van 24 januari 2025 niet klopt. De jeugdbeschermer heeft toegelicht dat zij van de jurist van de GI heeft gehoord dat de voorwaarden na het versturen van de vooraankondiging niet meer gewijzigd mogen worden en dat zij daarom in de brief van 24 januari 2025 heeft gezet dat er één uur contact is per week. De kinderrechter benadrukt dat het sturen van een vooraankondiging nu juist gericht is op het verkrijgen van een zienswijze van de ouder, en dus ook op het verwerken van die zienswijze in de definitieve beslissing. De moeder heeft al sinds december 2024 wekelijks twee uur contact met [minderjarige (voornaam)] . Op de zitting heeft de GI toegezegd dat het contact vanaf nu uitgebreid wordt naar twee keer twee uur per week. De kinderrechter zal daarom een nieuwe regeling vaststellen, waarbij punt 1 wordt aangepast naar de huidige situatie en de punten 2 tot en met 7 in stand blijven. Een verdere uitbreiding van de duur en frequentie van de omgang is afhankelijk van de beschikbaarheid van de begeleiding en het verloop van de opvoedondersteuning.
4.11.
Ten aanzien van het beeldbellen vindt de kinderrechter dat de GI voldoende heeft gemotiveerd waarom dit is teruggebracht van dagelijks beeldbellen naar drie keer per week. Hoewel deze motivering nog niet bleek uit de brieven van 29 november en 2 december 2024, blijkt deze wel duidelijk uit de brief van 24 januari 2025: “
De jeugdbeschermer heeft niet vastgehouden aan dagelijks (video)belcontact omdat dit voor [minderjarige (voornaam)] moeilijk te volgen is en veel vraagt van de pleegouders. Het is niet in zijn belang om dagelijks contact met moeder te hebben en mogelijk geconfronteerd te worden met het gemis van zijn moeder en eventuele emoties die voortkomen uit (video)belcontact. Een belregeling van drie maal per week geeft [minderjarige (voornaam)] tussentijds rust en stabiliteit. Dit is in overleg met de pleegouders afgestemd.” De kinderrechter is het met de moeder eens dat deze motivering erg laat komt. De moeder heeft uitgelegd dat zij hierdoor veel stress heeft ervaren. De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat de GI dergelijke beslissingen goed motiveert en uitlegt aan de moeder. Het is in dat opzicht jammer dat zowel de brief van 29 november 2024 als die van 24 januari 2025 op vrijdagmiddag naar de moeder is gestuurd. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI dit goed gehoord heeft en hiermee voortaan rekening zal houden. Maar de kinderrechter volgt de GI wel in de motivering van deze beslissing. Dat maakt dat de kinderrechter geen aanleiding ziet om de frequentie van het beeldbellen weer te verhogen naar dagelijks belcontact.
4.12.
Op de zitting is besproken dat [organisatie 2] in de week na de zitting zal starten met de opvoedondersteuning. Zij zullen ook deels betrokken zijn bij de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . De kinderrechter zal daarom aan punt 5 van de beslissing van de GI van 24 januari 2025 over het contact toevoegen dat de moeder zich ook laat begeleiden door [organisatie 2] en dat zij de adviezen en tips die zij van de medewerkers van [organisatie 2] krijgt zal toepassen.
Geschillenregeling
4.13.
Uit de wet volgt dat geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. [2] De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Zij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
4.14.
De moeder heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Zij verzoekt te bepalen dat de terugplaatsingsvoorwaarden en de beslissing over het contact niet in lijn zijn met de overwegingen uit de beschikking van 25 november 2024. De kinderrechter volgt de moeder niet in dit standpunt en daarom wijst de kinderrechter het verzoek van de moeder af. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
4.15.
In de beschikking van 25 november 2024 heeft de kinderrechter het volgende overwogen: “
De kinderrechter verlengt de uithuisplaatsing met drie maanden omdat de GI de tijd nodig heeft om goede afspraken met de ouders te maken over een omgangsregeling van de vader met [minderjarige (voornaam)] voordat [minderjarige (voornaam)] weer terugkeert naar de moeder. […] De GI zal toezicht moeten houden op de nakoming van deze regeling. Verder zal de GI samen met de moeder in de komende tijd moeten bekijken welke hulp nodig is om de moeder te helpen een veilige en stabiele gezinssituatie voor [minderjarige (voornaam)] te waarborgen als hij weer terug bij de moeder is. De kinderrechter verwacht dat de GI voor deze handelingen een aantal weken tot maanden nodig heeft.”
4.16.
De kinderrechter is van oordeel dat de terugplaatsingsvoorwaarden en de beslissing over het contact tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] wel in lijn zijn met deze beschikking. In de beschikking staat dat de GI samen met de moeder moet bekijken welke hulp nodig is om de moeder te helpen een veilige en stabiele gezinssituatie voor [minderjarige (voornaam)] te waarborgen als hij weer terug bij de moeder is. In de beschikking staat niet dat deze hulp pas ingezet moet worden zodra [minderjarige (voornaam)] thuis is. De GI heeft hiervoor hulp aangevraagd van [organisatie 2] . Het is spijtig dat [organisatie 2] nu pas echt kan starten, terwijl de aanmelding daarvoor al op 2 december 2024 is gedaan. De GI heeft toegelicht dat dit te maken had met de financiering door de gemeente, waarvan de GI afhankelijk is. Inmiddels is er vier uur begeleiding toegewezen en de GI gaat proberen dit uit te breiden naar zes uur per week. Voor de komende periode is het belangrijk dat de hulpverlening gaat onderzoeken in hoeverre de moeder leerbaar is en bereid en in staat is om rust te brengen in de situatie, om aanwijzingen en eventuele kritiek aan te horen en om haar gedrag daarop aan te passen, om zo een veilige en stabiele gezinssituatie voor [minderjarige (voornaam)] te kunnen waarborgen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.17.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 24 januari 2025 over
het contact tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)]ten aanzien van punt 1 vervallen en stelt de volgende contactregeling vast tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] :
1. De moeder heeft iedere week twee bezoekmomenten van minimaal twee uur met [minderjarige (voornaam)] , onder begeleiding van het [organisatie 1] . Een uitbreiding van deze regeling is afhankelijk van de beschikbaarheid van de begeleiding en het verloop van de opvoedondersteuning;
2. De moeder heeft beeldbelcontact met [minderjarige (voornaam)] op de maandagavond, woensdagavond en zaterdagavond om 19:00 uur, voor maximaal 10 minuten;
3. De moeder werkt mee aan de begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn vader;
4. Tijdens de bezoekmomenten is de moeder fysiek en emotioneel beschikbaar voor [minderjarige (voornaam)] en reguleert zij haar emoties. De moeder legt haar telefoon aan de kant tijdens het bezoek. De moeder is niet boos of geïrriteerd en is voorspelbaar voor [minderjarige (voornaam)] ;
5. Tijdens bezoekmomenten laat de moeder zich begeleiden door het [organisatie 1] en [organisatie 2] en past zij de adviezen en tips van het [organisatie 1] en [organisatie 2] toe. Wanneer nodig is de moeder bereid en beschikbaar om de bezoekmomenten voor en/of na te bespreken met het [organisatie 1] en [organisatie 2] ;
6. Tijdens bezoekmomenten heeft de moeder geen contact met de vader van [minderjarige (voornaam)] ;
7. Tijdens bezoekmomenten is de moeder niet onder invloed van middelen.
8. De contactregeling wordt regelmatig geëvalueerd en kan in frequentie en duur worden aangepast.
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
verklaart het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 24 januari 2025 over de terugplaatsingsvoorwaarden ongegrond;
5.4.
wijst het overige of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:262b BW.