3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat zowel de openlijke geweldpleging als de mishandeling niet kan worden bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom. De officier van justitie en de verdediging komen tot dezelfde conclusie voor zover het gaat om openlijke geweldpleging, kortgezegd, omdat er geen sprake is van het plegen van geweld in vereniging, zodat de rechtbank alleen de vrijspraak van de mishandeling (verder) zal motiveren.
Uit de beschrijving van de beelden door de politie volgt dat een man, van wie de verdachte bekent dat hij het is, het hoofd van [slachtoffer] met beide armen vasthoudt en naar de grond duwt. Na enige tijd laat de verdachte het hoofd weer los en staat [slachtoffer] op. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank nog niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van mishandeling. Om mishandeling bewezen te kunnen verklaren, moet namelijk vast staan dat door het handelen van de verdachte pijn of letsel is opgetreden bij [slachtoffer] (of dat de verdachte bij [slachtoffer] een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft teweeggebracht). Dat kan in deze zaak echter niet wettig en overtuigend worden bewezen. [slachtoffer] heeft er zelf in ieder geval niets over verklaard, want hij heeft geen aangifte gedaan. Ook tijdens het korte moment in de ambulance waarop hij gesproken heeft met de politie, heeft hij niets vermeld over pijn of letsel aan zijn hals. Omdat [slachtoffer] hierover niets heeft verklaard, kan ook niet worden vastgesteld dat bij [slachtoffer] een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam is teweeggebracht.
Op 14 juli 2024, de dag na het feit, is [slachtoffer] onderzocht door een forensisch onderzoeker van de politie en door een forensisch arts van de GGD. De forensisch arts vermeldt in zijn rapport: “De hals is zonder bijzonderheden” en: “Er waren geen concrete aanwijzingen voor krachtinwerking ter hoogte van de hals (wat dit evenmin uitsluit).” De forensisch onderzoeker van de politie schrijft: “Nadat het slachtoffer zijn trui had uitgetrokken zag ik ook dat de huid van de hals en de nek geheel rondom verkleurd was.” Dat is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [slachtoffer] pijn of letsel heeft opgelopen vanwege het handelen van de verdachte. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van mishandeling.
4. De beslissing
- verklaart niet bewezen dat de verdachte
het feitheeft gepleegd en
spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Boonzaaijer, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.
Mr. Reitsma is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland,
openlijk, te weten aan het Zeilmakerplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] :
- meermalen tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te schoppen, en/of
- meermalen tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te slaan, en/of
- een nekklem aan te leggen, althans een arm om de nek te leggen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een nekklem aan te leggen.