5.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 420 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 274 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Ook legt de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel op, in de zin van artikel 38v Sr. Deze maatregel ziet op een contact- en locatieverbod en gaat direct na het vonnis in.
Bij het bepalen van deze straf en maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft het slachtoffer, toen zij nog een relatie hadden, mishandeld. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft, in plaats van het meningsverschil in een normaal gesprek te bespreken, het slachtoffer met een gebalde vuist geslagen en haar daarmee respectloos behandeld. Datzelfde respectloze gedrag komt ook terug na het verbreken van de relatie.
De verdachte heeft geruime tijd op een intensieve, indringende en dreigende manier geprobeerd in contact te komen met het slachtoffer, vooral om haar te dwingen de relatie voort te zetten. Hij stuurde foto’s van de directe omgeving van het slachtoffer en belde met de kinderopvang. De verdachte heeft hierdoor het veiligheidsgevoel van het slachtoffer aangetast. Dat het handelen van de verdachte grote impact heeft gehad op het slachtoffer en gevoelens van angst bij haar heeft veroorzaakt, blijkt onder andere uit de aangifte en de schriftelijke slachtofferverklaring die de voorzitter ter terechtzitting heeft voorgedragen namens het slachtoffer. Tot op de zitting heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid niet volledig genomen. Alhoewel hij spijt heeft betuigd, heeft hij steeds weer verwijten bij het slachtoffer neergelegd en daarmee zijn eigen aandeel af proberen te zwakken. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 8 juli 2025 van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten en ook nog in een proeftijd liep voor een veroordeling voor stalking. Deze proeftijd en ook eerdere veroordelingen hebben de verdachte er blijkbaar niet van kunnen weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit, bij het bepalen van de straf, in het nadeel van de verdachte mee.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van:
- een rapport betreffende een Pro Justitia psychologisch onderzoek 30 mei 2025;
- een rapport betreffende een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 6 juni 2025;
- een rapport van de reclassering van 27 juni 2025, opgemaakt door Reclassering Nederland, met daarbij een update van 4 juli 2025;
- een rapport van de reclassering van 25 september 2025, opgemaakt door Inforsa (verslavingsreclassering GGZ).
De behandeling van de zaak is op de zitting van 4 juli 2025 aangehouden, omdat de rechtbank zich op dat moment onvoldoende geïnformeerd achtte over de persoon van de verdachte en het verloop van het traject na zijn opname in Zuid-Afrika eind 2024, begin 2025. Uit het nieuwe reclasseringsadvies van Inforsa en de toelichting van de ter terechtzitting gehoorde getuige-deskundige heeft de rechtbank nadere informatie over de verdachte verkregen.
Uit de over de verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat sprake is van zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne. De verdachte kampt al geruime tijd met ernstige verslavingsproblematiek. Ondanks meerdere pogingen tot behandeling, waaronder detoxtrajecten en een opname in Zuid-Afrika, is het hem tot op heden niet gelukt om blijvend abstinent te blijven. Na zijn behandeling in Zuid-Afrika eind 2024 is de vervolgbehandeling in Nederland niet van de grond gekomen, mede doordat de verdachte afspraken niet nakwam en is hij teruggevallen in middelengebruik.
De verdachte is bekend met een licht verstandelijke beperking, zorgmijdend gedrag en heeft moeite met structuur en het nakomen van afspraken. Eerdere behandel- en begeleidingstrajecten zijn voortijdig afgebroken. Inforsa heeft overwogen een forensische klinische behandeling onder dwang te adviseren, maar ziet daar uiteindelijk van af. Ondanks dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat adviseert de reclassering geen bijzondere voorwaarden of toezicht binnen een reclasseringskader op te leggen. De reclassering constateert dat eerdere behandel- en begeleidingstrajecten niet hebben geleid tot duurzaam gedragsverandering of het voorkomen van delictgedrag. Zowel de reclassering als de onderzoekers uit de pro-Justitia-rapportages achten een gedwongen behandelverplichting niet zinvol. Zij wijzen erop dat de verdachte beter functioneert wanneer hij enige autonomie behoudt en gemotiveerd is binnen een vrijwillig kader. De verdachte kan op termijn weer starten met een opname via [kliniek] in Zuid-Afrika. Deze opname biedt een nieuwe kans op herstel binnen een vrijwillig kader. Na afronding daarvan kan de verdachte doorstromen naar een Safe House, op een andere locatie dan het vorige Safe House, en dagbehandeling. Daarnaast is hij aangemeld voor een zelfstandige woning met woonbegeleiding via PerMens. Om het recidiverisico te beperken is tevens aandacht nodig voor een zinvolle dagbesteding, stabiele huisvesting en duidelijke afspraken omtrent het contact met zijn kinderen.
Gezien de beperkte motivatie van de verdachte en de keuze voor een vrijwillige behandeling is er geen basis voor toezicht in een reclasseringskader. Ter bescherming van het slachtoffer adviseert de reclassering wel een contactverbod, met politieopvolging in geval van overtreding.
Strafkader
Gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Dat zou in beginsel een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank realiseert zich echter dat er sprake is van een bijzondere situatie. Op de zitting is gebleken dat de verdachte op vrijdag 10 oktober opgenomen kon worden voor een detoxopname. Direct aansluitend aan die opname volgt een intensieve (verslavings)behandeling via [kliniek] in Zuid-Afrika, vanaf vrijdag 17 oktober. De rechtbank begrijpt van de deskundigen dat een dwangkader, in de zin van het opleggen van verplichte behandeling(en), bij deze verdachte niet wenselijk is. Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een zeer ernstige, zelfs levensbedreigende, verslaving waarvoor behandeling absoluut noodzakelijk is. Omdat het belang van behandeling zo groot is en de verdachte zich wél gemotiveerd toont de behandeling via [kliniek] binnen een vrijwillig kader te volgen, zal de rechtbank afzien van een kader in de zin van bijzondere voorwaarden en dus geen verplichte behandeling(en) opleggen. Het is voor de rechtbank een uitzonderlijke situatie om bij deze persoonlijke omstandigheden, recidive op een soortgelijk feit, ook nog eens gepleegd in de proeftijd met een zeer intensieve vorm van stalken, niet te komen tot een dergelijk dwangkader. Uiteindelijk ziet de rechtbank echter ook dat de maatschappij hierbij gediend is, nu de verdachte zich mogelijk met een bepaalde mate van autonomie en eigen verantwoordelijkheid, wel laat bewegen tot verandering in zijn gedrag en verslaving en dit de meeste kans op duurzaam herstel biedt. De rechtbank wil de verdachte daarom de kans bieden om dit traject op een goede manier te doorlopen en de gekozen behandeling vrijwillig, en hopelijk succesvol, te doorlopen. Terug naar de gevangenis zou de ingezette detoxopname en behandeling doorkruizen en dat vindt de rechtbank niet in het belang van verdachte en ook niet in het belang van de maatschappij. Een stevig (algemeen) kader, in de zin van een voorwaardelijke straf met een lange proeftijd, vindt de rechtbank wel noodzakelijk om zo nog een forse waarschuwing aan de verdachte te geven en hem te motiveren om ook na zijn behandeling de juiste keuzes te blijven maken en niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook wil de rechtbank daarmee de ernst van de feiten benadrukken. Zonder de specifieke en uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden zoals die er nu zijn bij verdachte, had een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede gelegen. Het is nu aan verdachte om de kans die hij krijgt te grijpen, verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen toekomst en andere (gedrags)keuzes te gaan maken.
De rechtbank legt, gezien al het voorafgaande, aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 420 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 274 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daarnaast aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen bestaande uit een contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaar. De rechtbank zal daarbij bepalen dat maximaal 2 weken hechtenis kan worden opgelegd voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet, tot een maximum van zes maanden. Het locatieverbod geldt voor de gehele gemeente Lelystad. Het contactverbod houdt in dat de verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact opneemt met [slachtoffer] , geboren op [1995] te [geboorteplaats] , tenzij contact noodzakelijk is voor de uitvoering van een omgangsregeling, te bepalen door de daartoe aangewezen instantie(s). De rechtbank zal bevelen dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie en legt een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, het gegeven dat de verdachte tijdens een lopende proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij zijn gedrag heeft herhaald gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Hoewel in een andere situatie een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn geweest, laat de rechtbank het belang van behandeling en begeleiding in dit geval zwaarder wegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van drie jaren verbonden, zodat een stevige stok achter de deur aanwezig is, mede gelet op de hardnekkige verslavingsproblematiek van de verdachte, zijn beperkte motivatie en de noodzaak om de belaging en de intensiteit daarvan te doen beëindigen.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
6. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De politierechter in Haarlem heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/192902-22 op 13 oktober 2022 onder andere een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van drie jaar.