ECLI:NL:RBMNE:2025:5504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
16/200942-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door beginnend bestuurder onder invloed van alcohol

Op 18 juni 2024 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Nagelerweg (N716) in Emmeloord, waarbij de verdachte, een beginnend bestuurder, onder invloed van alcohol met een te hoge snelheid reed. De verdachte had 0,94 milligram alcohol per liter bloed, terwijl de toegestane limiet voor beginnende bestuurders 0,2 milligram is. Tijdens het ongeval raakte de verdachte de controle over zijn voertuig kwijt en botste tegen een boom, wat resulteerde in de dood van een passagier op de achterbank en een ernstige dwarslaesie voor de passagier op de bijrijdersstoel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, gezien zijn rijgedrag en de omstandigheden waaronder hij reed. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16/200942-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2003] in [geboorteplaats] (Polen),
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. F. Koolhof;
  • de advocaat van de verdachte: mr. D. P. Poppe, advocaat te Zwolle;
  • de advocaat van de moeder en zoon van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] : mr. J.L. van Schoonhoven, advocaat te Heerde;
  • de advocaten van het slachtoffer [slachtoffer 2] : mrs. A. Jongsma en M. Kootkar, advocaten te Amersfoort.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1 primair:
op 18 juni 2024 in Emmeloord als beginnend bestuurder van een auto roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, onder de invloed van alcohol, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiairis dit tenlastegelegd als het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg;
feit 2:
op 18 juni 2024 in Emmeloord een auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol, terwijl hij een beginnend bestuurder was.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend te bewijzen zijn. Over feit 1 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat het rijgedrag van de verdachte kan worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft zich over feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte niet roekeloos heeft gereden. Ook van een zeer hoge mate van schuld aan het ontstaan van het ongeval is volgens de advocaat geen sprake. Of de verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval en of de verdachte schuldig is aan feit 2, laat de advocaat aan het oordeel van de rechtbank over.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2
De rechtbank oordeelt dat feit 1 primair en feit 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage 2 van dit vonnis staan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Feiten en omstandigheden
Op 18 juni 2024 omstreeks 18:45 uur vond op de Nagelerweg (N716) in Emmeloord een verkeersongeval plaats. De verdachte was de bestuurder van een Ford Focus en reed vanuit Emmeloord in de richting van Nagele. De verdachte verloor aan het einde van een bocht naar rechts, ter hoogte van de Bomenweg, de macht over het stuur. Hij is daarna van de weg geraakt en in de linker berm terechtgekomen. Vervolgens is de personenauto tegen een boom in de berm aangereden. Door de aanrijding met de boom is de personenauto ongeveer 360 graden tegen de klok in om de boom geroteerd en op zijn wielen op een naastliggend fietspad terecht gekomen.
De passagier op de bijrijdersstoel, mevrouw [slachtoffer 2] , werd met ernstig letsel naar het ziekenhuis gebracht. Zij heeft door het ongeval een volledige traumatische dwarslaesie opgelopen. De passagier op de achterbank, mevrouw [slachtoffer 1] , is ter plaatse overleden. De verdachte kon zelfstandig uit het voertuig komen en heeft alleen licht letsel opgelopen.
Ongeveer twee uur na het ongeval is bij de verdachte bloed afgenomen en daarin bleek 0,94 milligram alcohol per liter bloed te zitten, terwijl voor hem als beginnend bestuurder de grens is gesteld op 0,2 milligram.
Artikel 6 WVW
De rechtbank moet bepalen of de verdachte schuldig is aan het veroorzaken van het verkeersongeval, en zo ja, in welke mate. Voor de beoordeling of sprake is van ‘schuld’ in de zin van de wet (artikel 6 WVW) wordt naar het hele gedrag van de persoon gekeken: hoe ernstig dat gedrag was en naar alle andere omstandigheden rondom het ongeval. Het feit dat een ongeval ernstige gevolgen had, iemand zich niet aan de verkeersregels hield, of even niet heeft opgelet, betekent niet automatisch dat die persoon juridisch schuldig is. Er is pas sprake van schuld bij een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Aanmerkelijke schuld
De rechtbank oordeelt dat de gedragingen van de verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ moeten worden beschouwd. Kort gezegd heeft hij onder invloed van alcohol harder gereden dan ter plaatse was toegestaan, terwijl hij juist door verschillende omstandigheden extra voorzichtig had moeten zijn.
Te hard gereden
Voor de rechtbank staat het vast dat de verdachte tijdens het verkeersongeval harder reed dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. Weliswaar is onbekend hoe hard de verdachte op dat moment precies reed en heeft ook verdachte verklaard dat hij dit niet weet, maar de rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
De afstand van de plek waar de verdachte op de Nagelerweg kwam te rijden tot aan de plaats van het ongeval bedraagt ongeveer 1,9 kilometer. Volgens Google Maps is deze afstand in slechts twee minuten te rijden. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval ergens op deze weg harder reed dan was toegestaan. Hij had haast, onder meer omdat er iets speelde met zijn vriendin. De verdachte heeft niet verklaard dat hij vervolgens tot aan het verkeersongeval zijn snelheid heeft geminderd dan wel dat hij zich alsnog aan de snelheidslimiet is gaan houden. Daarbij komt dat zo’n 80 meter vóór de plaats van het verkeersongeval een verkeersbord stond met daarop de aanduiding dat de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit bord niet heeft gezien. Dit is niet alleen een aanwijzing dat de verdachte kennelijk onvoldoende oog had voor de verkeerssituatie, maar ook dat het verkeersbord niet ertoe heeft geleid dat de verdachte zijn snelheid heeft geminderd. Onder deze omstandigheden staat het voor de rechtbank vast dat de verdachte tijdens het ongeval harder reed dan ter plaatse was toegestaan.
Redenen waarom de verdachte extra voorzichtig had moeten zijn
De rechtbank is van oordeel dat er verschillende redenen waren die maakten dat de verdachte bij het rijden extra voorzichtig had moeten zijn. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat de banden van zijn auto sneller leeg liepen dan normaal, met name wanneer hij passagiers in zijn auto had. Dit is ook gebleken uit het forensische onderzoek naar het ongeval, waaruit naar voren is gekomen dat de achterbanden een (enigszins) lagere bandenspanning hadden dan voorgeschreven. Toch is de verdachte op de dag van het ongeval gaan rijden zonder daarvoor de banden van zijn auto te controleren. Dat de bandenspanning volgens de uitkomsten van het forensische onderzoek zeer waarschijnlijk niet de hoofdoorzaak is geweest van het verkeersongeval, maakt niet dat het niet kan hebben meegespeeld.
Daarbij komt dat de verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij de auto nog niet lang in zijn bezit had en dat de auto ‘niet een hele goede grip’ op de weg had. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat het een slim idee zou zijn geweest om de auto eerder naar de garage te brengen.
Verder is relevant dat de verdachte een beginnend bestuurder is en dat het voor het ongeval had geregend, waardoor het wegdek vochtig (en dus mogelijk glad) was. Ook dit waren redenen voor de verdachte om extra op zijn rijgedrag te letten.
Conclusie: bewezenverklaring feit 1 primair
De hiervoor genoemde omstandigheden hebben de verdachte er niet van weerhouden om onder invloed van een overmatige hoeveelheid alcohol – waarvan algemeen bekend is dat het de reactietijd en daarmee bijvoorbeeld de remtijd vertraagt – harder te rijden dan is toegestaan. De verdachte is onder deze omstandigheden de controle over zijn auto verloren en kon kennelijk onvoldoende reageren om te voorkomen dat hij van de weg raakte en in de berm tegen een boom terechtkwam. De rechtbank komt tot dit oordeel, mede nu er geen (zwaarwegende) technische omstandigheden ten aanzien van de auto, dan wel omgevingsfactoren zijn vastgesteld die op zichzelf het van de weg raken kunnen verklaren. Door te hard en onder invloed te rijden heeft de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen en is het verkeersongeval te wijten aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW.
Dat het overlijden van mevrouw [slachtoffer 1] en het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] het gevolg zijn geweest van het ongeval staat niet ter discussie.
Dit alles maakt dat de rechtbank oordeelt dat feit 1 primair en feit 2 bewezen zijn, zoals hierna onder 3.4 is omschreven.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1 primair:
op 18 juni 2024 te Emmeloord, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nagelerweg (N716), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- een motorrijtuig te besturen waarvan hij wist dat de bandenspanning lager was dan de voorgeschreven bandenspanning van minimaal 2,2 bar en wist dat de banden gebreken hadden,
- onder invloed van alcohol een motorrijtuig te besturen,
- met een hogere snelheid te rijden dan de op die weg maximale toegestane snelheid en
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze te regelen dat hij in staat was zijn weggedrag zodanig aan te passen als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was,
- de controle over zijn voertuig te verliezen,
- zijn snelheid onvoldoende te verminderen en zijn rijstijl onvoldoende aan te passen bij het naderen van een of meerdere bochten in de Nagelerweg (N716) en
- tegen een, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, links van die weg staande boom te botsen,
- terwijl hij beginnend bestuurder was,
- terwijl hij op dat moment meerdere passagiers vervoerde en
- terwijl het wegdek vochtig was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en waardoor bij een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een volledige dwarslaesie is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde, lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
op 18 juni 2024 te Emmeloord, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,94 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikten waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieEendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank oordeelt dat met feit 1 primair en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen hangen zo met elkaar samen en gebeurden op dezelfde tijd en plaats, dat de verdachte eigenlijk één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b van deze wet
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,94 milligram).
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een rijontzegging voor de duur van 3 jaar.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft naar voren gebracht dat de verdachte jong is en dat het ongeval al een grote impact op hem heeft gehad. De advocaat heeft de rechtbank verzocht te volstaan met oplegging van de maximale taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. Tot slot heeft de advocaat gevraagd de rijontzegging deels voorwaardelijk op te leggen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt dat geen enkele straf het gemis van dierbaren zal kunnen wegnemen. De rechtbank begrijpt ook dat bij een verkeersongeval met dodelijke afloop en waarbij de bestuurder alcohol heeft gedronken, wordt gedacht aan een langdurige gevangenisstraf. De verdachte heeft echter geen opzet gehad op het verkeersongeval. Hij heeft nooit gewild dat de verschrikkelijke gevolgen zouden plaatsvinden en hij zal deze gevolgen ook zelf voor altijd moeten dragen. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat het ongeval aan zijn schuld is te wijten. Een straf is daarom op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
Het slachtoffer [slachtoffer 2] en de moeder en de zoon van het bij het verkeersongeval omgekomen slachtoffer [slachtoffer 1] hebben aangrijpende slachtofferverklaringen opgesteld. De moeder van het overleden slachtoffer kan het de verdachte nog niet vergeven, maar hoopt dat God dat wel kan. De rechtbank hoopt dat zij met haar intense verdriet troost kan vinden in haar geloof. Het verdriet van [A] , het zoontje van [slachtoffer 1] , om het gemis is ook enorm. Zijn korte maar krachtige verklaring getuigt hier indringend van. Daarnaast zal het verlies van [slachtoffer 1] ook verdriet en pijn veroorzaken bij al haar andere geliefden en vrienden.
Voor [slachtoffer 2] is het leven voorgoed veranderd. Door het ongeval en de opgelopen dwarslaesie kan zij alleen nog maar praten en haar handen en hoofd bewegen. Haar dochter is noodgedwongen in een pleeggezin geplaatst, omdat [slachtoffer 2] door haar verlamming niet langer voor haar kan zorgen. Ze is immers volledig afhankelijk geworden van de zorg van anderen. En niet in de laatste plaats zal [slachtoffer 2] haar partner [slachtoffer 1] moeten missen.
Hoewel de verdachte de tragische gevolgen niet heeft gewild en deze betreurt, is het ongeval wel aan hem te wijten. Hij was een beginnend bestuurder en is, ondanks het feit dat hij ruim vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken, in de auto gestapt en gaan rijden. Zoals in de bewijsmotivering benoemd, waren er daarnaast verschillende redenen voor hem om extra voorzichtig te rijden. Toch is hij harder gaan rijden dan was toegestaan. De verdachte had anders kunnen en moeten handelen en de rechtbank rekent hem dit aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft over de persoon van de verdachte kennisgenomen van:
- het strafblad van de verdachte van 6 september 2025;
- een reclasseringsrapport over de verdachte van 3 oktober 2025.
Justitiële documentatie
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking
is gekomen.
Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland
Uit het reclasseringsrapport volgt dat bij de verdachte sprake lijkt te zijn van middelenproblematiek. De reclassering heeft zorgen over de risicovolle keuzes die de verdachte maakt en of hij de gevolgen daarvan overziet of deze mogelijk voor lief neemt. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Omdat de verdachte wil meewerken aan behandeling voor zijn middelenproblematiek, adviseert de reclassering om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. In deze landelijke oriëntatiepunten worden voor artikel 6 WVW verschillende straffen geadviseerd op basis van:
  • de gevolgen van het ongeval (in dit geval: de dood);
  • de mate van schuld (aanmerkelijke schuld); en
  • het alcoholgebruik (onder de 1,3 % milligram alcohol per milliliter bloed).
Het uitgangspunt voor de onderhavige zaak is onder de genoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een rijontzegging voor de duur van 2 jaar.
Gelet op dit uitganspunt en de ernstige en onomkeerbare gevolgen van het ongeval, oordeelt de rechtbank dat alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht kan doen aan de ernst van de feiten. Met name het alcoholgebruik en de ernstige gevolgen wegen zwaar mee. Hierdoor wordt niet alleen aan de verdachte, maar ook aan de samenleving een signaal afgegeven dat rijden onder invloed en vervolgens onvoorzichtig rijden absoluut onacceptabel is.
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar, passend is. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die de verdachte al in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Deze voorwaardelijke straf is noodzakelijk voor de aanpak van de middelenproblematiek van de verdachte en dient als waarschuwing om te voorkomen dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf valt met deze straf lager uit dan het eerder genoemde uitgangspunt. De verdachte is echter jong (21 jaar) en is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld. Bovendien is de totale gevangenisstraf hoger dan het uitgangspunt, en zal de verdachte zich voor een langere periode moeten houden aan de noodzakelijke (bijzondere) voorwaarden als hij niet alsnog 5 maanden gevangenisstraf zal willen uitzitten.
Tot slot zal de rechtbank in overeenstemming met de oriëntatiepunten een rijontzegging opleggen van 2 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
De rechtbank komt uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij is uitgegaan van een andere (lichtere) mate van schuld.

6.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat de verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
 zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Verslavingsreclassering op het adres de Meent 4 te Lelystad zal melden. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 zich onder behandeling zal stellen van een nader te bepalen zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, om zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarvan de frequentie is te bepalen door de reclassering;
- waarbij de verslavingsreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • ontzegt de verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.
De voorzitter is buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 18 juni 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nagelerweg (N716), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een motorrijtuig te besturen waarvan hij wist, althans had moeten weten, dat de bandenspanning lager was dan de voorgeschreven bandenspanning van minimaal 2,2 bar en/of wist dat de banden gebreken hadden,
- onder invloed van alcohol een motorrijtuig te besturen,
- onder invloed van harddrugs (amfetamine) een motorrijtuig te besturen,
- met een hogere snelheid te rijden dan de op die weg maximale toegestane snelheid en/of met een snelheid te rijden die op die weg en gelet op de weersomstandigheden ter plaatse onverantwoord was,
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze te regelen dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, althans met onverminderde snelheid door te rijden, althans zijn weggedrag niet zodanig aan te passen als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was,
- de controle over zijn voertuig te verliezen, althans het motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen,
- zijn snelheid onvoldoende te verminderen en/of zijn rijstijl onvoldoende aan te passen bij het naderen van een of meerdere bochten in de Nagelerweg (N716), althans onvoldoende te anticiperen op de wegsituatie en/of
- tegen een, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, links van die weg staande boom te botsen en/of aan te rijden,
- terwijl hij beginnend bestuurder was,
- terwijl hij op dat moment meerdere passagiers vervoerde en/of
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvende/volledige dwarslaesie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg,
de Nagelerweg (N716),
- terwijl hij beginnend bestuurder was,
- terwijl hij passagiers vervoerde,
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was,
- een motorrijtuig heeft bestuurd waarvan hij wist, althans had moeten weten, dat de bandenspanning lager was dan de voorgeschreven bandenspanning van minimaal 2,2 bar en/of wist dat de banden gebreken hadden,
- onder invloed van alcohol een motorrijtuig heeft bestuurd,
- onder invloed van harddrugs (amfetamine) een motorrijtuig heeft bestuurd,
- met een hogere snelheid dan de op die weg maximale toegestane snelheid heeft gereden en/of met een snelheid heeft gereden die op die weg en gelet op de weersomstandigheden ter plaatse onverantwoord was,
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover de weg vrij was, althans met onverminderde snelheid heeft doorgereden, althans zijn weggedrag niet zodanig heeft aangepast als gezien de situatie ter plaatse noodzakelijk was,
- de controle over zijn voertuig is verloren, althans het motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd,
- zijn snelheid onvoldoende heeft verminderd en/of zijn rijstijl onvoldoende heeft aangepast bij het naderen van een of meerdere bochten in de Nagelerweg (N716), althans onvoldoende heeft geanticipeerd op de wegsituatie en/of
- tegen een, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, links van die weg staande boom is gebotst en/of tegen de boom is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
feit 2:
hij op of omstreeks 18 juni 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,94 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
Bijlage 2: de bewijsmiddelen van feit 1 primair en feit 2 [1]
De verdachte heeft op
de zitting van 8 oktober 2025onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 18 juni 2024 in Emmeloord heb ik als beginnend bestuurder van een personenauto onder invloed van alcohol met twee passagiers op de Nagelerweg gereden. Ik ben van de weg geraakt en tegen een boom aangereden. Ik heb op de Nagelerweg geen bord gezien dat een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaf. Ik heb voorafgaand aan het ongeval ergens op de Nagelerweg de maximumsnelheid overtreden.
Omdat de banden van mijn auto sneller leeg liepen dan normaal, met name wanneer ik veel passagiers in de auto had, moest ik gemiddeld één keer per week de banden oppompen. Op 18 juni 2024 heb ik de banden van mijn auto niet gecontroleerd.
Ik had het gevoel dat de auto niet een hele goede grip op de weg had.
Uit een
proces-verbaal verkeersongevalanalyse met bijlagen [2] van 18 juli 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 18 juni 2024 heeft er op de Nagelerweg (N716) te Emmeloord een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto betrokken was. In de personenauto zaten drie
inzittenden. Aan het einde van een bocht naar rechts, ter hoogte van de Bomenweg, is de bestuurder van de personenauto zeer waarschijnlijk de controle over zijn voertuig kwijtgeraakt. De personenauto is van de weg geraakt en in de linker berm terechtgekomen. Vervolgens is de personenauto met het linker achterportier tegen een boom in de berm aangereden. Door de aanrijding met de boom is de personenauto ongeveer 360 graden tegen de klok in om de boom geroteerd en op zijn wielen op een naastliggend fiets/brompad terecht gekomen. De passagier die naast de bestuurder had gezeten heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Wij zijn op 18 juni 2024, omstreeks 19:50 uur, begonnen met het onderzoek naar het verkeersongeval. Wij zagen dat het wegdek vochtig was. Wij hoorden een collega zeggen dat het wegdek ten tijde van het verkeersongeval ongeveer even vochtig was doordat het in de tussentijd niet had geregend. Wij zagen dat op ongeveer 80 meter voor de boom waar de personenauto tegenaan gebotst was, halverwege de bocht naar rechts, een verkeersbord, conform model A1 van bijlage 1 van het RW 1990,“50”,geplaatst.
De bandenspanning van de rechter achterband was ongeveer 1,8 bar. De bandenspanning was lager dan de voorgeschreven bandenspanning van minimaal 2,2 bar. De bandenspanning van de linker achterband was ongeveer 2,1 bar.
Schouwverslag:
[slachtoffer 1] was op 18 juni 2024 als passagier betrokken bij een eenzijdig auto-ongeval. Betrokkene is ter plaatse overleden. Conclusie: niet natuurlijk overlijden (verkeersongeval).
Uit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een
geneeskundige verklaring van 17 september 2024, [3] volgt, zakelijk weergegeven:
Datum onderzoek: 18 juni 2024. Omschrijving letsel [slachtoffer 2] : volledig traumatische dwarslaesie.
Uit een
proces-verbaal rijden onder invloed met bijlagen [4] van 1 augustus 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Bij controle bleek dat de bestuurder [verdachte] , geboren op [2003] , in het bezit was van een rijbewijs waarvan sinds de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en dat hij op die datum van afgifte de leeftijd van 18 jaar of ouder had bereikt. Datum afgifte rijbewijs: 27 maart 2024.
Op 18 juni 2024 om 20:36 uur heeft de verpleegkundige in mijn aanwezigheid bij de verdachte bloed afgenomen. Ik heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACS3486NL.
Eindresultaat in bloed met TACS3486NL (einddatum onderzoek 25 juli 2024):
o
aangewezen stof alcohol: 0,94 milligram per milliliter.
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.