Overwegingen
6. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met onderliggende regelingen nog van toepassing.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de telecommunicatiemast in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Bronckhorst’ (het bestemmingsplan) op grond waarvan het perceel de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden- Landschap en natuur’ en ‘Waarde- Archeologische verwachting 3’ heeft. De rechtbank is het met partijen eens dat de mast in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het bouwwerk niet ten dienste staat van de bestemming.Het college is bevoegd om af te wijken van het bestemmingsplan voor het realiseren van een antenne-installatie mits deze niet hoger is dan 40 meter en voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.Het college heeft ter invulling van deze bevoegdheid beleidsregels vastgesteld.De aanvraag is aan deze beleidsregels getoetst.
8. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend, op voorwaarde dat de werkzaamheden pas uitgevoerd mogen worden nadat de provincie Gelderland heeft ingestemd met het bij de aanvraag gevoegde landschappelijk inpassings- en versterkingsplan. De provincie heeft op 10 september 2024 met het plan ingestemd.
9. Eiser voert samengevat aan dat de directe omgeving buiten spel is gezet, vanaf het begin was duidelijk dat de mast er op deze locatie zou komen. De mast is daarnaast niet noodzakelijk, omdat er voldoende dekking in het gebied is. Aan nog een telefoonaanbieder bestaat geen behoefte. Volgens eiser zijn de kadastrale percelen [nummer] en [nummer] en de bospercelen aan de [locatie] en de [adres 4] betere locaties, omdat een mast op deze locaties aan het zicht wordt onttrokken. Verder voert eiser aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de natuurwaarden van het gebied, omdat de mast het open en groene landschap van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) aantast.
Beoordeling door de rechtbank
10. Naar de rechtbank begrijpt, heeft eiser zich niet gehoord gevoeld. Ondanks dat de wet (de Wabo) geen verplichting bevat tot participatie, heeft vergunninghouder omwonenden over het plan geïnformeerd en een informatiebijeenkomst voor hen georganiseerd. Naar aanleiding daarvan is het plan gewijzigd van een vakwerkmast van 40 meter naar een buismast van 28 meter hoog.
11. Het gemeentelijk beleid bepaalt dat de aanvrager de keuze voor een vrijstaande mast moet onderbouwen en dat heeft vergunninghouder gedaan. Uit de bij de aanvraag gevoegde onderbouwing volgt dat vergunninghouder een dekkings- en snelheidsverplichting heeft opgelegd gekregen door de rijksoverheid. In de gemeente Bronckhorst wordt op dit moment nog niet voldaan aan deze dekkingsverplichting. In de aanvraag wordt beschreven dat in de directe omgeving zich geen communicatiemast bevindt waardoor “sitesharing” niet mogelijk is. Ook volgt hieruit dat er in de directe omgeving geen hoge gebouwen/voorzieningen aanwezig zijn, waarop een antennedrager kan worden geplaatst. Om die reden is gekozen voor een vrijstaande mast. De rechtbank kan de beoordeling van het college volgen dat de noodzaak van (een vrijstaande) mast door vergunninghouder hiermee voldoende is onderbouwd.
12. Zoals de rechtbank op de zitting aan eiser heeft uitgelegd, is vaste rechtspraak dat het college beslist op de aanvraag zoals die is ingediend. Indien een project op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking leiden indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.Eiser heeft zowel tijdens de informatiebijeenkomst als in de beroepsfase alternatieve locaties aangedragen. Het college heeft, onder verwijzing naar de onderbouwing van vergunninghouder, uitgelegd dat de voorgedragen alternatieven niet gelijkwaardig zijn. De reden daarvan is dat de alternatieve locaties in het GNN liggen, dan wel dat de grondeigenaren geen toestemming hebben verleend. Op de zitting heeft het college uitgelegd dat ook het kadastrale perceel [nummer] niet geschikt is, omdat dit perceel op minder dan 100 meter van woningen is gelegen, zodat niet aan de voorwaarden in de beleidsregels wordt voldaan. De rechtbank is dus niet gebleken van gelijkwaardige alternatieven met aanzienlijk minder bezwaren.
13. De rechtbank stelt vast dat de locatie niet in het GNN ligt, maar wel onderdeel uitmaakt van de groene ontwikkelingszone (GO), zoals is vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Zoals de rechtbank op de zitting heeft uitgelegd, kan er in het kader van deze vergunning niet rechtstreeks aan de bepalingen van de omgevingsverordening worden getoetst. De waarden die de provinciale instructieregels beogen te beschermen, zijn echter vertaald in het bestemmingsplan en zullen daarmee onderdeel zijn van de beoordeling van het college of de aanvraag in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het perceel heeft om die reden de bestemming “Agrarisch met waarden- Landschap en natuur”. Nu niet in overeenstemming met deze bestemming wordt gebouwd, moet er onderzoek worden verricht naar mogelijke aantasting van de natuurwaarden. Het college moet vervolgens motiveren waarom het bouwen in overeenstemming wordt geacht met de goede ruimtelijke ordening. In het kader van deze toets heeft het college op grond van de Omgevingsverordening Gelderland bepaald dat de provincie zal moeten beoordelen of het landschappelijke inpassings- en versterkingsplan voldoende is. Door het opnemen van deze voorwaarde is voldoende waarborging dat het plan niet leidt tot een verslechtering van de flora en fauna in de directe omgeving, aldus het college.
14. Zoals op de zitting is besproken, is er door vergunninghouder onderzoek gedaan naar de mogelijke aantasting van de waarden van de GO in het rapport “toetsing groene ontwikkelingszone”. In het rapport worden de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de oppervlakte, samenhang en kwaliteit van de GO omschreven. Geconcludeerd wordt dat er een klein deel van 50 vierkante meter permanent wordt onttrokken aan de GO, wat geen nadelig effect heeft op de samenhang. Ook wordt de kwaliteit van het gebied niet geschaad, nu het plangebied in een weiland aangrenzend aan een erf en een mestopslag ligt. Verder zijn er geen beschermede soorten in het plangebied aangetroffen of worden deze verwacht. Vervolgens is de versterking berekend, waarbij rekening is gehouden met een versterking in de vorm van een houtsingel rondom de mastlocatie. De provincie heeft dit plan goedgekeurd.
15. Zoals de rechtbank met het college op de zitting heeft vastgesteld, heeft de toetsing in het rapport plaatsgevonden aan de hand van de Omgevingsverordening 2024. Echter, is het recht dat gold ten tijde van de aanvraag van toepassing en daarmee ook de destijds geldende Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023). In deze verordening was geen bevoegdheid voor gedeputeerde staten neergelegd om goedkeuring te verlenen. Het college had op dit punt dus zelfstandig een belangenafweging moeten maken. De motivering van het bestreden besluit bevat daarmee een gebrek.
16. Op de zitting heeft het college toegelicht dat als hij de aanvraag opnieuw zou moeten beoordelen hij tot dezelfde beoordeling was gekomen als de provincie, omdat het college dan ook gewicht had toegekend aan de inpassing van de mast in het landschap en had gevraagd om een landschappelijke inpassing rondom de voet van de mast. De afweging van deze inpassing zou er – gelet op de inhoud van de plannen die vergunninghouder heeft aangeleverd – niet anders hebben uitgezien. Daarbij heeft het college erop gewezen dat mede vanwege de landschappelijke waarde van de locatie vergunninghouder zijn plannen heeft moeten aanpassen. De mast is van bijna 40 meter hoogte verlaagd tot 28 meter en is qua vorm aangepast van een vakwerkmast naar een buismast. Daarnaast wordt met de locatie van de mast aangesloten bij de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel en staat de mast niet “los” in het landschap, wat een grotere aantasting van de beschermde waarden van de GO had betekend. Dit maakt dat - ook al is er sprake van enige aantasting van de landschappelijke waarde – wanneer dit wordt afgezet tegen het belang van vergunninghouder met realisatie van de antennemast, volgens het college sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er kon om deze redenen worden afgeweken van de bestemming voor de bouw van de mast.
17. De rechtbank kan de door het college op de zitting gegeven motivering volgen. Uit het door vergunninghouder aangeleverde rapport “toetsing groene ontwikkelingszone” blijkt dat het negatieve effect op de GO, gelet op de locatie, beperkt blijft en dat er wordt gezorgd voor een zoveel als mogelijke groene inpassing. Dit zal, zoals eiser naar voren heeft gebracht, het zicht op de mast niet wegnemen. Het wegnemen van het zicht door het plaatsen van bijvoorbeeld hoge bomen is echter, zoals vergunninghouder heeft toegelicht, ook niet mogelijk vanwege mogelijke blokkade van het signaal van de mast. Omdat de beoordeling van de provincie een extra waarborg is voor de bescherming van de natuur, en het college bij die overwegingen aansluiting heeft gezocht, is eiser door het geconstateerde gebrek niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank passeert daarom het gebrek in het bestreden besluit.