ECLI:NL:RBMNE:2025:5545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
16/316559-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval in verzorgingstehuis met geweld en drugsbezit

Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 oktober 2024 een gewapende woningoverval heeft gepleegd in een zorginstelling in 's-Graveland. Tijdens deze overval zijn twee oudere bewoners en een zorgmedewerker slachtoffer geworden. De verdachte heeft hen met geweld bedreigd, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een tasje met waardevolle goederen, waaronder geld en sieraden, heeft weggenomen. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en metamfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, met inbegrip van schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook ontslagen van rechtsvervolging voor het in voorraad hebben van valse merkhorloges, omdat deze uitsluitend voor eigen gebruik waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/316559-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat door de benadeelde partij
[slachtoffer 1] en door haar advocaat mr. T.C. Warnsinck, naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. [A] (Slachtofferhulp Nederland) namens benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.
[slachtoffer 1] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht. Namens slachtoffer [slachtoffer 3] heeft mr. [A] (Slachtofferhulp Nederland) gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1 (
primair)

op 3 oktober 2024 in 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, samen met één of meer anderen, een tasje/koffertje met daarin onder andere een geldbedrag van ongeveer € 3.000, -, meerdere juwelen, een zilveren tabaksdoosje, een gouden pillendoosje (merk: Cartier), meerdere documenten en/of bankpassen heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;

Subsidiairten laste gelegd als medeplichtigheid aan medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld;
2

op 4 oktober 2024 in Amsterdam opzettelijk ongeveer 4200,1 gram hennep aanwezig heeft gehad;

3

op 4 oktober 2024 in Amsterdam opzettelijk ongeveer 275,4 gram metamfetamine aanwezig heeft gehad;

4

op 4 oktober 2024 in Amsterdam opzettelijk spullen van verschillende valse merken heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen met dien verstande dat de verdachte de overval heeft gepleegd. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het een ander dan de verdachte is geweest die aanwezig was in de zorginstelling, dan heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft medegepleegd. In dat geval is er naast verdachte namelijk nog een ander persoon bij betrokken en waren er dus twee daders.
Daarnaast acht de officier van justitie de onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat voor beide ten laste gelegde feiten de vereiste opzet ontbreekt. Aangevoerd is dat het procesdossier veel ontlastende omstandigheden bevat voor de verdachte en dat op basis van de inhoud van het procesdossier de exacte rol van de verdachte bij de overval niet kan worden vastgesteld. Ten slotte is aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en aangeefster [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] geeft weinig informatie over wat er feitelijk is gebeurd en aangeefster [slachtoffer 1] heeft inconsistent verklaard over de aanwezigheid en het gebruik van een vuurwapen. Bovendien komt de lichaamslengte van de dader, zoals omschreven door aangeefster [slachtoffer 1] , niet overeen met de lichaamslengte van de verdachte.
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] voor feit 1 (primair)
1) Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 3 oktober 2024 blijkt dat [slachtoffer 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Plaats delict: ’s-Graveland
Pleegdatum/tijd: tussen 3 oktober 2024 om 19:25 uur en 19:40 uur
Op 3 oktober 2024 omstreeks 19:25 uur lag ik in mijn bed. Ik had een tasje/koffertje naast mij in bed liggen. Daar zat in totaal drieduizend euro in. In het tasje had ik ook juwelen. Dit waren twee diamanten armbanden, twee diamanten ringen, een zilveren tabaksdoosje en een goud pillendoosje van Cartier. Ook zaten er twee bankpassen in het tasje. Ook zat er een taxi-pas in. Ik hoorde een geluid en toen hoorde ik mevrouw [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 3] ) gillen. Ik hoorde verzorgster [slachtoffer 1] gillen. Ze zei dat ze was bedreigd met een revolver. Toen kwam er ineens een persoon, gebukt lopend, mijn kamer binnen. Ik zag dat de man direct met gebogen houding naar de open kast liep. In die open kast lagen een aktetas, een beautycase, een dokterstas en nog een tas. De persoon pakte deze alle vier. Vervolgens kwam de persoon naar mij toe, ging aan mijn rechterkant staan en pakte het tasje die ik bij mij had van mij af. Daarna ging de persoon direct weg. In de aktetas en andere tassen die meegenomen zijn, zitten bankpapieren, papieren van concentratiekampen en correspondentie. [2]
2) Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 4 oktober 2024 blijkt dat [slachtoffer 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 3 oktober 2024 omstreeks 19:37 uur was ik aan het werk te [woonplaats] . Ik liep de kamer in met mevrouw [slachtoffer 3] . Ik zag ineens een man in de kamer. Ik zag dat hij een voorwerp in zijn handen had, wat ik herkende als een pistool. Ik zag dat hij het pistool tegen mijn hoofd aanduwde. Ik voelde dat het pistool hard tegen mijn hoofd aangeduwd werd. Ik voelde dat het pijn deed. Ik hoorde hem zeggen dat ik een kamer in moest. Terwijl hij met zijn ene hand het vuurwapen tegen mijn hoofd vasthield, duwde hij met zijn andere hand mevrouw [slachtoffer 3] naar de grond. Ik zag dat mevrouw [slachtoffer 3] op de grond lag en dat hij zijn voet op mevrouw [slachtoffer 3] haar rug zette. Hij schopte mevrouw [slachtoffer 3] meerdere keren tegen haar rug. Ik hoorde mevrouw [slachtoffer 3] schreeuwen van de pijn. Toen hij mevrouw [slachtoffer 3] met zijn voet tegen de grond hield, zag ik dat hij de deur naar de achterste kamer opende. Ik hoorde hem zeggen dat wij de achterste kamer in moesten. Ik liep de achterste kamer in. Ik hoorde hem zeggen: 'neem haar mee’. Enkele momenten later was ik weer teruggelopen naar de eerste kamer. Ik zag door de ruiten van de kamer de dader wegrennen. Ik hoorde vanuit kamer negen luidkeels geroepen worden: 'ik ben beroofd!'. [3]
3) Uit het
proces-verbaal van aangiftemet bijbehorende fotobijlage van 11 oktober 2024 blijkt dat [slachtoffer 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
V: Wat kunt u mij vertellen over wat er op 3 oktober is gebeurd?
A: Nadat ik op de grond werd gegooid, voelde ik dat diegene met zijn poten op mijn rug begon te stampen. Ik was met [slachtoffer 1] in de woning. Wij zijn naar de kamer van mevrouw [B] gelopen. Ik hoorde een mannenstem. Het eerste wat ik hoorde is dat de man met een zeer bedreigende stem riep dat ik op de grond moest gaan liggen. Ik voelde dat de man mij een harde zet gaf waardoor ik op de grond terechtkwam. Ik voelde dat ik hard tegen de grond aankwam en meteen daarna is de man met zijn volle gewicht op mij gaan staan. Door de duw heb ik letsel en pijn aan mijn pols overgehouden. Mijn pols had gebloed. Ik zag dat ik een wond eraan overgehouden had. Ik voelde dat de man met zijn volle voet op mijn rug ging staan waardoor ik niet meer overeind kon komen. De man riep ondertussen ook een paar keer, met harde dreigende stem, dat ik moest blijven liggen en dat de deur dicht moest.
V: Hoe ging de man op uw rug staan met zijn voet? Was dat hard, zacht of anders?
A: Het was zeker niet zacht. Ieder keer als ik probeerde op te staan kreeg ik zijn voet op mijn rug en hij riep daarbij: "liggen jij!". Ik heb door wat er gebeurde daar een pijnlijke rug aan overgehouden. Die is nu nog steeds stijf. Hij heeft wel echt een paar keer vol met zijn voet op mijn rug gestompt waardoor ik geen kant op kon. Ik probeerde wel eronderuit te komen maar dat lukte niet.
V: Waar heeft u nog meer pijn door de mishandeling?
A: Ik zag later dat ik een opgezwollen lip had. Ik voelde aan de binnenkant van mijn lip dat daar een klein sneetje in zat. De huisarts heeft uiteindelijk geconstateerd dat ik gekneusde ribben had en een gekneusde pols. [4]
4) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 5 oktober 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 3 oktober 2024 omstreeks 19:00 uur had er een gewapende overval in een woning aan het [adres] te [woonplaats] plaatsgevonden. Ik hoorde dat er een BMW-autosleutel op de plaats delict was aangetroffen. Op 4 oktober 2024 omstreeks 00:55 uur reed ik over het [straat] . Ik had de genoemde autosleutel meegenomen. Ik klikte meermaals op de ontgrendeling van de autosleutel. Ik zag hierop de alarmlichten van een langs de weg geparkeerde auto oplichten. Ik zag dat de auto ter hoogte van [adres] geparkeerd stond. Ik zag dat het een BMW met het kenteken [kenteken] (de rechtbank begrijpt: [kenteken] ) betrof. Ik heb vervolgens het genoemde kenteken in de politiesystemen bevraagd. Ik zag dat het kenteken op naam van [bedrijf] B.V. stond. Ik zag meerdere digibonnen (verkeersovertredingen) waarbij het kenteken geregistreerd stond. Ik zag dat drie van deze verkeersovertredingen, de laatste in februari 2024, waren begaan door
[verdachte] , geboren [1971] . Ik zag dat [verdachte] op de [adres] te [woonplaats] woont. Ik liep hierop naar de rij geparkeerde voertuigen waar ik de genoemde BMW tussen had zien staan. Ik zag dat de BMW weg was. Ik ben hierop naar de [adres] in [woonplaats] gereden. Ik zag daar omstreeks 02:00 uur ter hoogte van huisnummer [huisnummer] hetzelfde genoemde voertuig met kenteken [kenteken] staan. [5]
5) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 4 oktober 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 4 oktober 2024 om 01:11 uur heb ik het bedrijf [bedrijf] B.V. opgebeld. Ik kreeg een man aan de telefoon welke opgaf te zijn genaamd [getuige] . Ik vroeg aan hem of zij ook een auto op het bedrijf hadden met het kenteken [kenteken] . Dit bevestigde hij. Ik hoorde hem zeggen dat de persoon welke in het voertuig zou rijden hem vanavond had gebeld dat hij zijn sleutel kwijt was en hij had vanavond de reservesleutel opgehaald. Ik vroeg hem wie er in het voertuig zou moeten rijden. Ik hoorde dat hij zei: ‘ [verdachte] ’. [6]
6) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 4 oktober 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 4 oktober 2024 omstreeks 09:35 uur zagen wij dat de BMW geparkeerd stond op de [straat] in [woonplaats] . De [straat] betreft een zijstraatje van de [straat] in [woonplaats] . De BMW stond op ongeveer 150 meter afstand van de woning van de verdachte geparkeerd. Omstreeks 09:55 uur zag ik dat een persoon de weg overstak en in de richting van de BMW liep. Nadat ik het rijbewijs van de verdachte heb gecontroleerd, zag ik dat het om [verdachte] ging. Ik vroeg vervolgens aan de verdachte waar de sleutels waren van de BMW. Vervolgens stak de verdachte zijn hand in zijn jaszak en haalde hij een sleutelbos tevoorschijn waar een BMW-autosleutel aan hing. Tijdens de fouillering trof ik een zwarte Apple iPhone aan. Tijdens de fouillering zag ik dat de telefoon van de verdachte in een van de achterste zakken van zijn broek zat en op het scherm zat waarmee je het toestel kan uitschakelen. [7]
7) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 5 oktober 2024 blijkt dat [getuige] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
V: Hoeveel sleutels had [verdachte] van de BMW?A: Hij had één sleutel en heeft mij donderdagavond, laat, gebeld toen hij de sleutel kwijt was van de auto. Er zouden allemaal spullen van hem in de auto liggen aan huissleutels enzo. Hij is toen naar kantoor gekomen om de sleutel op te halen en dat was rond 23:45/00:00 uur. Ik ben speciaal voor hem naar kantoor gereden omdat hij de sleutel nodig had.V: Hoe kwam [verdachte] verder over bij u? Nerveus of rustig?A. Een beetje gestrest, hoe hij eruitzag en hoe snel hij naar binnen kwam voor de sleutel. We hebben elkaar maar kort gesproken, omdat hij snel weer weg was.V: Hoe laat heeft [verdachte] u gebeld?A: 23:46.
V: Kunt u aantonen door middel van een screenshot van uw belhistorie hoe laat hij u gebeld heeft?A: Ik zag dat [verdachte] mij belde met een nummer dat ik niet herkende. [verdachte] zei toen dat dat het telefoonnummer was van de taxichauffeur waarmee hij ’s avonds op kantoor stond. Op de screenshot gaat het om het tweede telefoonnummer van boven, dus [telefoonnummer] .. [8]
8) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 8 oktober 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Er is onderzoek verricht naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de CIOT-bevraging bleek het nummer te zijn tenaamgesteld bij een reeds overleden persoon genaamd [C] , adres [adres] te [woonplaats] . Uit onderzoek in het register kadaster bleek dat de woningstichting Eigen Haard eigenaar is van het pand [adres] te [woonplaats] . [9]
9) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 11 oktober 2024 blijkt dat verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Op 11 oktober 2024 deelde ik, verbalisant, [verbalisant 5] , [getuige] mede dat wij gegevens wilde vorderen over aangenomen opdrachten die zijn verricht in de periode juli 2024. Ik deelde mede dat wij met name geïnteresseerd waren in het adres [adres] te [woonplaats] . Wij, verbalisanten, hoorden [getuige] direct roepen “dat adres zijn wij nu mee bezig! Dat loopt sinds week 40, dus afgelopen en vorige week. Daar is [verdachte] ook geweest. Dat is een opdracht van de woningbouw waar een persoon is overleden in de woning. Dat kan goed dat dat al in juli is geweest”. [10]
10) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 25 oktober 2024 met bijbehorende bijlage blijkt dat verbalisant [verbalisant 6] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 11 oktober 2024 was de werkgever van verdachte, [getuige] , in het bezit van de track and trace gegevens van de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken] . De werkgever [getuige] overhandigde aan de rechercheurs een rittenstaat van een voertuig [kenteken] in de periode 3 oktober 2024 tot en met 4 oktober 2024.
Track and trace gegevens BMW voorzien van het kenteken [kenteken] .
Overzicht van 03-10-2024
Tijd:
Status:
Locatie:
16:37 uur
Beweging
[adres] te [woonplaats]
16:53 uur
Contact uit
[adres] te [woonplaats]
17:08 uur
Beweging
[adres] te [woonplaats]
17:19 uur
Contact uit
A10, 1079 LL te Amsterdam
18:18 uur
Beweging
A10, 1079 LL te Amsterdam
18:18 uur
Contact uit
A10, 1096 te Amsterdam
Op de Track and trace lijst is te zien dat de track and trace gegevens BMW voorzien van het kenteken [kenteken] op 4 oktober 2024 te 01:05 uur weer zichtbaar is.
Overzicht van 04-10-2024
Tijd:
Status:
Locatie:
01:05 uur
Beweging
[adres] , [woonplaats] . [11]
11) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 8 november 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 7] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Bij verdachte [verdachte] werd op 4 oktober 2024 een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone 12 Pro, aangetroffen met goednummer 3414406. Ook werd er bij verdachte [verdachte] een tas aangetroffen met daarin onder andere een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy met goednummer 3414394. Ik heb mijn onderzoek gericht op de volgende sporendragers:
Sporendrager 1:Goednummer / Omschrijving: 3414406 - Telefoon - iPhone 12 proCategorie: TelefoonSIN-Nummer: AAJT0696NL
Sporendrager 2:Goednummer / Omschrijving: 3414394 Telefoon - Samsung A34Categorie: TelefoonSIN-Nummer: AAJT0694NL
Aan de hand van bovenstaande onderzoeksvraag kwam ik tot de volgende bevindingen:
Sporendrager 1:Ik zag dat Sporendrager 1 is uitgeschakeld op 03-10-2024 om 18:05:13 (UTC+2). Ik zag dat Sporendrager 1 weer werd ingeschakeld op 04-10-2024 om 01:31:27 (UTC+2).
Sporendrager 2:In de database van de applicatie genaamd "Rubin" de volgende databases.- Database met de gelogde locaties,- Database met de bewegingsdetectie,- Database met de WIFI status,
Ik zag dat de volgende locaties waren gelogd op het toestel vanaf 2 oktober 2024:
Nr
Time_string
Weergavenaam
1
3-10-2024
18:16
[straat] , ‘s-Graveland
2
3-10-2024
17:49
Amsterdamseweg, Uithoorn
3
3-10-2024
17:12
Van Leijenberghlaan, Amsterdam
4
3-10-2024
16:52
Arent Janszoon Ernststraat, Amsterdam
5
3-10-2024
16:48
Van Leijenberghlaan, Amsterdam
6
3-10-2024
16:44
Bulgerstein, Amsterdam
7
3-10-2024
16:39
President Kennedyplantsoen, Amsterdam
8
3-10-2024
16:38
Waalstraat, Amsterdam
9
3-10-2024
16:36
[straat] , Amsterdam
Ik zag aan de bewegingslog het volgende:
RUN
2024/10/03
19:35:56
STATIONARY
2024/10/03
18:23:45
STATIONARY
2024/10/03
16:37:04
WALK
2024/10/03
16:29:38
STATIONARY
2024/10/03
08:51:55
LOGGING_START
2024/10/0307:48:11
Aan de hand van bovenstaande zag ik dat sporendrager 2 op 3 oktober 2024 tussen 08:51 uur en 16:29 uur geen bewegingsdetectie heeft gedetecteerd. Ik zag dat sporendrager 2 om 16:29 uur beweging detecteerde welke deze identificeerde als zijnde lopen. Ik zag dat sporendrager 2 om 16:37 uur een beweging detecteerde welke deze identificeerde als zijnde een voertuig. Ik zag dat sporendrager 2 om 18:23 uur geen beweging detecteerde welke deze identificeerde als zijnde stilstaan. Ik zag in de locatie database dat sporendrager 2 zich op dat moment op het [straat] ter hoogte van perceelnummer [huisnummer] te [woonplaats] bevond. Ik zag dat sporendrager 2 om 19:35 uur een beweging detecteerde welke deze identificeerde als rennen.
Wifi status:
ssid
bssid
connection_type
time-string
[nummer]
[nummer]
DISCONNECTED
2024/10/0316:35:09
[nummer]
[nummer]
CONNECTED
2024/10/0222:02:09
Ik heb bovenstaande WIFI-netwerken vergeleken met de WIFI-netwerken welke aanwezig waren op Sporendrager 1. Ik zag dat het WIFI-netwerk " [WIFI-netwerk] " ook een bestaand netwerk was op Sporendrager 1. Ik zag op sporendrager 1 de volgende informatie met betrekking tot dit netwerk:
wifi.network. [WIFI-netwerk]
BSSID : AsciiString = [nummer]
IPv4NetworkSignature : AsciiString = IPv4.Router= [nummer] ;IPv4.RouterHardwareAddress= [nummer] IPv6NetworkSignature : AsciiString = IPv6. Prefix= [nummer] . RouterHardwareAddress= [nummer]LocationLatitude : real = [nummer]
LocationLongitude : real = [nummer]
LocationTimestamp : date = [nummer] .
Bovengenoemde locatie gegevens is op de [straat] ter hoogte van perceelnummer [huisnummer] te [woonplaats] . Het genoemde adres, is het woonadres van verdachte [verdachte] , welke tevens beslagene is van de eerder genoemde sporendrager 1 en sporendrager 2. Ik zag bij het WIFI netwerk " [WIFI-netwerk] " het volgende: Ik zag dat Sporendrager 2 verbonden was van 2 oktober 2024 om 22:02:09 uur en dat de verbinding verbroken werd op 3 oktober 2024 om 16:35:09 uur. Dit betekent dat Sporendrager 2 tussen deze tijden in de omgeving was van de [adres] te [woonplaats] .
Google maps applicatie:Ik zag in de database van de applicatie van Google Maps de volgende zoekopdrachten:
De aangegeven tijdstippen zijn aangegeven in UTC+0. Ten tijde van het incident was de tijd UTC+2.
Ik zag dat er enkele afbeeldingen waren opgeslagen op Sporendrager 2- Foto 1: Tas met inhoud. Tevens een hand zichtbaar.- Foto 2: Kist met inhoud. Op een formulier de naam ( [slachtoffer 2] ) van het slachtoffer te zien.- Foto 3: Koffer met diverse formulieren. Bij slachtoffer is oorlogsdocumentatie weggenomen. De volgende tekst is te lezen: " […] "
Foto 1:- Naam: [bestandsnaam] .jpg- Camera Make: Samsung- Camera Model: Galaxy A34 5G- Capture Time: 3-10-2024 23:17:26
Foto 2:- Naam: [bestandsnaam] .jpg- Camera Make: Samsung- Camera Model: Galaxy A34 5G- Capture Time: 3-10-2024 23:17:30
Foto 3:- Naam: [bestandsnaam] .jpg- Camera Make: Samsung- Camera Model: Galaxy A34 5G- Capture Time: 3-10-2024 23:17:26
Ik zag in de bovenstaande meta data van de afbeeldingen dat deze data overeenkomt met de fabrikant van de camera van Sporendrager 2. Ik zag dat de afbeeldingen opgeslagen waren in de map genaamd "DCIM". Dit staat voor "Digital camera images". Het besturingssysteem "Android", welke op deze telefoon geïnstalleerd is, gebruikt standaard twee (2) mappen. "DCIM" en "Pictures". Afbeeldingen welke gemaakt worden met de camera van de telefoon worden standaard opgeslagen in de map "DCIM". Afbeeldingen welke worden opgeslagen vanuit applicaties worden standaard opgeslagen in de map "Pictures". [12]
12) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 1 april 2025 blijkt dat verbalisant [verbalisant 8] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
[verdachte] heeft aangegeven dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] . Van dit nummer zijn de historische printgegevens opgevraagd over de periode 4 april tot en met 4 oktober 2024. Het betreft gegevens van provider Odido. Nummer [telefoonnummer] maakt op 3 oktober 2024 om 16:39 uur contact met de mast Vreelandseweg te Kortenhoef. Vervolgens wordt om 16:46 uur contact gemaakt met de mast Vreelandseweg te Kortenhoef en om 17:16 uur met de mast Slotlaan te Loenersloot. Tussen 3 oktober 17:16 uur en 4 oktober 01:31 uur zijn er geen registraties te zien.
*De historische gegevens zijn i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd.
Inzake mastgegevens dient het volgende te worden opgemerkt: Spraak-/data-/printertap en historische telecomgegevens bevatten onder andere informatie over het type verbinding dat tot stand is gekomen, datum en tijdstip van de verbinding, het bedienende basisstation (hierna: zendmast) en de antenne (hierna: Cell-ID). Samen geven deze gegevens een beeld van de locatie van de gebruiker van een telefoontoestel met bijbehorend telefoonnummer.
Het is van belang om te vermelden dat de providers Odido en KPN hebben aangegeven dat er bij data-registraties niet mag worden aangenomen dat in alle gevallen op de weergegeven starttijd c.q eindtijd, gebruik is gemaakt van de weergegeven Cell-ID. Er mag wel worden aangenomen dat er ergens gedurende het geregistreerde tijdsbestek van de bewuste datasessie daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de weergegeven Cell-ID. De vermelde Cell-ID kan dus gerelateerd zijn aan het begin van een sessie, het einde of ergens tussentijds.
Naast de bovenstaand genoemde registraties op 3 oktober 2024, wordt in de opgevraagde periode ook op 26 september 2024 op 14:04 uur contact gemaakt met de mast Slotlaan te Loenersloot en om 14:46 uur met de masten Slotlaan te Loenersloot en Vreelandseweg te Kortenhoef. Contact met de mast in Loenersloot is tijdens een gesprek, deze tijd- en mastgegevens zijn wel betrouwbaar.
Op 27 september 2024 om 15:54 uur wordt contact gemaakt met de mast Middenweg te Nederhorst den Berg, om 15:55 uur met de mast Vreelandseweg te Kortenhoef en om 15:58 uur de masten De Kwakel en Vreelandseweg te Kortenhoef. Contact met de masten in Kortenhoef is tijdens gesprekken, deze tijd- en mastgegevens zijn wel betrouwbaar.
*De historische gegevens zijn i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd.
13) Uit de
rapporten van Centrum voor Biometriemet bijbehorende onderbouwing van 27 maart 2025, opgemaakt door X.R. Asanredjo en E.O. Thormar, onderzoekers, blijkt dat voornoemde onderzoekers onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben verklaard:
Bij het Centrum voor Biometrie is er op 13 februari 2025 een aanvraag binnengekomen om vergelijkend onderzoek uit te voeren met de handen uit het veiliggestelde beeldmateriaal, afkomstig van de in beslag genomen mobiele telefoon met goednummer 3414394. Met de aanvraag van dit onderzoek zijn er afbeeldingsbestanden geleverd: twee afbeeldingen als opsporingsmateriaal met afbeeldingen van handen en zeven afbeeldingen van handen als referentiemateriaal. Deze zijn in het rapport “vergelijkend onderzoek 14BRUGGE24” verwerkt. De onderzoekers hebben de volgende morfologische kenmerken van de hand met elkaar vergeleken:

De dorsale bewegingsplooien op de knokkels van de vingers

Huidrimpels

Patroon van haargroei

Aanwezige huidvlekken
De overeenkomende kenmerken zijn door de onderzoekers gewaarmerkt op de vergelijkingsafbeeldingen. De onderzoekers hebben de volgende overige aanvullende opvallende overeenkomsten waargenomen:

De vorm van de handen: de vorm en de lengte van de vingers en hand komen overeen.
De onderzoekers hebben de volgende overeenkomsten met licht verklaarbare afwijkingen waargenomen:

Huidvlekken: zowel op de opsporingsafbeelding als de referentieafbeelding is waarneembaar dat er op dezelfde locaties een aantal huidvlekken aanwezig zijn.De vlekken wijken licht van elkaar af. Dit is te verklaren door de tijd die tussen de opsporings- en referentieafbeelding zit en door andere belichting. De aanvrager heeft aangegeven dat de referentieafbeeldingen op 3 januari 2025 zijn gemaakt. De opsporingsafbeelding met kenmerk [bestandsnaam] is gemaakt op 4oktober 2024 en opsporingsafbeelding met kenmerk [bestandsnaam] is op 1 maart 2020 gemaakt.
Na de gezamenlijke bespreking zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat er veel aanwijzingen zijn dat de hand op opsporingsafbeelding [bestandsnaam] van dezelfde persoon afkomstig is als van de referentieafbeeldingen. Ook zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat er aanwijzingen zijn dat de hand op opsporingsafbeelding [bestandsnaam] van dezelfde persoon afkomstig is als op de referentieafbeelding. [14]
14) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 10 oktober 2025 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik was de gebruiker van de BMW met kenteken [kenteken] .
Ik heb op 3 oktober rond 00:00 uur de reservesleutel van de BMW met kenteken [kenteken] opgehaald bij mijn werkgever in [woonplaats] . Kort daarna heb ik de BMW opgehaald bij het [straat] in [woonplaats] .
De hand die zichtbaar is op één van de foto’s waarop een gedeelte van de buit zichtbaar is, gemaakt op 3 oktober 2024 om 23:17:26 met de Samsungtelefoon met goednummer 3414394, is mijn hand.
Ik heb tijdens een ontruiming van een woning de Samsungtelefoon met goednummer 3414394 meegenomen. De iPhone met goednummer 3414406 is mijn telefoon.
Het oordeel van de rechtbank (feit 1 primair)
Vaststelling van de feiten
Op 3 oktober 2024 rond 19:30 uur in [woonplaats] heeft er een gewapende overval in een zorginstelling plaatsgevonden, waarbij onder andere een geldbedrag, meerdere juwelen en documenten zijn weggenomen. Op de grond van de kamer waaruit de goederen zijn weggenomen is een autosleutel van een BMW met kenteken [kenteken] aangetroffen. Deze BMW stond op 4 oktober 2024 rond 0:55 uur geparkeerd ter hoogte van [adres] te [woonplaats] . De verdachte was de gebruiker van de BMW en heeft diezelfde avond rond middernacht de reservesleutel van de BMW opgehaald bij zijn werkgever. Vervolgens heeft de verdachte kort daarna de BMW, die in de buurt van de plaats delict geparkeerd stond, opgehaald. De BMW is omstreeks 02.00 uur nabij zijn woning aangetroffen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers betrouwbaar zijn. De aangevers hebben uitgebreide verklaringen afgelegd en op hoofdlijnen hetzelfde verklaard over de gebeurtenissen op 3 oktober 2024 in de zorginstelling. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van aangevers en is, nu de verschillende verklaringen elkaar ondersteunen, dan ook van oordeel dat die verklaringen als uitgangspunt kunnen dienen bij de verdere beoordeling van het tenlastegelegde.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval op de zorginstelling op 3 oktober 2024 in
’s-Graveland. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Aan de hand van onderzoek aan de gegevens van de bij de verdachte in gebruik zijnde Samsung(telefoon), de iPhone en het track and trace systeem van de BMW kan de volgende tijdlijn worden geschetst.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , toebehorend aan de iPhone die op dat moment in het bezit was van de verdachte, heeft daags voor de overval meerdere keren contact gemaakt met zendmasten in de (directe) nabijheid van de plaats waar de overval heeft plaatsgevonden.
Uit onderzoek is ook gebleken dat een dag voor de overval, op 2 oktober 2024, met de applicatie Google Maps op de Samsung is gezocht naar de straat- en plaatsnaam waar de overval heeft plaatsgevonden. De Samsungtelefoon was op dat moment verbonden met het wifi-netwerk dat gekoppeld was aan de woning van de verdachte. Uit onderzoek volgt dat de Samsung van 2 oktober 2024 om 22:02 uur tot 3 oktober 2024 om 16:35 uur onafgebroken verbinding heeft gemaakt met dit betreffende wifi-netwerk.
De track and trace gegevens van de BMW geven weer dat de BMW van de verdachte enkele minuten nadat de wifi-verbinding was verbroken (16:37 uur) richting het Gelderlandplein in Amsterdam is gereden. Voorgaande vindt bevestiging in de verklaring van de verdachte zelf dat hij rond dat tijdstip met zijn BMW bij zijn woning is vertrokken en boodschappen heeft gedaan op het Gelderlandplein.
Uit de track and trace gegevens blijkt dat de BMW daarna rechtstreeks naar de A10 in Amsterdam is gereden, waarna het track and trace systeem om 18:18 uur is uitgeschakeld.
De Samsung is op hetzelfde tijdstip (17:37 uur) als de track and trace van de BMW in beweging gekomen (gedetecteerd als zijnde voertuig) en is, nadat de telefoon eerst in de buurt van het Gelderlandplein is geweest, vlak voor de overval (18:16 uur) in de nabijheid van de plaats delict terechtgekomen.
De iPhone van verdachte blijkt vlak voor de overval (18:05 uur) te zijn uitgeschakeld. Rond het tijdstip waarop de overval plaatsvond (19:35 uur), waarbij volgens één van de aangevers de dader zou zijn weggerend, detecteerde de Samsungtelefoon een beweging die zich identificeerde als rennen.
Enkele uren na de overval is de verdachte in de nabijheid geweest van (een gedeelte van) de goederen die bij de overval zijn buitgemaakt. Dit volgt uit de foto’s die om 23:17 uur zijn gemaakt met de Samsung en waarop de hand van verdachte zichtbaar is.
Kort daarop (00:31 uur) is weer met de Samsung middels de applicatie Google Maps gezocht naar het adres van de overval. De iPhone van de verdachte is op hetzelfde tijdstip weer aangezet.
De BMW is omstreeks 02.00 uur gezien in de directe nabijheid van de woning van de verdachte. Dat vindt bevestiging in de track and trace, waaruit volgt dat – nadat de track and trace om 01.05 uur weer zichtbaar was – de BMW om 01.05 uur in beweging is gekomen op de [straat] in [woonplaats] en dat uiteindelijk om 01.43 uur het contact uit is gegaan. De auto stond toen op het adres [adres] in [woonplaats] , nabij de woning van de verdachte. Ook de iPhone maakt om 01.31 contact met een mast in [woonplaats] .
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 oktober 2024, na zijn bezoek aan het Gelderlandplein (rond 17:15 uur), met de BMW terug is gereden naar zijn woning in [woonplaats] . Ook heeft hij verklaard dat ene [D] rond 18:00 uur bij zijn woning kwam en de BMW, waarin de iPhone en Samsung nog aanwezig waren, heeft geleend en meegenomen. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat zijn hand zichtbaar is op één van de foto’s waarop een gedeelte van de buit zichtbaar is.
Nadat [D] bij de woning van de verdachte kwam om te vertellen dat hij sleutel van de BMW was kwijtgeraakt, zou [D] de verdachte tassen met daarin goederen hebben laten zien. Hoewel de verdachte deze goederen zou hebben vastgehouden, zou hij zelf geen foto’s van de goederen hebben gemaakt. Hij verklaart dat hij zich niet bewust was van de omstandigheid dat [D] de foto’s heeft gemaakt en dat niet heeft gezien. Hij ontkent dan ook enige betrokkenheid te hebben gehad bij de woningoverval. De rechtbank acht die verklaringen van de verdachte, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij.
De rechtbank betrekt daarbij verder nog de volgende omstandigheden. Allereerst heeft de verdachte bij de politie en ter terechtzitting op meerdere punten steeds wisselende en niet consistente verklaringen afgelegd. Bovendien lijken deze verklaringen in hoge mate te zijn afgestemd op de onderzoeksbevindingen van de politie.
Vaak nadat door de politie weer nieuwe onderzoeksbevindingen aan het dossier waren toegevoegd, heeft de verdachte zijn verklaring daarop afgestemd. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte niet uit eigen beweging enige concrete en verifieerbare gegevens heeft verstrekt die zijn verklaring ten aanzien van [D] onderbouwen. Het enkel noemen van de naam ‘ [D] ’ kan naar het oordeel van de rechtbank niet als zodanig gelden. Verder wordt de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij rond 17:15 uur met de BMW terug is gereden naar zijn woning, niet ondersteund door enig bewijsmiddel. Integendeel, uit de track and trace gegevens van de BMW blijkt dat het voertuig na zijn bezoek aan het Gelderlandplein niet meer in de buurt van zijn woning is geweest. Ook uit de onderzochte gegevens van de Samsung blijkt niet dat de telefoon nog in de nabijheid van de woning is geweest.
De verklaring van de verdachte over zijn hand op de foto’s met de buit gelooft de rechtbank evenmin. Zelf als [D] de foto, waarop de hand van de verdachte zichtbaar is, zou hebben gemaakt, moet dit zo dicht in de buurt van de verdachte zijn geweest dat hij dit naar het oordeel van de rechtbank moet hebben opgemerkt.
De verdachte heeft een deel van de buitgemaakte goederen, slechts enkele uren nadat de overval op de zorginstelling had plaatsgevonden, voorhanden gehad. Deze omstandigheid, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd en de daaruit volgende tijdlijn zoals hiervoor geschetst, kan redengevend zijn voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit. De verdachte heeft daarvoor geen aannemelijke concrete en verifieerbare verklaring gegeven. Gelet op de bewijsmiddelen en de daaruit te trekken conclusies had het op de weg van de verdachte gelegen om opheldering te verschaffen en de redengevende bewijsmiddelen te ontzenuwen, wat hij heeft nagelaten. Voor het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is geen enkel concreet aanknopingspunt te vinden, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte de goederen heeft gestolen.
Conclusie
In onderling verband beschouwd, brengen deze feiten en omstandigheden de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte op 3 oktober 2024 rond 19:30 uur op het Noordeinde in ’s-Graveland is geweest en de overval in de zorginstelling heeft gepleegd. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen te komen. De verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen voor de feiten 2, 3 en 4
Deze feiten zijn door de verdachte begaan. De verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit van deze feiten. De rechtbank volstaat onder voornoemde omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
feit 2
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, genummerd MD1R024062, opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 4 oktober 2024
(paginanummers 38 tot en met 45);
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingmet bijbehorende fotobijlage, genummerd MD1R024062-18, opgemaakt door [verbalisant 9] , brigadier bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 4 oktober 2024
(paginanummers 52, 53, 64, 65, 68, 70 t/m 76, 79 t/m 81 en 84);
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal onderzoek verdovende middelenmet bijbehorende fotobijlage, genummerd 2024313906-29, opgemaakt door [verbalisant 10] , hoofdagent bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 5 oktober 2024
(paginanummers 114 tot en met 121);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024;
feit 3
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingmet bijbehorende fotobijlage, genummerd MD1R024062-18, opgemaakt door [verbalisant 9] , brigadier bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 4 oktober 2024
(paginanummers 52, 53, 64, 65, 68, 70 tot en met 76, 79 tot en met 81 en 84);
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, genummerd 241004-605-304 en MD 2024313906, opgemaakt door [verbalisant 11] , hoofdagent bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 7 oktober 2024
(paginanummers 184 en 185);
- een NFiDENT rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 oktober 2024, opgemaakt door ing. P.H. Walinga, NFI-deskundige, houdende een verklaring van voornoemde deskundige
(paginanummer 187);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024;
feit 4
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingmet bijbehorende fotobijlage, genummerd MD1R024062-18, opgemaakt door [verbalisant 9] , brigadier bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 4 oktober 2024
(paginanummers 52, 53, 64, 65, 68, 70 t/m 76, 79 t/m 81 en 84);
- het in wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, genummerd MD1R024062-185, opgemaakt door [verbalisant 12] , inspecteur bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 6 mei 2025
(
paginanummers 550 en 551);
- een geschrift, te weten een
kennisgeving van inbeslagneming, genummerd 2024313906-16, opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 13] , rapporteurs
(
paginanummers 90 tot en met 101);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 (primair)
op 3 oktober 2024 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, alleen, een tasje/koffertje met de inhoud, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer 3.000, - euro;
- twee diamanten armbanden, twee diamanten ringen, een zilveren tabaksdoosje en een gouden pillendoosje (merk: Cartier);
- meerdere documenten, papieren, bankpassen en een taxipas

toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door

- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] te tonen, vervolgens voornoemd voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten/duwen en (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij een kamer in moest en
- tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen dat zij haar mond moest houden en dat zij op de grond moest gaan liggen, die [slachtoffer 3] bij de handen vast te pakken, vervolgens op de grond te gooien, vervolgens met zijn, verdachtes, voeten op het lichaam van die [slachtoffer 3] te gaan staan en (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat zij moest blijven liggen;
feit 2
op 4 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4200,1 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3
op 4 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 275,4 gram metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
op 4 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten Audemars Piquet, Cartier, Franck Muller, Richard Mille, Rolex en Jaeger Ie Coul, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsman heeft verzocht de verdachte voor het onder 4 bewezenverklaarde (in voorraad hebben van 35 valse horloges voorzien van verschillende merknamen) te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van de strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 van Wetboek van Strafrecht. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de horloges verzamelde in het kader van een hobby en dat hij de horloges niet in zijn bezit had voor de verkoop.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het verzoek van de raadsman.
De rechtbank is hierboven tot een bewezenverklaring gekomen van het onder 4 ten laste gelegde feit. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak is aannemelijk geworden dat de verdachte deze horloges uitsluitend voor eigen gebruik in voorraad heeft gehad en het gaat om enkele horloges in een hobbycollectie. Dit betekent gelet op het bepaalde in artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de verdachte niet strafbaar is. De rechtbank zal hem dan ook ter zake daarvan ontslaan van alle rechtsvervolging.
Voor het overige is de verdachte strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid anderszins uitsluiten.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan wel te volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zijn woning zal kwijtraken als hij langer in detentie zal moeten verblijven en de verdachte graag een positieve draai aan zijn leven wil geven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten en proceshouding
De verdachte heeft zich op koelbloedige wijze schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval in een zorginstelling, waarbij twee oudere bewoners en één van de zorgmedewerkers slachtoffer zijn geworden. Het gaat om kwetsbare slachtoffers, die grotendeels afhankelijk zijn van de zorg van anderen. Eén van de slachtoffers kan zelfs niet zelfstandig zijn bed uit.
Deze argeloze slachtoffers zijn onverhoeds overvallen in hun eigen woning, terwijl het andere slachtoffer aan het werk was en zorg verleende aan deze bewoners. De verdachte is de zorginstelling binnengedrongen en heeft in één van de kamers, terwijl hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] aanduwde, het hoogbejaarde slachtoffer [slachtoffer 3] tegen de grond gegooid. Vervolgens is hij met zijn voeten op haar lichaam gaan staan, waarna de verdachte riep dat zij op de grond moest blijven liggen. Vervolgens is de verdachte de kamer van slachtoffer [slachtoffer 2] , die bedlegerig is, binnengeslopen en heeft uit die kamer meerdere goederen meegenomen. De verdachte heeft de zorginstelling uiteindelijk verlaten met meerdere waardevolle eigendommen van slachtoffer [slachtoffer 2] en alle slachtoffers in hulpeloze toestand achtergelaten.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij de slachtoffers, wat onder meer blijkt uit de verklaringen die in het kader van het spreekrecht naar voren zijn gebracht door slachtoffer [slachtoffer 1] en namens de dochter van slachtoffer [slachtoffer 3] . De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenis tot op de dag van vandaag hevige emoties bij de slachtoffers oproepen en nog steeds van grote invloed is op hun leven. De verdachte heeft in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat hij bij de slachtoffers heeft teweeggebracht en heeft zijn persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Bovendien veroorzaken dit soort feiten onrust in de directe omgeving van een slachtoffer, maar ook binnen de gehele maatschappij, waarbij het gevoel van veiligheid wordt aangetast. Een zorginstelling, waar vaak mensen verblijven die (grotendeels) afhankelijk zijn van de hulp van derden, is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Uit de proceshouding van de verdachte blijkt niet dat hij verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn gedrag of dat hij het laakbare daarvan inziet. Hij heeft vele kansen gehad om te bekennen, maar heeft dat niet gedaan, zelfs niet toen hij werd geconfronteerd met bewijsmateriaal. In plaats daarvan heeft hij zich verscholen achter ene ‘ [D] ’ en heeft hij, enkel oog hebbend voor zijn eigen positie, een niet geloofwaardige verklaring afgelegd over zijn rol. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Daarnaast had de verdachte flinke hoeveelheden van verschillende soorten (hard)drugs in bezit. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de keten van criminele activiteiten die verbonden is aan het bezit, de verkoop en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van (hard)drugs is schadelijk voor de gezondheid van gebruikers en de handel in harddrugs leidt in toenemende mate tot misdrijven die de maatschappij ontwrichten.
De persoon van verdachte
Uittreksel Justitiële documentatie
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een de verdachte betreffend
uittreksel Justitiële Documentatie(‘strafblad’) van 9 december 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Zo is de verdachte in 2017 tweemaal door de rechtbank Noord-Holland en deze rechtbank veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten. Daarbij zijn een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en forse taakstraffen opgelegd.
Reclasseringsadvies
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een over de verdachte uitgebracht reclasseringsadvies van 10 april 2025. Hieruit volgt dat de verdachte van 2017 tot en met 2019 onder reclasseringstoezicht heeft gestaan, maar dat hij zich onder het toezicht heeft onttrokken. Het toezicht is dan ook voortijdig negatief beëindigd. Het algemene recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt als gemiddeld ingeschat. Alles overziend ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Geadviseerd wordt bij een veroordeling een straf op te leggen zonder reclasseringstoezicht.
De op te leggen straf
Gevangenisstraf
Gezien de buitengewone ernst van met name de onder 1 primair bewezen verklaarde overval op een zorginstelling kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank (ook) acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke strafzaken zijn opgelegd. Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het onder 1 primair bewezen verklaarde feit gelet op deze oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval waarbij licht geweld is gebruikt uit van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en voor een overval waarbij ander geweld is gebruikt van een gevangenisstraf van vijf jaren. De oriëntatiepunten noemen strafverzwarende omstandigheden die in een concreet geval reden kunnen zijn om in het nadeel van de verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank houdt in dat kader strafverzwarend rekening met de omstandigheid dat het feit is gepleegd jegens oudere, kwetsbare slachtoffers die afhankelijk waren van de zorg van anderen. Verder acht de rechtbank het strafverzwarend dat de overval is gepleegd met behulp van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat er geweld jegens twee slachtoffers is gebruikt. Voorts neemt de rechtbank de proceshouding van de verdachte, zoals hiervoor omschreven, in strafverzwarende zin mee. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat er grote hoeveelheden hard- en softdrugs in de woning en de auto van de verdachte zijn aangetroffen. Van (persoonlijke) omstandigheden die strafverminderend dienen mee te wegen, is niet gebleken. Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest, opleggen. Omdat de op te leggen gevangenisstraf de duur van vier jaren te boven gaat, komt de rechtbank niet toe aan oplegging van een voorwaardelijk gedeelte, zoals verzocht door de verdediging.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 8 oktober 2025 is beslag gelegd op:
1240 EUR IBG 04-10-2024, nummer G3414393;
1 STK Sleutel, BMW, nummer G3413965;
1 STK Verdovende Middelen, nummer G3414243;
1 STK Horloge, rolex, nummer G3414310;
1 STK Horloge, Richard Mille, nummer G3414314;
3 DS Doos, Rolex, nummer G3414316;
1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414317;
2 STK Hennep, nummer G3414320;
1 STK Horloge, Audemars piguet, nummer G3414321;
1 STK verdovende middelen, nummer G3414322;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414324;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414325;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414326;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414328;
1 STK Horloge, Rolex;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414331;
1 BUS Pepperspray, Sabre, nummer G3414333;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414334;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414336;
1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414338;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414344;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414345;
1 STK Horloge, Franck Muller;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414350;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414351;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414352;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414353;
1 STK Horloge, JAEGER LE COUL, nummer G3414354;
1 STK Horloge, PATEK PHILIPPE, nummer G3414359;
1 STK Horloge, PATEK PHILIPPE, nummer G3414362;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414363;
1 STK Horloge, Franck Muller, nummer G3414365;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414366;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414368;
1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414370;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414372;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414374;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414376;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414377;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414379;
1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414380;
1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414396;
45 2 2 STK Factuur, Rolex, nummer G3414402;
45 2 1 STK GSM, Apple, nummer G3414406;
45 2 2 STK Hennep, nummer G3414424;
45 2 2 DS Doos, nummer G3416085;
45 2 1 STK Pet, Beige, nummer G3417870;
45 2 1 STK Wapen, nummer G3424089;
45 2 1 STK Wapen, GUN TOYS, nummer G3424091;
45 2 1 STK Vest, nummer G3424135;
45 2 1 STK Tas, zwart, nummer G3424143;
45 2 1 STK Munitie, nummer G3424152;
45 2 1 STK Tas, nummer G3424154;
45 2 1 STK Jas, nummer G3434940;
45 2 1 STK GSM, Apple, G3479130.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen, hierboven weergegeven en genummerd onder 3 tot en met 43, 47 en 49 verbeurd te verklaren. De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen, hierboven weergegeven en genummerd onder 50, 51 en 54 te onttrekken aan het verkeer. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd teruggave te gelasten:
  • aan verdachte van de voorwerpen, hierboven weergegeven en genummerd onder 45, 46, 48, 53, 55, 56 en 57;
  • aan slachtoffer [slachtoffer 2] van het voorwerp, hierboven weergegeven en genummerd onder 1;
  • aan getuige [getuige] van het voorwerp, hierboven weergegeven en genummerd onder 2.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht teruggave te gelasten aan verdachte van de in beslag genomen horloges. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een te nemen beslissing over de andere in beslag genomen voorwerpen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen pepperspray, wapens en munitie, hierboven genoemd onder 17, 50, 51 en 54, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen en kunnen bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen verdovende middelen, hierboven genoemd onder 3, 8, 10 en 47 verbeurdverklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten (2 en 3) begaan.
Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen sleutel (BMW), zoals hiervoor omschreven onder 2, en van het onder nummer 52 omschreven vest aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt, te weten respectievelijk getuige [getuige] en de politie.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de verdachte van de overige, aan de verdachte toebehorende in beslag genomen voorwerpen, hierboven genoemd onder 1, 4 tot en met 7, 9, 11 tot en met 16, 18 tot en met 43, 45, 46, 48, 49, 53 en 55 tot en met 57. De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
, bijgestaan door mr. [A] van Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 160.009,45. Dit bedrag bestaat uit € 158.009,45 aan materiële schade en € 2.000, - aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 158.009,45 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 3.000, - aan schadekosten in verband met het weggenomen contante geldbedrag;
  • € 9,45 aan kosten voor het vervangen van de bankpassen van de Rabobank en ING;
  • € 75.000, - aan schadekosten in verband met de weggenomen sieraden (één diamanten ring en één diamanten armband);
  • € 75.000, - aan schadekosten in verband met de weggenomen sieraden (één diamanten ring en één diamanten armband);
  • € 5.000, - aan schadekosten in verband met de overige weggenomen goederen.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade (€ 2.000, -) en de kosten ten aanzien van het contante geldbedrag
(€ 3.000, -), de vervanging van de bankpassen (€ 9,45), de getaxeerde sieraden (€ 75.000, -) en de overige weggenomen goederen (€ 5.000, - ) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Met betrekking tot de kosten ten aanzien van de weggenomen sieraden waarvan geen foto’s en taxatierapport beschikbaar is (€ 75.000, -) dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering,
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering ten aanzien van de materiele schade is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de bedragen onvoldoende zijn onderbouwd. Verzocht wordt om het bedrag aan immateriële schade naar billijkheid vast te stellen.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de schadeposten ‘weggenomen contante geldbedrag’, ‘vervangen van de bankpassen’ en ‘weggenomen sieraden (met taxatierapport)’ overweegt de rechtbank dat deze posten voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade is veroorzaakt door verdachte. De rechtbank acht het van belang dat de benadeelde partij op dezelfde avond waarop de overval heeft plaatsgevonden bij de politie heeft aangegeven welke goederen er zijn weggenomen. Daarbij heeft de benadeelde partij meteen de bankpassen, het contante geldbedrag van € 3.000, - en de diamanten ring en armband genoemd. Daarnaast bevat het verzoek tot schadevergoeding een taxatierapport van een juwelier, waarbij de diamanten ring en armband zijn getaxeerd aan de hand van recente foto’s die zich in het procesdossier bevinden.
De benadeelde partij zal wat betreft de schadeposten ‘weggenomen sieraden zonder taxatierapport’ en ‘overige weggenomen goederen’ niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering ten aanzien van deze schadeposten is niet onderbouwd met een taxatierapport of andere documenten waaruit blijkt welke schade er is geleden en tot welk bedrag. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering op dit punt nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het gevorderde bedrag aan materiële schade zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 78.009,45.
Immateriële schade
De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een woningoverval met voor hem ernstige gevolgen. Er zijn bij hem kostbare goederen met emotionele waarde weggenomen en hij voelt zich op dit moment nog steeds onveilig. Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt. De vordering is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank vindt, mede gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.000, - een billijk bedrag en zal dit dus in zijn geheel toewijzen.
Al met al betekent dit dat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 80.009,45 zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het (als vergoeding voor immateriële en materiële schade samen toe te wijzen) bedrag van € 80.009,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling. Indien door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
, bijgestaan door haar advocaat mr. T. Warnsinck, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.441,45. Dit bedrag bestaat uit € 441,45 aan materiële schade en € 4.000, - aan immateriële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 441,45 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 41,45 aan kosten voor medicatie;
  • € 400,- kosten in verband met schade aan een bril.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de volledige vordering (€ 4.441,45) dient te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft daarbij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een te nemen beslissing over het verzoek tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De kosten voor medicatie en de bril zijn voldoende onderbouwd. Aan de rechtbank is verzocht om het bedrag aan immateriële schade naar billijkheid vast te stellen.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de schadeposten ‘kosten voor medicatie’ en ‘kosten in verband met schade aan een bril’ overweegt de rechtbank dat deze posten voor vergoeding in aanmerking komen. De schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft de schade niet weersproken. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 441,45 zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij is, terwijl zij aan het werk was in een zorginstelling, het slachtoffer geworden van een woningoverval (met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven bij de straf(maat)overweging. Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt. De vordering is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank vindt, mede gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 4.000, - billijk en zal dit dus in zijn geheel toewijzen.
Al met al betekent dit dat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 4.441,45 zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het (als vergoeding voor immateriële en materiële schade samen toe te wijzen) bedrag van € 4.441,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling. Indien door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 54 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.3
Slachtoffer [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging meegegeven aan slachtoffer [slachtoffer 3] een schadevergoeding toe te kennen. Ondanks dat het slachtoffer geen verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, is de officier van justitie, gelet op het geweld dat tegen het slachtoffer is gebruikt en de negatieve gevolgen die de woningoverval voor haar heeft gehad, van mening dat het slachtoffer in aanmerking komt voor immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 4.000, -. Verzocht is het genoemde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde schadevergoeding niet ambtshalve kan worden toegekend.
De rechtbank wijst, ondanks de grote gevolgen die de woningoverval voor het slachtoffer heeft gehad, het verzoek van de officier van justitie af. Omdat het initiatief tot het indienen van een verzoek tot schadevergoeding bij het slachtoffer ligt en uit de schriftelijke slachtofferverklaring, opgesteld door de dochter van het slachtoffer, duidelijk volgt dat er bewust voor is gekozen geen verzoek tot schadevergoeding in te dienen, ziet de rechtbank geen aanleiding een schadevergoeding toe te kennen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36f, 36b, 36d, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 tot en met 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 tot en met 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde;
- verklaart de verdachte voor het onder 4 bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingten aanzien van dat feit;
Oplegging straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 8 oktober 2025 onder 17, 50, 51 en 54 vermelde voorwerpen, te weten:
17 1 BUS Pepperspray, Sabre, nummer G3414333;
50 1 STK Wapen, nummer G3424089;
51 1 STK Wapen, GUN TOYS, nummer G3424091;
54 1 STK Munitie, nummer G3424152;
- verklaart verbeurd de op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 8 oktober 2025 onder 3, 8, 10 en 47 vermelde voorwerpen, te weten:
3 1 STK Verdovende Middelen, nummer G3414243;
8 2 STK Hennep, nummer G3414320;
10 1 STK verdovende middelen, nummer G3414322;
47 2 STK Hennep, nummer G3414424;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [getuige] , van het op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 8 oktober 2025 onder 2 vermelde voorwerp, te weten 1 STK Sleutel, BMW (nummer G3413965) en de teruggave aan de rechthebbende, te weten de politie, van het op de
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’van 8 oktober 2025 onder 52 vermelde voorwerp, te weten 1 STK Vest (nummer G3424135);
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 8 oktober 2025 onder 1, 4 tot en met 7, 9, 11 tot en met 16, 18 tot en met 43, 45, 46, 48, 49, 53 en 55 tot en met 57 vermelde voorwerpen:
1. EUR IBG 04-10-2024, nummer G3414393;
4 1 STK Horloge, rolex, nummer G3414310;
5 1 STK Horloge, Richard Mille, nummer G3414314;
6 3 DS Doos, Rolex, nummer G3414316;
7 1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414317;
9 1 STK Horloge, Audemars piguet, nummer G3414321;
11 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414324;
12 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414325;
13 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414326;
14 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414328;
15 1 STK Horloge, Rolex;
16 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414331;
18 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414334;
19 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414336;
20 1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414338;
21 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414344;
22 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414345;
23 1 STK Horloge, Franck Muller;
24 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414350;
25 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414351;
26 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414352;
27 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414353;
28 1 STK Horloge, JAEGER LE COUL, nummer G3414354;
29 1 STK Horloge, PATEK PHILIPPE, nummer G3414359;
30 1 STK Horloge, PATEK PHILIPPE, nummer G3414362;
31 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414363;
32 1 STK Horloge, Franck Muller, nummer G3414365;
33 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414366;
34 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414368;
35 1 STK Horloge, Cartier, nummer G3414370;
36 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414372;
37 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414374;
38 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414376;
39 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414377;
40 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414379;
41 1 STK Horloge, Rolex, nummer G3414380;
43 1 STK Horloge, Audemars Piguet, nummer G3414396;
45 2 STK Factuur, Rolex, nummer G3414402;
46 1 STK GSM, Apple, nummer G3414406;
48 2 DS Doos, nummer G3416085;
49 1 STK Pet, Beige, nummer G3417870;
53 1 STK Tas, zwart, nummer G3424143;
55 1 STK Tas, nummer G3424154;
56 1 STK Jas, nummer G3434940;
57 1 STK GSM, Apple, G3479130;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 80.009,45, bestaande uit een bedrag van € 2.000, - aan immateriële schade en een bedrag van 78.009,45 aan materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiele schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 80.009,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 365 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.441,45, bestaande uit een bedrag van € 4.000, - aan immateriële schade en een bedrag van € 441,45 aan materiele schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 4.441,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 54 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mrs. N. van Esch en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tasje/koffertje met de inhoud, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer 3.000,- euro en/of
- twee diamanten armbanden en/of twee diamanten ringen, althans een of meerdere juwelen en/of een zilveren tabaksdoosje en/of een gouden pillendoosje (merk: Cartier) en/of
- een of meerdere documenten en/of papieren en/of bankpassen en/of een taxipas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of (vervolgens) voornoemd voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten/duwen en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij een kamer in moest en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen dat zij haar mond moest houden en/of dat zij op de grond moest gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de handen vast te pakken en/of (vervolgens) op/tegen de grond te gooien/duwen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, voeten op het lichaam van die [slachtoffer 3] te gaan staan en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat zij moest blijven liggen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 oktober 2024 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, een tasje/koffertje met de inhoud, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer 3.000,- euro en/of
- twee diamanten armbanden en/of twee diamanten ringen, althans een of meerdere juwelen en/of een zilveren tabaksdoosje en/of een gouden pillendoosje (merk: Cartier) en/of
- een of meerdere documenten en/of papieren en/of bankpassen en/of een taxipas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of (vervolgens) voornoemd voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten/duwen en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij een kamer in moest en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen dat zij haar mond moest houden en/of dat zij op de grond moest gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de handen vast te pakken en/of (vervolgens) op/tegen de grond te gooien/duwen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, voeten op het lichaam van die [slachtoffer 3] te gaan staan en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat zij moest blijven liggen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 oktober 2024 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een voertuig ter beschikking te stellen en/of
- het vervoeren van genoemde perso(o)n(en) naar de plaats delict
- het wegbrengen van genoemde perso(o)n(en) vanaf de plaats delict nadat het feit gepleégd is
- het bewaren en/of wegbrengen van de weggenomen goederen;
2
hij op of omstreeks 4 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4200,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 4 oktober 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 275,4 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
4
hij op of omstreeks 4 oktober 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken en/of waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk
waarop een ander recht had, en/of waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, te weten Audemars Piquet en/of Cartier en/of Franck Muller en/of Richard Mille en/of Rolex en/of Jaeger Ie Coul , heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij
2.Pagina’s 1 tot en met 3.
3.Pagina’s 15 tot en met 17.
4.Pagina’s 145 tot en met 152.
5.Pagina’s 32 en 33.
6.Pagina’s 28 en 29.
7.Pagina’s 38 tot en met 42.
8.Pagina’s 106 en 108 tot en met 110.
9.Pagina’s 167 en 168.
10.Pagina’s 169 en 170.
11.Pagina’s 244 tot en met 248 en 254, 256 en 257.
12.Pagina’s 271 tot en met 279.
13.Pagina’s 533 tot en met 535.
14.Pagina’s 517 tot en met 532.