ECLI:NL:RBMNE:2025:5548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
599710 HA RK 25-159
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 9 september 2025 mr. N.P.J. Janssens gewraakt, de behandelend rechter in zijn strafzaak. Verzoeker stelde dat de toevoeging van een advocaat, op basis van een vermoedelijke psychische stoornis, geen grond voor wraking opleverde. Tijdens de zitting op 7 oktober 2025 heeft verzoeker aanvullende wrakingsgronden aangevoerd, maar deze zijn door de wrakingskamer buiten beschouwing gelaten. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om een advocaat toe te voegen een procesbeslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter niet vooringenomen was, ondanks de beledigende opmerkingen van verzoeker. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing is op 21 oktober 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 599710 HA RK 25-159
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
21 oktober 2025
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
nu verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 9 september 2025 mr. N.P.J. Janssens gewraakt.
Mr. N.P.J. Janssens (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met de parketnummers 16/067914-24, 16/038437-24 (gev. ttz), 16/236634-24 (gev. ttz), 16/165861-25 (gev. ttz) en 16/095893-22 (vord. TUL). De rechter heeft op 19 september 2025 een schriftelijke reactie ingediend.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 oktober 2025 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer. Alleen verzoeker is naar de zitting gekomen.
1.3.
Tijdens de zitting heeft verzoeker gevraagd de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden tot de rechter ter zitting verschijnt om vragen te beantwoorden. De wrakingskamer heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen. In een wrakingsprocedure is de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht geen partij en de rechter kan niet worden verplicht aanwezig te zijn bij de zitting.
1.4.
Daarnaast heeft verzoeker tijdens de zitting gevraagd of hij een beroepsschrift en een nieuw wrakingsverzoek mocht indienen. De wrakingskamer heeft dit verzoek ook afgewezen. Deze stukken hebben geen betrekking op de behandeling van het wrakingsverzoek en kunnen daarom niet op deze zitting worden ingediend. Verzoeker is verwezen naar de griffie.
1.5.
Tijdens de zitting heeft verzoeker een aanvullende wrakingsgrond aangevoerd, namelijk dat zijn onderzoekswensen door de rechter zijn afgewezen, en dat die beslissing onvoldoende is onderbouwd. De wrakingskamer heeft daarop beslist dat deze wrakingsgrond buiten beschouwing wordt gelaten. Op grond van artikel 513 Sv moeten namelijk alle feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag worden gelegd tegelijk worden voorgedragen, en zodra deze aan verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker heeft voor het eerst op de zitting van 7 oktober 2025 deze wrakingsgrond naar voren gebracht, terwijl hij ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek al op de hoogte was van de afwijzing van zijn onderzoekswensen en de motivering van die beslissing.
1.6.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen.
Ten eerste omdat op grond van artikel 509a Sv een advocaat aan hem is toegevoegd. Bij toepassing van dat wetsartikel moet sprake zijn van een psychische stoornis, terwijl bij hem alleen een paranoïde stoornis is vastgesteld. De rechter is verder niet ingegaan op de redenen voor het ontslag van zijn voormalig advocaat. Bovendien heeft verzoeker zelf een advocaat gekozen. De tweede grond voor wraking is dat de rechter niet meer objectief kan zijn, omdat hij zelf slachtoffer is. Verzoeker heeft namelijk tegen de rechter gezegd “je kanker moeder”, “ik vermoord je kinderen”, “je haarlijn is een grap je kan beter kaal zijn”, “doe de groeten aan je dochter”. Omdat hij de rechter heeft beledigd en bedreigd, heeft de rechter er volgens verzoeker belang bij dat hij een lange gevangenisstraf krijgt.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Dit betekent dat hij het niet eens is met de wraking. In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter dit uitgelegd. Tijdens de zitting van 9 september 2025 heeft de rechtbank besloten dat aan verzoeker een advocaat moet worden toegevoegd, gelet op het vermoeden van een psychische stoornis (dit is gebaseerd op het rapport van het Pieter Baan Centrum) en omdat het vermoeden bestaat dat hij door die stoornis niet in staat is zelfstandig zijn belangen in het strafproces goed te behartigen (artikel 509a en 509c Sv). Dat verzoeker het niet eens is met deze beslissing is geen grond voor wraking. De rechter heeft verzoeker alleen “je kanker moeder” horen zeggen, zoals ook staat in het proces-verbaal van de zitting van 9 september 2025. Naar het idee van de rechter was dit een uiting van frustratie. De rechter heeft het zich niet aangetrokken. Zijn onpartijdigheid komt hiermee niet in het geding.

3.De beoordeling

Het toetsingskader

3.1.
In artikel 512 Sv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.3.
De beslissing om een advocaat aan verzoeker toe te voegen is een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een dergelijke rechterlijke beslissing als zodanig nooit een grond kan vormen voor wraking. Wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer mag dan ook geen oordeel geven over de juistheid van die procesbeslissing. Dat kan alleen worden gedaan door de rechter in hoger beroep. Dit geldt zelfs als de motivering van de procesbeslissing onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is, of als de motivering ontbreekt. Dit kan alleen anders zijn als de motivering, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen), niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de motivering heeft gegeven. [1]
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat hiervan geen sprake is. De rechtbank heeft gemotiveerd (met verwijzing naar het verdedigingsbelang) een last tot toevoeging van een advocaat gegeven. De motivering van de beslissing is niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring gegeven kan worden dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven.
3.5.
De tweede wrakingsgrond leidt ook niet tot een gegronde wraking. Als het er om gaat wat er tijdens een zitting is gezegd of gedaan, is het proces-verbaal van die zitting leidend. In het proces-verbaal van de zitting van 9 september 2025 staat dat verzoeker richting de rechter “jouw kanker moeder” heeft gezegd. De andere beledigingen en bedreigingen die verzoeker in zijn wrakingsverzoek heeft opgenomen, staan niet in het proces-verbaal. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat die andere beledigingen en bedreigingen niet zijn uitgesproken.
3.6.
Het beledigen of bedreigen van een rechter vormt op zichzelf geen grond voor een wraking. Er is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een handelen of nalaten van de rechter (ook niet na de gedane belediging) waaruit blijkt dat hij persoonlijk vooringenomen is, en daarmee partijdig zou zijn. Verder is de vrees dat de rechter door de opmerking van verzoeker vooringenomen is, niet objectief gerechtvaardigd. De rechter heeft laten weten dat hij de opmerking van verzoeker zich niet heeft aangetrokken.
3.6.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummers 16/067914-24, 16/038437-24 (gev. ttz), 16/236634-24 (gev. ttz), 16/165861-25 (gev. ttz) en 16/095893-22 (vord. TUL) moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. D. Wachter, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en
mr. F.C. Burgers als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.J.W. Rietveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.