ECLI:NL:RBMNE:2025:5557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11889785
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. met als doel de ontbinding van de huurovereenkomst tussen hen. [eiseres] stelt dat zij de huur van het bedrijfspand niet meer kan betalen en dat [gedaagde] niet meewerkt aan redelijke voorstellen voor beëindiging van de overeenkomst. In reconventie vordert [gedaagde] betaling van de huurachterstand van € 33.128,16 over de maanden mei tot en met oktober 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2025 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst niet kan worden toegewezen in kort geding, omdat dit een constitutieve uitspraak betreft die niet verenigbaar is met het karakter van een kort geding. De vordering in reconventie tot betaling van de huurachterstand is toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen is afgewezen. De kantonrechter heeft [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 949,00. De uitspraak is gedaan op 28 oktober 2025 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11889785 \ AV EXPL 25-42
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A.C. Alberto,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding van 30 september 2025, met producties;
- de brief namens [gedaagde] van 14 oktober 2025 met een eis in reconventie en productie.
1.2.
Op 21 oktober 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [A] , de DGA van [eiseres] met mr. Alberto en [B] , bestuurder van [gedaagde] met mr. Jonker. De gemachtigden hebben het woord gevoerd – mr. Jonker aan de hand van overgelegde pleitnotities – partijen hebben op de vragen van de kantonrechter geantwoord en op elkaar gereageerd. Van hetgeen is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Tenslotte is bepaald dat uiterlijk op 4 november 2025 vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] wil met dit kort geding bereiken dat de huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde] wordt ontbonden door [gedaagde] . [eiseres] is de huurder van een bedrijfspand van [gedaagde] en kan de huur niet meer kan betalen. Dit heeft zij aan [gedaagde] laten weten. Volgens [eiseres] werkt [gedaagde] niet mee aan redelijke voorstellen of het beëindigen van de huurovereenkomst. [gedaagde] vordert in reconventie betaling van de huurachterstand van mei 2025 t/m oktober 2025 (€ 33.128,16) en doorbetaling van de maandelijkse huur vanaf november 2025. De vordering in conventie wordt afgewezen, omdat een ontbinding niet kan worden toegewezen in kort geding. In reconventie wordt de gevorderde betaling van de huurachterstand toegewezen, maar de vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen niet.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter beoordeelt het geschil in conventie en in reconventie tezamen vanwege de samenhang tussen de vorderingen en stellingen van partijen in conventie en reconventie.
Toetsingskader in kort geding
3.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang én het moet zeer waarschijnlijk zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.3.
Een spoedeisend belang is aanwezig als van [eiseres] niet verwacht kan worden dat zij de uitkomst van een normale, uitgebreide procedure (bodemprocedure) afwacht. Dat is hier het geval. [eiseres] geeft aan dat zij financiële problemen heeft en de huur niet meer kan betalen. Zij heeft inmiddels een huurachterstand van zes maanden en wil voorkomen dat deze verder oploopt.
[gedaagde] bevelen de overeenkomst te ontbinden kan niet (in kort geding)
3.4.
[eiseres] vordert in conventie dat [gedaagde] bevolen wordt om de huurovereenkomst met terugwerkende kracht tot 1 april 2025 of 1 juli 2025 te ontbinden. Volgens de gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] nooit meegewerkt aan een oplossing, zoals bijvoorbeeld de verkoop van het winkelpand of verlaging van de huurprijs.
3.5.
De ontbindingsvordering van [eiseres] wordt afgewezen. Op grond van artikel 254 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) kan in een kort geding-procedure een voorziening bij voorraad worden gevorderd. Een dergelijke voorziening heeft een voorlopig karakter. De door [eiseres] gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst, houdt in dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beëindigd (constitutief). Dit is, gelet op artikel 254 lid 1 Rv, niet verenigbaar met het karakter van de kort geding-procedure. De door de gemachtigde van [eiseres] geformuleerde vordering is in het kader van de onderhavige procedure alleen al hierom niet toewijsbaar. Bovendien kan de ontbinding van een overeenkomst geen terugwerkende kracht hebben. De argumenten die de gemachtigde van [eiseres] heeft aangedragen om deze vordering te onderbouwen hoeven dan ook niet te worden besproken.
[eiseres] moet de huurachterstand van € 33.128,16 betalen
3.6.
[gedaagde] vordert € 33.128,16 van [eiseres] . Dit is het bedrag aan huurachterstand over de maanden mei 2025 tot en met oktober 2025. Deze vordering van [gedaagde] wordt toegewezen.
3.7.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een huurovereenkomst op basis waarvan [eiseres] huur moet betalen aan [gedaagde] . De maandelijkse huurprijs is € 5.521,36. De hoogte van de huurprijs en huurachterstand zijn door [eiseres] niet betwist. Ook heeft zij erkend de huur sinds mei 2025 niet te hebben betaald. [eiseres] vindt dat zij niet aan haar betalingsverplichting uit de huurovereenkomst gehouden kan worden. Volgens haar werkt [gedaagde] niet mee aan het zoeken naar een oplossing, zoals bijvoorbeeld de verkoop van het winkelpand aan [eiseres] of een derde, het verlagen van de huurprijs of het vinden van een andere huurder. De redenen waarom [eiseres] meent niet aan haar betalingsverplichting te kunnen worden gehouden hangen allemaal samen met de financiële problemen die zij zegt te hebben. Dat [eiseres] financiële problemen heeft volgt alleen nergens uit. Zij heeft dit niet met stukken onderbouwd en dat had wel op haar weg gelegen. Uit de e-mail van 28 augustus 2025 volgt ook dat de gemachtigde van [eiseres] geen inzage in de financiële gegevens wilde geven aan [gedaagde] . Reeds daarom kan dit verweer van [eiseres] niet slagen, nog los van de vraag of de aangevoerde redenen kunnen afdoen aan haar betalingsverplichting.
De vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen wordt afgewezen
3.8.
[gedaagde] vordert ook dat [eiseres] wordt veroordeeld om de toekomstige huur van € 5.521,36 per maand vanaf 1 november 2025 te betalen. Deze vordering wordt afgewezen omdat deze huurtermijnen nog niet opeisbaar zijn en [eiseres] op basis van de huurovereenkomst al de verplichting heeft om de huur te betalen. De kantonrechter adviseert [eiseres] alsnog zo spoedig mogelijk haar financiële positie bij [gedaagde] te onderbouwen en partijen om daarna in overleg met elkaar te treden.
[eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten
3.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat de vordering in reconventie nauw samenhangt met de vordering in conventie en (de gemachtigde van) [gedaagde] in reconventie geen afzonderlijke proceshandelingen heeft verricht, worden de proceskosten van [gedaagde] in reconventie op nihil gesteld. De proceskosten van [gedaagde] in conventie worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
De kantonrechter verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
In reconventie
4.3.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 33.128,16 aan verschuldigde huurtermijnen vanaf mei 2025 tot en met oktober 2025,
4.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In conventie en in reconventie
4.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, op 28 oktober 2025.
61312