Uitspraak
1.De procedure
- de brief namens [gedaagde] van 14 oktober 2025 met een eis in reconventie en productie.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. met als doel de ontbinding van de huurovereenkomst tussen hen. [eiseres] stelt dat zij de huur van het bedrijfspand niet meer kan betalen en dat [gedaagde] niet meewerkt aan redelijke voorstellen voor beëindiging van de overeenkomst. In reconventie vordert [gedaagde] betaling van de huurachterstand van € 33.128,16 over de maanden mei tot en met oktober 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2025 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst niet kan worden toegewezen in kort geding, omdat dit een constitutieve uitspraak betreft die niet verenigbaar is met het karakter van een kort geding. De vordering in reconventie tot betaling van de huurachterstand is toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen is afgewezen. De kantonrechter heeft [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 949,00. De uitspraak is gedaan op 28 oktober 2025 en is uitvoerbaar bij voorraad.