In deze zaak heeft eiser, die een woning huurt van gedaagde, de Huurcommissie verzocht om de redelijkheid van de aanvangshuurprijs te toetsen. De Huurcommissie verklaarde het verzoek van eiser niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiser vorderde vervolgens dat de kantonrechter de redelijkheid van de aanvangshuurprijs zou beoordelen en deze vaststellen op € 444,45 per maand. Gedaagde betwistte deze vordering en stelde dat er een verkeerde WOZ-waarde en energielabel waren gebruikt bij de puntentelling. De kantonrechter oordeelde dat eiser ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de puntentelling boven de liberalisatiegrens uitkwam. Dit betekende dat gedaagde de huurprijs mocht vragen die in de huurovereenkomst was overeengekomen. De vorderingen van eiser werden afgewezen. De zaak betreft een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij de kantonrechter de redelijkheid van de aanvangshuurprijs moest toetsen aan de hand van het woningwaarderingsstelsel. De kantonrechter concludeerde dat de overeengekomen huurprijs van € 1.350,00 per maand als redelijk moest worden beschouwd, en dat eiser geen recht had op terugbetaling van te veel betaalde huur.