ECLI:NL:RBMNE:2025:5561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/5285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening WIA-uitkering en terugvordering toeslagen

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die vreest dat haar WIA-uitkering deels zal worden ingevorderd door de belastingdienst en/of de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster heeft in haar verzoek herstel van rechtszekerheid gevraagd, omdat het Uwv pas na vijf jaar heeft besloten haar een WIA-uitkering toe te kennen, en zij betwist de juistheid van de WIA-berekening. Tevens heeft zij aangifte van corruptie gedaan bij het OM in Den Haag.

De griffier heeft verzoekster op 15 september 2025 verzocht om een kopie van het bezwaarschrift dat zij heeft ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Op 22 september 2025 heeft verzoekster opnieuw aangegeven dat de toekenning van de WIA-uitkering corruptief is en dat zij door het Uwv wordt opgelicht. De voorzieningenrechter legt uit dat het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op het besluit van 15 april 2025, waarin het Uwv de WIA-uitkering heeft toegekend met ingang van 17 april 2023. Aangezien er geen bezwaar- of administratief-beroepsprocedure loopt, is het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/5285

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: I.A. Fredison-Janssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster vraagt een voorlopige uitspraak ter voorkoming dat haar WIA-uitkering deels wordt ingevorderd door de belastingdienst en/of de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekster heeft in haar verzoek gevraagd om herstel van rechtszekerheid omdat het Uwv pas na vijf jaar heeft besloten aan verzoekster een WIA-uitkering toe te kennen. De WIA-berekening klopt volgens verzoekster niet. Ook heeft verzoekster aangifte van corruptie gedaan bij het OM in Den Haag.
3. De griffier heeft verzoekster op 15 september 2025 een brief gestuurd, waarin staat dat zij binnen een week een kopie moet overleggen van het bezwaarschrift dat zij heeft ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
4. Verzoekster heeft op 22 september 2025 nogmaals aangegeven dat de toekenning van de WIA-uitkering corruptief is en dat verzoekster door het Uwv wordt opgelicht en financieel uitgebuit. Omdat corruptie strafbaar is, staat deze zaak niet open voor bezwaar. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om rechtsbescherming en schadevergoeding.
5. Vervolgens heeft de griffier verzoekster op 24 september 2025 per e-mail gevraagd of het verzoek is bedoeld als een verzoek om voorlopige voorziening of een verzoek om schadevergoeding.
6. Verzoekster heeft in haar reactie van 24 september 2025 aangegeven dat zij als voorlopige voorziening verzoekt om een opschorting van de terugvordering van de zorg- en huurtoeslag door de belastingdienst.
7. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het besluit van 15 april 2025. In dat besluit heeft het Uwv aan verzoekster een WIA-uitkering toegekend met ingang van 17 april 2023. Tegen dat besluit loopt geen bezwaar- of administratief-beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. [1]

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.