ECLI:NL:RBMNE:2025:5565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
16/325759-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van MDMA, 3-MMC, vapes en snus met witwassen

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verkoop van MDMA en 3-MMC, het bezit van MDMA, en het witwassen van een geldbedrag. De verdachte werd ook beschuldigd van opzettelijke benadeling van de gezondheid door het verkopen van vapes met smaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de verkoop van MDMA en 3-MMC, en het bezit van MDMA, maar sprak hem vrij van het bezit van 3-MMC wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke benadeling van de gezondheid door vapes met smaak te verkopen, en dat hij ook had gehandeld in snus, maar dit feit niet kon worden gekwalificeerd als strafbaar. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van de feiten negentien jaar oud was en niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank besloot dat de verdachte geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, omdat hij inmiddels een legaal inkomen had en zijn leven op de rit had.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/325759-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 28 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2005] in [geboorteplaats] ,
wonende op het [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.De zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 14 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie, mr. L.H.J. Verheijden;
  • de advocaat van de verdachte, mr. L. de Leon.

2.De tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij (samengevat):
Feit 1: in de periode van 5 januari 2024 tot en met 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland MDMA heeft verkocht;
Feit 2: in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland 3-MMC heeft verkocht;
Feit 3: op 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland 1,41 gram 3-MMC en 11,16 gram MDMA bij zich heeft gehad;
Feit 4:in de periode van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland 729 vapes met een smaak heeft verkocht;
Feit 5: in de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland snus in de handel heeft gebracht;
Feit 6: in de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nieuwegein, althans in Nederland een geldbedrag van €35.705 heeft witgewassen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte heeft gehandeld in MDMA, 3-MMC, vapes met een smaak en snus. Bij de verdachte zijn naast vapes en snus ook MDMA en 3-MMC gevonden. Daarnaast is een geldbedrag van in totaal € 35.705 aangetroffen. De officier van justitie gaat ervan uit dat dit geldbedrag volledig voortkomt uit de handel in drugs, vapes en snus. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman verzocht om de verdachte (partieel) vrij te spreken van het bezit van en de handel in 3-MMC. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd en verzocht om de verdachte te veroordelen voor het meer subsidiaire feit, het niet voldoen aan de eisen van de Tabaks- en rookwarenwet. Ten aanzien van feit 5 en feit 6 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Handel in MDMA (feit 1)
Bewijsmiddelen
De verdachte bekent dat hij dit feit heeft gepleegd. De raadsman heeft niet om vrijspraak van dit feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank de inhoud van de bewijsmiddelen niet op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert: [1]
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting;
  • een proces-verbaal van 14 oktober 2024, inclusief bijlagen, betreffende de beschrijving van de doorzoeking van de woning van de verdachte;
- een proces-verbaal van 13 oktober 2024, inclusief bijlagen, betreffende het onderzoek naar de iPhone 14 van de verdachte; [3]
- een proces-verbaal van 17 januari 2025, inclusief bijlagen, betreffende het onderzoek naar de iPhone 12 van de verdachte. [4]
Bewijsoverweging
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij MDMA inkocht en verstrekte aan vrienden. Volgens de verdachte kan dit niet worden aangemerkt als handel, omdat hij daar - hoewel zijn vrienden hem voor de MDMA betaalden - geen winst op maakte. Indien en voor zover de verdachte op de verstrekking van de MDMA al geen winst maakte, geldt dat de verdachte de MDMA wel tegen betaling verstrekte. Dit is aan te merken als de verkoop van MDMA. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte heeft gehandeld in MDMA. Op grond van het dossier is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dit vanaf 22 januari 2024 deed. De rechtbank baseert dit oordeel op een bericht van [A] dat op de iPhone 14 van de verdachte is aangetroffen. In dit bericht van 22 januari 2024 schrijft [A] "totaal 3g 3m, g mdma en 20 euro assie". De rechtbank neemt op basis hiervan aan dat de verdachte zich (in elk geval) vanaf dat moment bezighield met het verstrekken van MDMA. Hiermee komt de rechtbank tot een iets kortere pleegperiode dan de officier van justitie.
3.3.2
Handel in 3-MMC (feit 2)
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 oktober 2024 werd [verdachte] staande gehouden. Ik vroeg hem of hij wilde laten zien wat hij in zijn zakken had. Ik zag dat hij direct uit zijn broekzak drie doorzichtige gripzakjes haalde en dat er kristalvormige brokjes in zaten. Ik vroeg hem wat de inhoud was van het gripzakje. Ik hoorde hem antwoorden 3MMC. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik vroeg [getuige 1] wat zij hier kwamen doen. Ik hoorde dat [getuige 1] het volgende verklaarde:
- dat hij via snapchat had afgesproken met [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte);
- dat hij bij [verdachte] 3 MMC ging kopen;
- dat de accountnaam van [verdachte] [accountnaam verdachte] is;
- dat hij wel is vaker 3MMC bij [verdachte] koopt. [6]
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hoe lang ben je al bezig met 3-MMC?Ik denk sinds juli 2024 ongeveer.
Hoeveel vrienden waren dat, die wel eens 3-MMC afnamen?Vijftien misschien, misschien tien. Ik heb er nooit op gelet.
Een proces-verbaal van 17 januari 2025, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [accountnaam verdachte] op 19 september 2024 een chatgesprek had met ' [B] '. Ik zag dat in de chat het volgende gesprek stond:
[B] : 'Bro''2g 3m wa kost da?'
[accountnaam verdachte] : '20'
[B] : '3g a.u.b.’ [7]
Bewijsoverweging
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet in 3-MMC maar in 2-MMC handelde. De rechtbank stelt vast dat de verdachte dit niet eerder heeft verklaard en vindt deze verklaring niet geloofwaardig. In het verhoor bij de rechter-commissaris heeft de verdachte bekend dat hij vanaf juli 2024 met 3-MMC bezig was en dat meerdere vrienden dit van hem afnamen. Op de dag van zijn aanhouding had de verdachte gripzakjes met kristalvormige brokjes bij zich waarvan hij zei dat het 3-MMC was. Een klant van de verdachte heeft op die dag gezegd dat hij 3-MMC van de verdachte ging kopen en dat hij dit wel vaker doet. Op de telefoon van de verdachte zijn daarnaast verschillende berichten gevonden die over 3-MMC (‘3M’) en niet over 2-MMC gaan, zoals het bericht van [B] en het eerder besproken bericht van [A] . Gelet op het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in 3-MMC heeft gehandeld.
3.3.3
Bezit van 3-MMC en MDMA (feit 3)
Vrijspraak bezit 3-MMC
De raadsman heeft aangevoerd dat het bezit van 3-MMC niet kan worden bewezen, omdat het dossier geen rapportage van het NFI bevat waaruit blijkt dat de aangetroffen substantie 3-MMC betrof. De rechtbank stelt voorop dat het ontbreken van een NFI-rapportage niet per definitie aan een veroordeling in de weg staat. Toch zal de rechtbank de verdachte (partieel) vrijspreken van het bezit van 3-MMC. De politie heeft een bepaalde substantie (vier brokjes) in beslag genomen en indicatief heeft getest. Het resultaat van deze test was dat de substantie 3-CMC betrof. Dit is een ander verdovend middel dan 3-MMC. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte op of omstreeks 11 oktober 2024 3-MMC in zijn bezit had.
Bewijsmiddelen bezit MDMA
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: 3418719
Object: verdovende mid
Aantal: 1 stuks
Verpakking: zak plastic
Bijzonderheden: plastic zak met korrels [8]
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: 3418723
Object: verdovende mid
Aantal/eenheid: 2 stuks
Verpakking: zak plastic
Bijzonderheden: 2 blauwe/witte pillen in een plastic gripzakje [9]
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uniek voorwerp nummer: AARL1940NL
BHV goednummer: G3418719
Object omschrijving: gripzak met beige poeder/brokken/kristallen
Aantal: 1
Nettogewicht: 9,55 gram [10]
Uniek voorwerp nummer: AARL1942NL
BHV goednummer: G3418723
Object omschrijving: gripzak met blauwe/witte tabletten, ‘Moncler’
Aantal: 1
Nettogewicht: 1.61 gram [11]
Een geschrift, te weten een rapportage van het NFI, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk: AARL1940NL
Omschrijving FO: kristalachtig poeder en brokvormig, beige, uit 9,55 gram
Conclusie: bevat MDMA [12]
Een geschrift, te weten een rapportage van het NFI, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk: AARL1942NL
Omschrijving FO: tablet, meerkleurig, uit 1,61 gram
Conclusie: bevat MDMA [13]
3.3.4
Handel in vapes met smaken (feit 4)
Bewijsmiddelen
De verdachte bekent dat hij dit feit heeft gepleegd. De raadsman heeft niet om vrijspraak van dit feit gevraagd. In deze situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting;
  • een proces-verbaal van 13 oktober 2024, inclusief bijlagen, betreffende het onderzoek naar de iPhone 14 van de verdachte;
- een proces-verbaal van 17 januari 2025, inclusief bijlagen, betreffende het onderzoek naar de iPhone 12 van de verdachte. [15]
Op de zitting is geen discussie gevoerd over de vraag of de verdachte in vapes heeft gehandeld. Wel is aan de orde gesteld welk strafbaar feit de verkoop van vapes met een smaak precies oplevert. Op deze vraag zal de rechtbank hieronder ingaan.
Bewijsoverweging
De officier van justitie vindt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke benadeling van de gezondheid (artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht). De verdachte heeft namelijk producten verkocht die schadelijk zijn voor de gezondheid en hij heeft zijn klanten niet gewezen op de gezondheidsrisico’s van deze producten.
De raadsman vindt dat alleen het meer subsidiaire feit (niet voldoen aan de eisen van de Tabaks- en Rookwarenwet) wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman voert aan dat de klanten van de verdachte heel goed wisten dat ze een schadelijk product kochten. Het voert te ver om de verdachte te verwijten dat hij de schadelijkheid van dit product verzweeg.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van vapes ernstige gezondheidsrisico’s met zich brengt. Dit blijkt ook uit onderzoeken van (onder meer) het Trimbos instituut en het RIVM. Juist om deze reden is de verkoop van vapes sinds enige tijd aan strikte regelgeving onderworpen.
Als verkoper van vapes had de verdachte een verantwoordelijkheid om zijn klanten (jongeren vanaf een jaar of 14) voor de gezondheidsrisico’s van vapes te waarschuwen. Dit geldt des te meer omdat de verdachte vapes met smaken verkocht. Door de smaken zijn gebruikers zich minder bewust van de schadelijkheid van het product en wordt de drempel verlaagd om het product te gebruiken. Dat is ook een van de redenen geweest om vapes met smaken landelijk te verbieden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen schriftelijke of mondelinge waarschuwingen over de gezondheidsrisico’s van de door de hem verkochte vapes heeft gegeven. Door dit na te laten heeft de verdachte opzettelijk de gezondheid van zijn klanten benadeeld. Dat mag worden aangenomen dat de klanten van de verdachte zelf ook wisten dat het gebruik van vapes tot gezondheidsrisico’s leidt, doet niet af aan de verplichting van de verdachte om hen daarover te informeren. Daarom acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen.
De rechtbank merkt daarbij ten overvloede nog op dat verdachte niet alleen wist dat aan het gebruik van vapes ernstige gezondheidsrisico’s verbonden zijn omdat dit een feit van algemene bekendheid is, maar ook omdat hij zelf gezondheidsklachten door het gebruik van vapes heeft ondervonden. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij zelf is gestopt met vapen omdat hij op enig moment bloed begon op te hoesten.
De rechtbank is zich ervan bewust dat het verbod op de handel in vapes met smaken pas sinds 1 januari 2023 geldt en dat de tabaksindustrie zich fors heeft ingespannen om deze vapes als een minder schadelijk alternatief voor sigaretten in de markt te zetten. Mede hierdoor lijken vapes met smaken nog tamelijk gangbaar te zijn, in het bijzonder onder jongeren. De rechtbank neemt deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee bij het bepalen van de strafmaat.
3.3.5
Handel in snus (feit 5)
Bewijsmiddelen
De verklaring van de verdachte op de zitting, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik snus heb verkocht. Ik ben hier tegelijk met de vapes mee gestart. Ik had een prijslijst op mijn Snapchat staan en verkocht het aan vrienden.
Een proces-verbaal van 13 oktober 2024, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:V: Heb je naast vapes nog eens iets ander bij hem besteld?
A: Nee.
V: Heeft hij je nooit iets anders aangeboden?
A: Nee.
V: Ook geen advertentie?
A: Ja dat wel. Als je om iets vraagt, krijg je de alle lijsten. Vapes snus en soms een THC vape erop en dat is het.
V: Wanneer heb je voor de eerste keer contact met [verdachte] gehad?
A: Anderhalf jaar geleden ongeveer. [16]
Een proces-verbaal van 17 januari 2025, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [accountnaam verdachte] op 24 september 2024 een chatgesprek had met [C] . Ik zag dat [C] stuurde: "Hoe duur is snabba". Ambtshalve is mij bekend dat snabba 'snus' betekent.
Ik zag dat [accountnaam verdachte] hierop reageerde door te sturen: "8" en "20". Ik zag dat [C] stuurde: "Kan k half tien ophalen". Ik zag dat [accountnaam verdachte] stuurde: "kom eraan". [17]
3.3.6
Witwassen (feit 6)
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van 14 oktober 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de slaapkamer van [verdachte] doorzocht. In de linker kledingkast vond ik bankbiljetten in coupures van 5 tot en met 500 euro, in een schoenendoos op de kast. Dit bleek later €35.705 te zijn. [18]
Een proces-verbaal van 10 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de contante opname bleek dat er in de bevraagde periode €3.178,- was opgenomen van de bankrekening. Uit het onderzoek van de bankrekening, blijkt dus niet waar het aangetroffen geld bedrag vandaan komt. Verdachte geeft aan dat hij ongeveer € 5.000 van de €35.705 heeft verdiend met de verkoop van vapes en 3mmc. De rest €30.000,- zou hij als verjaardag geld ontvangen hebben. De verdachte is 19 jaar oud en zou dus per verjaardag 30.000 / 19 = ruim €1500 hebben ontvangen. [19]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de verdachte een contant geldbedrag van € 35.705 is aangetroffen. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat slechts een deel van dit geld, namelijk € 5.000, afkomstig is uit de handel in illegale goederen. De rest van het geld zou de verdachte van jongs af aan hebben gespaard door klusjes te doen en verjaardagsgeld van familieleden opzij te zetten.
De rechtbank vindt deze verklaring van de verdachte hoogst onwaarschijnlijk. Het komt de rechtbank op zichzelf al onaannemelijk voor dat een jongen van 19 jaar oud jaarlijks € 1.500 heeft gespaard door het doen van klusjes en het oppotten van verjaardagsgeld. Daarbij blijkt uit het dossier dat de verdachte geruime tijd in allerlei illegale goederen heeft gehandeld. Gelet op de hoeveelheid berichten is zonder meer aannemelijk dat de verdachte hier (vele malen) meer dan € 5.000 aan heeft verdiend. De rechtbank baseert zich hierbij ook op de berichten van de verdachte aan zijn ouders die zijn aangetroffen op zijn telefoon, waarin hij zegt dat hij in twee dagen tijd € 1.800 heeft verdiend en op een andere dag € 1.100 euro heeft verdiend. Gelet hierop neemt de rechtbank aan dat het gehele contante geldbedrag dat bij de verdachte is aangetroffen, afkomstig is uit de handel in illegale goederen en daarmee dat de verdachte dit heeft witgewassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1
in de periode van 22 januari 2024 tot en met 11 oktober 2024 in Nederland opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 oktober 2024 in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 11 oktober 2024 in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 11,16 gram MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
in de periode van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nederland meerdere waren, te weten 729 vapes met een smaak, heeft verkocht en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk waren en verzwijgende dat schadelijke karakter;
5
in de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nederland een hoeveelheid tabak voor oraal gebruik bestemd of nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik bestemd, te weten snus, in de handel heeft gebracht;
6
in de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 in Nederland, (telkens) voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen van in totaal 35.705 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
Ontslag van alle rechtsvervolging feit 5
Ten aanzien van feit 5 komt de rechtbank niet tot kwalificatie van een strafbaar feit.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte heeft gehandeld in ‘snus’. In de volksmond wordt het woord ‘snus’ zowel gebruikt voor zakjes met tabak als voor zakjes die alleen nicotine bevatten. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet of de ‘snus’ die de verdachte heeft verhandeld tabak bevatte of alleen nicotine. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte in een van die varianten heeft gehandeld.
Dit leidt ertoe dat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd. Per 1 januari 2025 is de Tabaks- en rookwarenwet namelijk gewijzigd. De handel in tabakszakjes voor oraal gebruik was al verboden, maar sindsdien zijn ook nicotineproducten zonder tabak die voor oraal gebruik zijn bestemd verboden. [20] Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 snus in de handel heeft gebracht. Als de snus die de verdachte verkocht alleen nicotine bevatte, was dat vóór 2025 dus niet strafbaar onder de Tabaks- en rookwarenwet. Uit de bewijsmiddelen volgt niet welk type snus de verdachte in de handel heeft gebracht. Het gevolg hiervan is dat de verdachte voor dit feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Kwalificatie feiten 1, 2, 3, 4 en 6De bewezen verklaarde feiten leveren volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en 2: handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3: handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4:waren verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelen, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende, meermalen gepleegd.
Feit 6: eenvoudig witwassen.
5.3
Strafbaarheid feit en de verdachteTen aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 zijn er geen omstandigheden aannemelijk gemaakt die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte de taakstraf niet of niet goed uitvoert.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de feiten nog maar negentien jaar oud was en niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele maanden tot bijna een jaar beziggehouden met de handel in MDMA, 3-MMC en vapes met smaken. Ook heeft hij een fors geldbedrag witgewassen. Naar eigen zeggen is de verdachte met zijn handel begonnen omdat hij niet goed wist wat zijn doelen en ambities waren. Uit het dossier blijkt dat de verdachte veel moeite heeft gedaan om zijn handel draaiende te houden. Hij maakte gebruik van twee telefoons, had (wat de vapes betreft: een groot aantal) vaste klanten en leverde de bestelde middelen persoonlijk bij zijn klanten af. Het dossier laat kortom een beeld zien van een verdachte die gedurende lange tijd, niet incidenteel en op min of meer professionele wijze in verboden goederen handelde.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van MDMA en 3-MMC erg schadelijk is voor de volksgezondheid. Gebruikers van deze middelen lopen een groot risico om hun lichamelijke en geestelijke gezondheid ernstig en soms blijvend te schaden. De handel in deze middelen gaat bovendien gepaard met diverse vormen van zware criminaliteit die een ontwrichtende werking op de samenleving hebben.
Ook van vapes is algemeen bekend dat deze goederen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers, waarbij geldt dat de toegevoegde smaken het vapen aantrekkelijk maken voor jongeren. De verdachte heeft de schadelijke gevolgen van vapen ook zelf ondervonden, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om vapes met smaken aan een groot aantal (jonge) mensen te verkopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij niet bij de gevolgen van zijn handelen heeft stilgestaan en kennelijk alleen geïnteresseerd was in (snel) geld verdienen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 12 september 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de reclassering, opgesteld door A. Mandersloot, reclasseringswerker. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering zich zorgen maakt over de houding, de dagbesteding, het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte. De reclassering is van mening dat de verdachte het delictgedrag kleiner probeert te maken dan het is. Het is de reclassering niet duidelijk geworden of het delictgedrag alleen voortkomt uit gemakzucht en een gebrek aan zingeving, of dat er ook (deels) sprake is geweest van anti-sociaal gedrag. Hierdoor heeft de reclassering geen inschatting over het risico op herhaling kunnen maken. Positief is dat de verdachte zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis goed heeft gedragen. Hij komt niet meer in beeld bij de politie, beschikt over een legaal inkomen en zegt te hebben gebroken met bepaalde personen die niet goed voor hem waren. Ondanks deze ontwikkelingen vindt de reclassering het van belang dat de verdachte nog enige tijd door de reclassering wordt begeleid. Het advies aan de rechtbank luidt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en om de verdachte een (deels voorwaardelijke) straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk en inzicht verlenen in de financiën, als de reclassering dat nodig vindt.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Net als de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De verdachte maakt een leeftijdsadequate indruk en wordt momenteel begeleid door de volwassenreclassering. Een interventie vanuit de jeugdreclassering heeft geen bijzondere meerwaarde. De rechtbank zal daarom het ‘gewone’ volwassenenstrafrecht toepassen.
Gelet op het aantal, de ernst en de duur van de feiten is de oplegging van een gevangenisstraf aan de orde. De rechtbank zal echter geen straf opleggen die tot gevolg heeft dat de verdachte naar de gevangenis wordt gestuurd. In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte MDMA en 3-MMC alleen aan bekenden verkocht en dat zijn klantenkring wat deze drugs betreft beperkt was. De rechtbank weegt hierbij verder mee dat de verdachte ten tijde van de feiten nog maar negentien jaar oud was. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte nooit eerder voor een misdrijf is veroordeeld en dat hij sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft laten zien.
Om de genoemde redenen zal de rechtbank alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met als doel de verdachte te ontmoedigen om zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden koppelen, omdat de rechtbank daar geen meerwaarde in ziet. De verdachte heeft zijn leven op de rit en is inmiddels fulltime en met plezier aan het werk als dakdekker. Op de zitting heeft hij duidelijk gemaakt dat hij aan zichzelf wil blijven werken en dat hij daarbij geen hulp van de reclassering nodig heeft. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het stellen van bijzondere voorwaarden niet passend.
De verdachte krijgt naast de gevangenisstraf ook een taakstraf opgelegd. De rechtbank vindt het namelijk belangrijk dat de verdachte naast zijn voorlopige hechtenis nog een stevige consequentie van zijn handelen ondervindt. Ook denkt de rechtbank dat een taakstraf helpend kan zijn voor het behoud van ritme en het vergroten van verantwoordelijkheidsgevoel.
Alles afwegende zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen en daarnaast een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van het voorarrest. De aftrek van het voorarrest betekent in dit geval dat verdachte 172 uur taakstraf moet verrichten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen, nu zij verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf oplegt. Hiermee komt een einde aan de voorlopige hechtenis die formeel nog liep.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de telefoons heeft de officier van justitie verzocht om deze te retourneren aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het geldbedrag niet verbeurd te verklaren, omdat hij meent dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen. Ten aanzien van de telefoons heeft de raadsman verzocht om deze te retourneren aan de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaren. De verdachte wordt in dit vonnis veroordeeld voor witwassen en het in beslag genomen geldbedrag is uit baten van de strafbare feiten verkregen. Voor zover de in beslag genomen telefoons nog niet geretourneerd zijn aan de verdachte, bepaalt de rechtbank dat de telefoons terug moeten worden gegeven aan de verdachte. Het strafvorderlijk belang om deze goederen in beslag genomen te houden is namelijk beëindigd.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en de beslissingen over het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 157 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 6 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4 is vermeld;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid feit
- verklaart de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 3, 4 en 6 strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;
- ontslaat de verdachte voor het bewezenverklaarde feit 5 van alle rechtsvervolging;
Strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt dat de
gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstaf in mindering zal worden gebracht berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 35.490 EUR (G3420080)
  • 10 EUR (G3420090)
  • 205 EUR (G3420041)
  • 62,10 EUR (G3418741)
- gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
  • iPhone (3418700);
  • iPhone (3418704);
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Könning, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2024 tot en met 11 oktober 2024, te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 oktober 2024, te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid
van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 11 oktober 2024 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,41 gram , in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende 3-MMC, en/of 11,16 gram MDMA, zijnde 3-MMC
en/of MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een of meer waren, te weten 729 vapes met
een smaak heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd,
wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk waren en verzwijgende
dat schadelijke karakter;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een of meer waren, te weten 729 vapes met
smaak, heeft verhandeld waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat zij bij het gezien hun bestemming te verwachten gebruik bijzondere gevaren
konden opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens of, terwijl het
technische voortbrengselen betrof, tevens voor de veiligheid van zaken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een of meer hoeveelheden
nicotinehoudende vloeistoffen, te weten 729 vapes met smaak, in de handel heeft
gebracht terwijl die producten niet aan de krachtens art. 2 eerste, tweede en/of
vijfde tot en met negende lid van de Tabaks- en rookwarenwet gestelde eisen
voldeden, te weten het onder artikel 2 eerste lid onder b: ingrediënten (smaak);
5
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024 te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid tabak voor oraal gebruik
bestemd en/of nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik bestemd, te
weten snus, in de handel heeft gebracht;
6
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2023 tot en met 11 oktober 2024, te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland,
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten enig geldbedrag (van in ieder geval
35.705 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of
omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en),
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024285645-36, doorgenummerd pagina 1 tot en met 234. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Wanneer wordt verwezen naar het aanvullend dossier of het einddossier, wordt hieraan een ‘A’ dan wel een ‘E’ toegevoegd.
2.Pagina 64.
3.Pagina 109.
4.Pagina 207 (E).
5.Pagina 39.
6.Pagina 33.
7.Pagina 208 (E).
8.Pagina 224.
9.Pagina 230.
10.Pagina 303 (E).
11.Pagina 307 (E).
12.Pagina 313 (E).
13.Pagina 312 (E).
14.Pagina 109.
15.Pagina 207 (E).
16.Pagina 91.
17.Pagina 207 (E).
18.Pagina 64.
19.Pagina 330 (E).
20.Zie artikel 3a Tabaks- en rookwarenwet.