ECLI:NL:RBMNE:2025:5567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11739985 \ AC EXPL 25-1416
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling boete na ontbinding koopovereenkomst onder voorbehoud van financiering auto

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een boete van € 9.217,35 van de gedaagde partij, die onder de handelsnaam opereert. De vordering is het gevolg van de ontbinding van een koopovereenkomst voor een auto, die onder voorbehoud van financiering was gesloten. De eiseres heeft de overeenkomst ontbonden omdat de gedaagde de auto niet heeft betaald. De gedaagde stelt dat de financiering was geannuleerd en dat de eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarde om de auto binnen de afgesproken termijn te leveren. De kantonrechter heeft de zaak op 10 oktober 2025 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat de koopovereenkomst niet is geannuleerd en dat de gedaagde de boete moet betalen. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de eiseres vergoeden. De kantonrechter heeft het vonnis op 29 oktober 2025 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11739985 \ AC EXPL 25-1416
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. G. de Gelder,
tegen
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 9 producties
- de mondelinge reactie van [handelsnaam] op de rolzitting van 11 juni 2025 waarvan een schriftelijk verslag is opgemaakt
- de e-mail van [handelsnaam] van 14 juli 2025 met bijlagen
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 25 september 2025 met een aanvullende productie van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 10 oktober 2025.
1.2.
Op 10 oktober 2025 is de zaak mondeling behandeld tijdens een zitting. Namens [eiseres] waren aanwezig [A] , verkoopadviseur, en [B] , salesmanager, bijgestaan door mr. De Gelder, gemachtigde. Namens [handelsnaam] was aanwezig
[C] , de echtgenoot van [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Aan het einde van de zitting is bepaald dat vandaag de uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
De zaak gaat over de verkoop van een auto die niet is doorgegaan. [eiseres] (de verkoper) heeft de koopovereenkomst ontbonden omdat [handelsnaam] de auto niet heeft betaald. [eiseres] vordert van [handelsnaam] een contractuele boete van € 9.217,35, wettelijke rente, incassokosten en proceskosten. [handelsnaam] vindt dat zij dit niet hoeft te betalen omdat de financiering voor de auto was geannuleerd en [eiseres] niet kon voldoen aan de voorwaarde de auto binnen de afgesproken termijn te leveren. De kantonrechter ziet dit anders en wijst de vordering van [eiseres] toe.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[handelsnaam] heeft op 29 augustus 2024 een koopovereenkomst gesloten met [eiseres] voor de aankoop van een Volkswagen Tiguan (hierna: de auto) voor een totale koopsom van € 61.499,99, onder voorbehoud van financiering door een derde partij. Op de koopovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst moest de auto nog gemaakt worden.
3.2.
Op 30 augustus 2024 is de financieringsaanvraag goedgekeurd.
3.3.
In januari 2025 was de auto klaar om op te halen. [eiseres] heeft [handelsnaam] gebeld om een afleverafspraak te maken. [handelsnaam] heeft de auto niet opgehaald en de koopsom niet betaald.

4.De beoordeling

De koopovereenkomst is geen consumentenkoop
4.1.
De kantonrechter heeft eerst beoordeeld of sprake is van een consumentenkoop omdat de opdrachtbevestiging voor de koop van de auto alleen is ondertekend door mevrouw [gedaagde] . Het goedkeuringsbericht van de financieringsaanvraag, dat [handelsnaam] op 30 augustus 2024 naar [eiseres] heeft gestuurd, is gericht aan [handelsnaam] . Tijdens de rolzitting is namens [handelsnaam] gezegd dat de auto nodig was voor de onderneming. Op de zitting van 10 oktober 2025 is namens [handelsnaam] toegelicht dat mevrouw [gedaagde] de auto eerst als privé persoon wilde kopen maar dat zij in overleg met haar accountant ervoor heeft gekozen de auto door [handelsnaam] te laten kopen. Uit deze toelichting en uit de financieringsaanvraag op naam van [handelsnaam] blijkt voldoende dat mevrouw [gedaagde] bij de koop van de auto in de uitoefening van haar onderneming handelde. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van consumentenkoop. Dit betekent dat op de koopovereenkomst de wettelijke regels van consumentenbescherming niet van toepassing zijn.
De koopovereenkomst is niet geannuleerd
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de koopovereenkomst niet is geëindigd door annulering. In de opdrachtbevestiging staat dat de koopovereenkomst kosteloos geannuleerd kan worden als de financial lease wordt afgekeurd. [handelsnaam] heeft [eiseres] echter op 30 augustus 2024 een bericht gestuurd dat de financial lease-aanvraag is goedgekeurd. De auto is toen in productie gegaan. De kantonrechter is van oordeel dat de voorwaarde om te kunnen annuleren daarmee is uitgewerkt. [handelsnaam] kon de koopovereenkomst daarna niet meer kosteloos annuleren.
4.3.
[handelsnaam] stelt dat de financiering in maart 2025 alsnog is geannuleerd en dat zij de koopovereenkomst daarom diezelfde maand mondeling bij [eiseres] heeft geannuleerd. Dat was nadat de auto was geproduceerd en al gereed was om aan [handelsnaam] te leveren. Dat [handelsnaam] verzocht zou hebben om te annuleren is door
[eiseres] betwist en door [handelsnaam] niet onderbouwd. Dit verzoek is daarmee niet vast komen te staan. Overigens is niet gesteld en ook niet gebleken dat [eiseres] met annulering had ingestemd. Dit zou wel nodig zijn geweest. Immers, op grond van de overeenkomst kon [handelsnaam] niet meer kosteloos annuleren.
4.4.
[handelsnaam] stelt ook dat mondeling is afgesproken dat zij de koopovereenkomst kosteloos kon annuleren als de auto niet op tijd geleverd zou worden, namelijk in week 46 (15 november 2024). [eiseres] heeft dit betwist. In de koopovereenkomst staat dat de “gewenste afleverdatum” 15 november 2024 is. Uit artikel V.1. van de algemene voorwaarden bij de koopovereenkomst blijkt dat de opgegeven leveringstermijnen alleen indicatief en geen fatale termijnen zijn, tenzij dit uitdrukkelijk is overeengekomen. Gelet op dit artikel is de aanduiding in de koopovereenkomst ‘gewenste afleverdatum 15 november 2024’ geen fatale termijn waarna [handelsnaam] de overeenkomst zou kunnen ontbinden. [handelsnaam] heeft niet concreet gemaakt wanner zij met [eiseres] een aanvullende afspraak heeft gemaakt dat zij de koopovereenkomst kosteloos kan annuleren als de auto niet in week 46 (15 november 2024) zou worden geleverd. Dit had wel op haar weg gelegen, aangezien [eiseres] deze nadere afspraak betwist. Het staat daarom niet vast dat
15 november 2024 een fatale termijn was voor de levering. Dit betekent dat [eiseres] op grond van de koopovereenkomst niet verplicht was de auto uiterlijk op deze datum aan [handelsnaam] te leveren. [handelsnaam] heeft ook niet gesteld dat zij op enig moment [eiseres] een termijn heeft gesteld om de auto te leveren, waarna zij de overeenkomst zou kunnen ontbinden.
4.5.
Overigens is ook niet gebleken dat [handelsnaam] de koopovereenkomst daadwerkelijk heeft geannuleerd toen bleek dat de auto niet tijdig geleverd kon worden. [eiseres] heeft dit betwist. [handelsnaam] heeft haar stelling niet nader onderbouwd. Uit de door [handelsnaam] overgelegde Whatsapp-berichten met de heer [A] van [eiseres] , die na het sluiten van de koopovereenkomst tussen 9 oktober 2024 en
24 januari 2025 zijn verstuurd, blijkt niet dat [handelsnaam] aan [eiseres] een bericht heeft verstuurd dat zij de auto niet meer wilde, terwijl in deze berichten wel wordt gesproken over de levering van de auto. De stelling van [handelsnaam] dat zij de koopovereenkomst heeft geannuleerd omdat de auto niet op tijd is geleverd, is daarom tegenstrijdig met de Whatsapp-berichten over de levering.
4.6.
Omdat [handelsnaam] niets heeft genoemd waaruit volgt dat zij de overeenkomst (nog) kon annuleren en ook niets waaruit zou kunnen blijken dat [handelsnaam] de koopovereenkomst daadwerkelijk heeft geannuleerd, ziet de kantonrechter geen reden om [handelsnaam] de gelegenheid te geven bewijs te leveren voor haar stelling.
[handelsnaam] moet op grond van de koopovereenkomst een boete betalen
4.7.
Op grond van de koopovereenkomst moet [handelsnaam] een boete van € 9.217,35 betalen. De rechtsgrond hiervoor is nakoming: partijen moeten doen wat zij met elkaar hebben afgesproken.
4.8.
Omdat [handelsnaam] de koopprijs voor de auto niet heeft betaald, heeft [eiseres] de koopovereenkomst op 17 april 2025 ontbonden. In de koopovereenkomst staat ook een boetebeding. [1] Daarin staat dat [handelsnaam] een boete moet betalen aan [eiseres] als [handelsnaam] een verplichting uit de overeenkomst niet nakomt en de koopovereenkomst om die reden wordt ontbonden door [eiseres] . De boete bedraagt volgens dit boetebeding 15% van de catalogusprijs inclusief BTW en BPM. De boete is daarom € 9.217,35 (15% van € 61.449,02).
De boete is niet onredelijk
4.9.
[handelsnaam] heeft ook gesteld dat de auto door [eiseres] inmiddels is verkocht tegen een lagere prijs dan de koopprijs die zij met [eiseres] had afgesproken. Voor zover [handelsnaam] bedoelt heeft te zeggen dat het om die reden niet redelijk is als zij een boete moet betalen voor het niet afnemen van de auto, slaagt dit standpunt niet.
4.10.
De kantonrechter kan een boete alleen matigen als toepassing van het boetebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter moet daarom terughoudend zijn met de bevoegdheid tot het matigen van een boete. De omstandigheid dat de auto verkocht is, betekent niet dat het onaanvaardbaar is om de boete te vorderen. De prijs van de auto bij die verkoop is ook niet van belang. Dit was mogelijk anders geweest als [eiseres] náást de boete schadevergoeding had gevorderd en de schade had bepaald aan de hand van de nieuwwaarde en de gerealiseerde verkoopprijs, maar dat heeft zij niet gedaan.
4.11.
Tot slot heeft [handelsnaam] verklaard dat zij niet kan betalen. Ook deze omstandigheid maakt niet dat de boete onredelijk is of dat [handelsnaam] de boete niet zou hoeven betalen.
4.12.
Omdat er geen andere omstandigheden zijn die reden zijn om de boete te matigen, zal de kantonrechter het hele boetebedrag van € 9.217,35 toewijzen. [handelsnaam] moet over deze boete wettelijke rente betalen vanaf 17 april 2025 omdat [eiseres] vanaf die dag al recht had op betaling van de boete. [eiseres] heeft de wettelijke rente tot en met 31 mei 2025 berekend op € 126,17. Bij elkaar opgeteld leiden de boete en de wettelijke rente tot en met 31 mei 2025 tot een bedrag van € 10.344,06. Dit bedrag wordt toegewezen. [handelsnaam] moet daarnaast de wettelijke rente over de boete vanaf 1 juni 2025 betalen.
De incassokosten worden afgewezen
4.13.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-Integraal 2013, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
4.14.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. [eiseres] heeft namelijk nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan
[eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
[handelsnaam] moet proceskosten betalen
4.15.
[handelsnaam] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
119,40
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.475,40
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 10.344,06, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over
€ 9.217,35 met ingang van 1 juni 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten van € 1.475,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [handelsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
40160

Voetnoten

1.Artikel XV van de algemene voorwaarden