4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de feiten niet zijn bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
De rechtbank overweegt dat voor belaging, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op een anders persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet de pleger het oogmerk hebben om een ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De verdachte en [aangeefster] (hierna: de aangeefster) delen de gezamenlijke interesse om festivals, concerten en televisieopnames bij te wonen. Tijdens hun vriendschappelijke relatie van ongeveer 10 jaar hebben zij dit soort evenementen ook gezamenlijk en meermalen bezocht. De verdachte was bij deze evenementen vaak aanwezig als fotograaf en in die hoedanigheid maakte hij foto’s van bekende Nederlanders en ook foto’s van de aangeefster met bekende Nederlanders.
In juli 2023 is de aangeefster naar de politie gegaan en zij heeft toen in een zogenaamd intakegesprek - kort gezegd - aan de politie verklaard dat zij het gevoel heeft dat de verdachte de controle over haar heeft, dat de verdachte dwingend is, dat zij moeilijk nee tegen hem kan zeggen en dat hij altijd wil weten waar zij is en wat zij doet. Ook wil de verdachte bepalen met wie zij wel en niet mag omgaan. Zij heeft toen ook verklaard dat zij wilde stoppen met de relatie, maar dat zij het erg moeilijk vindt om hem te weren uit haar leven.
Op 14 september 2023 heeft de aangeefster aangifte gedaan van belaging door de verdachte en op 30 november 2023 heeft de aangeefster nog een aanvullende verklaring afgelegd. Deze verklaringen hebben ertoe geleid dat de politie op 12 januari 2024 tijdens een zogenaamd “stopgesprek” aan de verdachte in woord en op schrift duidelijk heeft gemaakt dat hij op geen enkele wijze nog contact mag hebben met de aangeefster. Als hij dat wel zou doen dan zou aangifte tegen hem worden gedaan. Aan de verdachte werd door de politie verteld dat zij met de aangeefster ook een zogenaamd “stopgesprek” zouden voeren, waarin zij met de aangeefster dezelfde afspraken zouden maken als met de verdachte.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte zich in de ten laste gelegde periode van 24 januari 2024 tot en met 10 augustus 2024 schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hierbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat als verzocht wordt om te stoppen met ieder contact, zoals in dit geval is gebeurd tijdens het zogenaamde “stopgesprek” op 12 januari 2024, en daarmee wordt doorgegaan, dit in beginsel een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster oplevert.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de verdachte en de aangeefster in de genoemde periode van ongeveer 7,5 maand elkaar driemaal zijn tegengekomen, namelijk bij een concert van de Toppers op 26 mei 2024 in Amsterdam, bij het Muziekfeest op het plein op 29 mei 2024 in Zeewolde en bij een bezoek van Waylon aan het Mediapark in Hilversum op 10 augustus 2024. De verdachte was bij deze evenementen steeds aanwezig als fotograaf en/of als fan en de aangeefster was hierbij aanwezig als fan. Geenszins is gebleken dat de verdachte deze openbare evenementen heeft bezocht met de voorafgaande intentie om contact te hebben/krijgen met de aangeefster of dat hij ervan op de hoogte was dat zij daar ook aanwezig zou zijn.
Vast staat dat de verdachte, nadat hij ter plaatse had gezien dat de aangeefster aanwezig was bij het concert van de Toppers op 26 mei 2024 en bij het bezoek van Waylon aan het Mediapark op 10 augustus 2024, contact heeft gezocht met de aangeefster. Volgens de verdachte deed hij dat omdat hij op dat moment door de aangeefster werd uitgedaagd respectievelijk omdat zij steeds achter zijn rug om slecht over hem sprak. De verdachte ontkent op 29 mei 2024 enig contact met de aangeefster te hebben gehad, maar volgens de aangeefster stond hij wel in haar buurt en maakte hij opmerkingen om haar uit te dagen.
De rechtbank neemt de verdachte deze contactmomenten kwalijk en deze gedragingen van de verdachte kunnen beschouwd worden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Om echter tot een bewezenverklaring van belaging te komen moeten deze wederrechtelijke gedragingen ook stelselmatig zijn. Bij de beoordeling of sprake is van stelselmatigheid zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de vrijheid van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat van deze stelselmatigheid in dit geval geen sprake is. Het gaat om drie contactmomenten in een ten laste gelegde periode van 7,5 maand op openbare plekken waar de verdachte als fotograaf aanwezig was en waarvan niet vaststaat dat hij van tevoren wist dat aangeefster daar ook zou zijn. Uit het dossier komt ook niet naar voren dat er op andere wijze, door bellen of door het sturen van berichten, na het “stopgesprek” contactmomenten zijn geweest tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde belaging.
De rechtbank benadrukt dat, hoewel de verdachte van de ten laste gelegde belaging zal worden vrijgesproken, het voor de verdachte duidelijk moet zijn dat de aangeefster nog steeds geen enkel contact met de verdachte wil en dat deze vrijspraak daar niets aan af doet. De voorwaarden die de politie met de verdachte in het zogenaamde “stopgesprek” heeft besproken dient de verdachte dan ook te blijven respecteren.
[getuige] heeft telefonisch aan de politie verklaard dat de verdachte aan hem en aan anderen naaktfoto’s en video’s van seksuele aard van de aangeefster heeft laten zien. De verdachte heeft dit van meet af aan ontkend.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet alleen worden aangenomen op de verklaring van één getuige (in dit geval [getuige] ). Voor een bewezenverklaring moet er dan ook sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan [getuige] . Een verklaring van iemand anders die enkel een weergave bevat van wat de getuige (in dit geval [getuige] ) aan diegene heeft verteld, geldt niet als steunbewijs. Deze verklaring is immers van dezelfde bron.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [getuige] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend op grond van de zich in het dossier bevindende onderzoeksbevindingen. De aangeefster heeft weliswaar aangifte gedaan van dit feit, maar wat zij in haar aangifte heeft verklaard komt uit dezelfde bron, namelijk [getuige] .
Daarnaast bevat het dossier geen andere bewijsmiddelen die zien op het openbaar maken van de betreffende foto’s en/of video’s. De politie heeft geen onderzoek gedaan naar de andere personen aan wie de verdachte, volgens [getuige] , de foto’s en video’s heeft laten zien. Dan blijft enkel het gegeven over dat er seksueel getinte foto’s en video’s op de telefoons van verdachte zijn aangetroffen. Dit is onvoldoende om als steunbewijs te dienen, omdat uit het dossier ook niet blijkt dat de door [getuige] beschreven foto’s en video’s zijn aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte.
De rechtbank acht dus niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal daarom de verdachte ook van dit feit vrijspreken.