ECLI:NL:RBMNE:2025:5570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
16/309538-24 en 16/094768-25 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging en openbaarmaking van seksueel getinte beelden

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging en het openbaar maken van seksueel getinte beelden van de aangeefster. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten. De zaak, met parketnummers 16/309538-24 en 16/094768-25, werd behandeld in een meervoudige kamer in Utrecht. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank overwoog dat voor belaging, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, sprake moet zijn van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte en de aangeefster hadden een vriendschappelijke relatie en deelden gezamenlijke interesses, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet stelselmatig had gehandeld. De contactmomenten tussen de verdachte en de aangeefster waren sporadisch en vonden plaats op openbare evenementen, zonder dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangeefster.

Met betrekking tot de openbaarmaking van de beelden oordeelde de rechtbank dat de verklaring van de getuige niet voldoende steunbewijs bood voor de beschuldiging. De rechtbank benadrukte dat er geen ander bewijs was dat de verdachte de beelden daadwerkelijk had openbaar gemaakt. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16/309538-24 en 16/094768-25 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1965] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak met parketnummer 16/309538-24 is op 29 januari 2025 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
De inhoudelijke behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 14 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. A. Drogt;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.G. Vos;
  • de benadeelde partij: mw. [aangeefster] , bijgestaan door mw. [A] van Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
16/309538-24:
in de periode van 24 januari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te Hilversum en/of Utrecht [aangeefster] heeft belaagd;
16/094768-25:
op 13 november 2024 te Nieuwegein foto’s en video’s van seksuele aard van [aangeefster] openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor [aangeefster] kon zijn.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie vordert de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 140 uren voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel vordert de officier van justitie een proeftijd van 2 jaren te verbinden en – kort gezegd – de volgende door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een ambulante begeleiding;
  • een contactverbod met [aangeefster] ;
  • een locatieverbod (verdachte mag zich niet bevinden binnen een straal van 100 meter van de woning van [aangeefster] ).
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot de ten laste gelegde belaging voert de raadsman aan dat geen sprake is geweest van wederrechtelijk handelen. In het geval er wel handelingen zijn waarbij de wederrechtelijkheid is komen vast te staan, dan is het totaal van deze handelingen niet zodanig dat bewezen kan worden dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Ook kan niet worden vastgesteld dat bij de verdachte het oogmerk bestond om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen dan wel vrees aan te jagen.
Daarnaast is de verdachte ten laste gelegd dat hij foto’s en/of video’s van seksuele aard van [aangeefster] openbaar heeft gemaakt. De advocaat wijst er bij dit feit op dat alle informatie afkomstig is van getuige [getuige] en het aan verder ondersteunend bewijs ontbreekt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de feiten niet zijn bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
T.a.v. 16/309538-24:
De rechtbank overweegt dat voor belaging, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op een anders persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet de pleger het oogmerk hebben om een ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De verdachte en [aangeefster] (hierna: de aangeefster) delen de gezamenlijke interesse om festivals, concerten en televisieopnames bij te wonen. Tijdens hun vriendschappelijke relatie van ongeveer 10 jaar hebben zij dit soort evenementen ook gezamenlijk en meermalen bezocht. De verdachte was bij deze evenementen vaak aanwezig als fotograaf en in die hoedanigheid maakte hij foto’s van bekende Nederlanders en ook foto’s van de aangeefster met bekende Nederlanders.
In juli 2023 is de aangeefster naar de politie gegaan en zij heeft toen in een zogenaamd intakegesprek - kort gezegd - aan de politie verklaard dat zij het gevoel heeft dat de verdachte de controle over haar heeft, dat de verdachte dwingend is, dat zij moeilijk nee tegen hem kan zeggen en dat hij altijd wil weten waar zij is en wat zij doet. Ook wil de verdachte bepalen met wie zij wel en niet mag omgaan. Zij heeft toen ook verklaard dat zij wilde stoppen met de relatie, maar dat zij het erg moeilijk vindt om hem te weren uit haar leven.
Op 14 september 2023 heeft de aangeefster aangifte gedaan van belaging door de verdachte en op 30 november 2023 heeft de aangeefster nog een aanvullende verklaring afgelegd. Deze verklaringen hebben ertoe geleid dat de politie op 12 januari 2024 tijdens een zogenaamd “stopgesprek” aan de verdachte in woord en op schrift duidelijk heeft gemaakt dat hij op geen enkele wijze nog contact mag hebben met de aangeefster. Als hij dat wel zou doen dan zou aangifte tegen hem worden gedaan. Aan de verdachte werd door de politie verteld dat zij met de aangeefster ook een zogenaamd “stopgesprek” zouden voeren, waarin zij met de aangeefster dezelfde afspraken zouden maken als met de verdachte.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte zich in de ten laste gelegde periode van 24 januari 2024 tot en met 10 augustus 2024 schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hierbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat als verzocht wordt om te stoppen met ieder contact, zoals in dit geval is gebeurd tijdens het zogenaamde “stopgesprek” op 12 januari 2024, en daarmee wordt doorgegaan, dit in beginsel een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster oplevert.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de verdachte en de aangeefster in de genoemde periode van ongeveer 7,5 maand elkaar driemaal zijn tegengekomen, namelijk bij een concert van de Toppers op 26 mei 2024 in Amsterdam, bij het Muziekfeest op het plein op 29 mei 2024 in Zeewolde en bij een bezoek van Waylon aan het Mediapark in Hilversum op 10 augustus 2024. De verdachte was bij deze evenementen steeds aanwezig als fotograaf en/of als fan en de aangeefster was hierbij aanwezig als fan. Geenszins is gebleken dat de verdachte deze openbare evenementen heeft bezocht met de voorafgaande intentie om contact te hebben/krijgen met de aangeefster of dat hij ervan op de hoogte was dat zij daar ook aanwezig zou zijn.
Vast staat dat de verdachte, nadat hij ter plaatse had gezien dat de aangeefster aanwezig was bij het concert van de Toppers op 26 mei 2024 en bij het bezoek van Waylon aan het Mediapark op 10 augustus 2024, contact heeft gezocht met de aangeefster. Volgens de verdachte deed hij dat omdat hij op dat moment door de aangeefster werd uitgedaagd respectievelijk omdat zij steeds achter zijn rug om slecht over hem sprak. De verdachte ontkent op 29 mei 2024 enig contact met de aangeefster te hebben gehad, maar volgens de aangeefster stond hij wel in haar buurt en maakte hij opmerkingen om haar uit te dagen.
De rechtbank neemt de verdachte deze contactmomenten kwalijk en deze gedragingen van de verdachte kunnen beschouwd worden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Om echter tot een bewezenverklaring van belaging te komen moeten deze wederrechtelijke gedragingen ook stelselmatig zijn. Bij de beoordeling of sprake is van stelselmatigheid zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de vrijheid van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat van deze stelselmatigheid in dit geval geen sprake is. Het gaat om drie contactmomenten in een ten laste gelegde periode van 7,5 maand op openbare plekken waar de verdachte als fotograaf aanwezig was en waarvan niet vaststaat dat hij van tevoren wist dat aangeefster daar ook zou zijn. Uit het dossier komt ook niet naar voren dat er op andere wijze, door bellen of door het sturen van berichten, na het “stopgesprek” contactmomenten zijn geweest tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde belaging.
De rechtbank benadrukt dat, hoewel de verdachte van de ten laste gelegde belaging zal worden vrijgesproken, het voor de verdachte duidelijk moet zijn dat de aangeefster nog steeds geen enkel contact met de verdachte wil en dat deze vrijspraak daar niets aan af doet. De voorwaarden die de politie met de verdachte in het zogenaamde “stopgesprek” heeft besproken dient de verdachte dan ook te blijven respecteren.
T.a.v. 16/094768-25:
[getuige] heeft telefonisch aan de politie verklaard dat de verdachte aan hem en aan anderen naaktfoto’s en video’s van seksuele aard van de aangeefster heeft laten zien. De verdachte heeft dit van meet af aan ontkend.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet alleen worden aangenomen op de verklaring van één getuige (in dit geval [getuige] ). Voor een bewezenverklaring moet er dan ook sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan [getuige] . Een verklaring van iemand anders die enkel een weergave bevat van wat de getuige (in dit geval [getuige] ) aan diegene heeft verteld, geldt niet als steunbewijs. Deze verklaring is immers van dezelfde bron.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [getuige] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend op grond van de zich in het dossier bevindende onderzoeksbevindingen. De aangeefster heeft weliswaar aangifte gedaan van dit feit, maar wat zij in haar aangifte heeft verklaard komt uit dezelfde bron, namelijk [getuige] .
Daarnaast bevat het dossier geen andere bewijsmiddelen die zien op het openbaar maken van de betreffende foto’s en/of video’s. De politie heeft geen onderzoek gedaan naar de andere personen aan wie de verdachte, volgens [getuige] , de foto’s en video’s heeft laten zien. Dan blijft enkel het gegeven over dat er seksueel getinte foto’s en video’s op de telefoons van verdachte zijn aangetroffen. Dit is onvoldoende om als steunbewijs te dienen, omdat uit het dossier ook niet blijkt dat de door [getuige] beschreven foto’s en video’s zijn aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte.
De rechtbank acht dus niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal daarom de verdachte ook van dit feit vrijspreken.

4.In beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
  • Dell (notebook), voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463966;
  • iPhone 7 plus, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463928;
  • iPhone 16 pro, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G2463919;
  • iPhone 14 pro max, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463924;
  • Conceptronic usb hdd 2.5, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463941;
  • iPad pro, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463970.
7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de Dell (notebook), iPhone 7 plus, de iPhone 16 pro en de iPhone 14 pro max te onttrekken aan het verkeer omdat op de notebook en deze telefoons foto’s en/of video’s van seksuele aard aanwezig zijn waarop [aangeefster] staat afgebeeld. Deze telefoons zijn volgens de officier van justitie inmiddels allemaal vernietigd.
De overige inbeslaggenomen goederen (te weten de Conceptronic usb hdd 2.5 en de Ipad Pro) zijn volgens de officier van justitie al aan de verdachte teruggegeven.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt alle nog niet teruggeven inbeslaggenomen goederen terug te geven aan de verdachte
.De harde schijf (Conceptronic usb hdd 2.5) en de Ipad zijn al terug bij de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van alle in beslag genomen voorwerpen. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.
Op de gegevensdragers/telefoons kunnen weliswaar foto’s en/of video’s staan van seksuele aard van [aangeefster] , maar niet is gebleken dat het hier gaat om afbeeldingen en/of foto’s die volgens de wet strafbaar zijn.
Nu de overige inbeslaggenomen goederen (Conceptronic usb hdd 2.5 en de Ipad Pro) al aan verdachte zijn teruggegeven zal de rechtbank daarover geen beslissing nemen.

5.Vordering benadeelde partij

8.1.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.250,- aan immateriële schade.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, gelet op zijn pleidooi tot integrale vrijspraak, op het standpunt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte wordt vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 16/309538-24 en 16/094768-25 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • Dell (notebook), voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463966;
  • iPhone 7 plus, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463928;
  • iPhone 16 pro, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G2463919;
  • iPhone 14 pro max, voorwerpnummer: PL0900-2024368639-G3463924;
Vordering benadeelde partij [aangeefster] (t.a.v. 16/309538-24 en 16/094768-25)
  • verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.
Bijlage: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
(in de zaak met parketnummer 16/309538-24)
in of omstreeks de periode 24 januari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te Hilversum en/of
Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door:
- haar te benaderen,
- tegen haar te praten,
- haar achterna te lopen en/of
- haar (meermaals) te bellen en/of berichten te sturen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en
(in de zaak met parketnummer 16/094768-25)
op of omstreeks 13 november 2024 te Nieuwegein, althans in Nederland,
een visuele weergave van seksuele aard, te weten één of meer foto's en/of video's
van een persoon, te weten [aangeefster] , waarop:
- die [aangeefster] in (rode) lingerie zichtbaar is en/of
- die [aangeefster] met blote borsten zichtbaar is en/of
- die [aangeefster] verdachte oraal bevredigt en/of
- die [aangeefster] en verdachte seks hebben openbaar heeft gemaakt,
terwijl verdachte wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [aangeefster] kon zijn.