In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en tegen het besluit van 18 april 2024 behandeld. Eiser had op 27 november 2023 een verzoek ingediend bij [bedrijf] B.V. om inzage in zijn belgegevens vanuit de Penitentiaire Inrichting [locatie]. De minister voor Rechtsbescherming, als verwerkingsverantwoordelijke, heeft het verzoek overgedragen aan verweerder. Op 4 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Echter, op 18 april 2024 heeft verweerder alsnog beslist op het verzoek van eiser en zijn verzoek ingewilligd. Eiser heeft op 8 mei 2024 zijn belgegevens ingezien.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels heeft beslist. Daarnaast is het beroep tegen het besluit van 18 april 2024 ook niet-ontvankelijk, aangezien eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser de gevraagde gegevens al heeft ingezien en dat de uitkomst van het beroep niet tot een gunstiger resultaat kan leiden. Eiser heeft niet aangegeven wat hij nog met zijn beroep wil bereiken, waardoor hij geen procesbelang heeft. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 februari 2025.