ECLI:NL:RBMNE:2025:5604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
16/345868-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak wegens verkeersongeval met dodelijke afloop en letsel door alcohol en drugs

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 2 november 2023 in Amersfoort, waarbij een inzittende om het leven kwam en een andere inzittende zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van meerdere feiten, waaronder het rijden onder invloed van alcohol en drugs, en het rijden zonder geldig rijbewijs. Tijdens de zitting op 16 oktober 2025 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte verklaarde geen herinneringen te hebben aan het ongeval, omdat hij na het voorval in coma had gelegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de bestuurder van de auto was ten tijde van het ongeval. De verklaring van een getuige, die stelde dat de verdachte de bestuurder was, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat er geen andere ondersteunende bewijsmiddelen waren. De rechtbank oordeelde dat de drempel van wettig en overtuigend bewijs niet was gehaald en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/345868-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. E.C.A. Bakker;
  • de advocaat van de verdachte: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
primair (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 2 november 2023 in Amersfoort als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt door, na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne, terwijl zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, de controle over het voertuig te verliezen en vervolgens de berm in te rijden waarna het voertuig op zijn dak in het water van een naastgelegen sloot terecht is gekomen, waardoor [A] , een inzittende van voornoemde personenauto, werd gedood en [B] , een inzittende van voornoemde personenauto, zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 2 november 2023 in Amersfoort als bestuurder van een personenauto op de hiervoor beschreven manier gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2
op 2 november 2023 in Amersfoort in een personenauto heeft gereden terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed 1,32 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg en het cocaïnegehalte in zijn bloed 19 microgram cocaïne per milliliter bloed bedroeg;
feit 3
op 2 november 2023 in Amersfoort in een personenauto heeft gereden zonder geldig rijbewijs.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 primair, feit 2 en feit 3 heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
De officier van justitie eist dat aan de verdachte de volgende straf en maatregel wordt opgelegd:
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals die gelden tijdens het nu lopende reclasseringstraject (parketnummer 16-032557-22), te weten:
o dagbesteding;
o meewerken aan het aflossen van schulden;
o meewerken aan controles op het alcohol- en drugsgebruik;
o meldplicht;
o woonbegeleiding;
- de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaar.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van alle in de beschuldiging genoemde feiten. De standpunten van de advocaat van verdachte worden – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging kunnen krijgen dat verdachte de ten laste feiten heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
De feiten
Op basis van het dossier en het verhandelde op de zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2023 vindt in Amersfoort een eenzijdig ongeval plaats waarbij een personenauto in een bocht naar links, volgend op een minder scherpe bocht naar rechts, van de rijbaan raakt en vervolgens over de kop slaat en op de kop tot stilstand komt in een naast de rijbaan en naast de berm gelegen sloot. Naar aanleiding van een melding van een voorbijganger komt de politie ter plaatse. De politie treft twee mannen aan, naar later blijkt de verdachte en [B] (hierna: [B] ). Zij liggen in de berm en roepen beiden om hulp. Vervolgens blijkt in het voertuig, op de passagiersstoel, nog een derde man te zitten. Deze man, die later [A] (hierna: [A] ) blijkt te zijn, wordt naar het ziekenhuis gebracht waar hij niet veel later komt te overlijden. Ook [B] en de verdachte worden naar het ziekenhuis gebracht waar bij beiden fors letsel wordt geconstateerd. Alle inzittenden waren onder invloed van alcohol en/of drugs. De personenauto stond op naam van de vriendin van de verdachte.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij geen enkele herinnering heeft aan de dag zelf en het ongeval en stukken van zijn geheugen kwijt is. Na het ongeval heeft de verdachte 3,5 week in coma gelegen.
Is de verdachte de bestuurder geweest van de personenauto?
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte de bestuurder was. De eerste vraag die de rechtbank dus moet beantwoorden is of de verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder van de personenauto is geweest. Als de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte de bestuurder is geweest van de personenauto ten tijde van het ongeval, moet hij immers vrijgesproken worden van alle in de beschuldiging genoemde feiten. De vraag of de verdachte de bestuurder is geweest, althans of daar voldoende wettig en overtuigend bewijs voor is, moet beantwoord worden aan de hand van de wettelijke bewijsregels. Volgens de wet mag niet tot een bewezenverklaring gekomen worden op basis van de verklaring van één getuige. Indien de verklaring van een getuige betrouwbaar wordt geacht, is nog een bewijsmiddel nodig voor de bewezenverklaring. Het is daarbij ook voldoende als de verklaring van deze getuige op bepaalde punten steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan de getuige.
Tegenover de politie die ter plaatse komt, verklaart [B] dat er drie personen in de auto zaten. Op dat moment wordt door een andere politieagent ook aan de verdachte gevraagd met hoeveel personen hij in het voertuig heeft gezeten. Hierop verklaart de verdachte dat het een auto vol personen zou zijn geweest en daarna dat het om vier of vijf personen zou gaan. Het dossier bevat echter geen aanwijzingen dat het voertuig meer dan drie inzittenden heeft gehad. Vast staat dat [A] op de passagiersstoel heeft gezeten. Dat maakt dat of de verdachte of [B] de bestuurder van het voertuig is geweest.
De officier van justitie gebruikt voor de vaststelling dat de verdachte de bestuurder van de personenauto is geweest de verklaring die [B] direct tegenover de politie ter plaatse heeft afgelegd. [B] heeft verklaard dat de verdachte de auto bestuurde en dat hij zelf niet kon rijden, omdat hij beide enkels heeft gebroken en zijn enkels net een paar dagen uit het gips zijn. De officier ziet ondersteuning voor deze verklaring in een melding in de politiesystemen over een valpartij vanaf de eerste etage op 10 september 2023, waarbij [B] op zijn enkels was gevallen en er niet meer op kon staan. De ambulance heeft hem toen nagekeken.
De rechtbank stelt voorop dat zij behoedzaam om moet gaan met de door [B] afgelegde verklaring. [B] kan namelijk een belang hebben bij een voor hem ontlastende verklaring. In het geval dat hij de bestuurder van het voertuig is geweest, heeft hij er een belang bij om de verdachte aan te wijzen als de bestuurder en zo zelf eventuele strafrechtelijke vervolging te ontlopen.
Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder is geweest van de personenauto. Voor deze vaststelling bevat het dossier ook onvoldoende steunbewijs. Er zijn geen forensische onderzoeksresultaten op grond waarvan de identiteit van de bestuurder kan worden vastgesteld en het dossier bevat geen verklaringen van getuigen die hebben gezien dat verdachte die avond in de auto van zijn vriendin heeft gereden. Het dossier bevat wel de verklaring van de getuige [C] dat de verdachte vaker in de auto van zijn vriendin reed, maar dat is, ook met inachtneming van de verklaring van [B] , onvoldoende om te concluderen dat dit ook de avond van en ten tijde van het ongeval het geval is geweest. De rechtbank is van oordeel dat het dossier ook geen verdere onderbouwing bevat voor de verklaring van [B] dat hij de personenauto niet heeft kunnen besturen omdat hij letsel had. De politiemelding van 10 september 2023 is daarvoor onvoldoende. Hieruit kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat [B] op 2 november 2023 niet in staat was om het voertuig te besturen. Dat [B] geen rijbewijs heeft, maakt evenmin dat [B] niet kan hebben gereden.
Op basis van het dossier en het verhandelde op de zitting kan de rechtbank dus niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat het de verdachte was die ten tijde van het ongeval op 2 november 2023 de bestuurder is geweest van de personenauto. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank begrijpt dat dit een onbevredigend oordeel is voor met name de nabestaanden van [A] , maar de rechtbank kan niet tot een ander oordeel komen, omdat de drempel van wettig en overtuigend bewijs in deze zaak niet wordt gehaald.
Conclusie
Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte de bestuurder is geweest van de personenauto komt zij niet tot het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de feiten zoals genoemd in de beschuldiging, heeft gepleegd. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van deze feiten.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. M.H. Erich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
mr. J.F. Haeck is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 2 november 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, in elk
geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de afrit van de
Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of
- terwijl zijn rijbewijs ongeldig is verklaard als bedoeld in artikel 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 en/of
- rijdend met dat door hem bestuurde motorrijtuig over voormelde weg, een in die
weg gelegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht,
volgend op een minder scherpe bocht naar rechts, de controle over zijn, verdachtes,
voertuig geheel of gedeeltelijk te verliezen, althans het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of
- (vervolgens) rechts van de rijbaan de berm in te rijden, waarna het voertuig op zijn
dak in het water van een naastgelegen sloot terecht is gekomen,
waardoor een ander, te weten:
- een inzittende van dat door hem bestuurde motorrijtuig, genaamd [A]
[A] werd gedood en/of
- een inzittende van dat door hem bestuurde motorrijtuig, genaamd [B]
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (boven)been en/of een klaplong, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 2 november 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de afrit
van de Rijksweg A28,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of
- rijdend met dat door hem bestuurde motorrijtuig over voormelde weg, een in die
weg gelegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht,
volgend op een minder scherpe bocht naar rechts, de controle over zijn, verdachtes,
voertuig geheel of gedeeltelijk is verloren, althans het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- (vervolgens) rechts van de rijbaan de berm is ingereden, waarna het voertuig op
zijn dak in het water van een naastgelegen sloot terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 2 november 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, een
voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen
besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol, terwijl ingevolge
een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn
bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 19 microgram cocaïne
en/of 1,32 milligram ethanol bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan
de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol
afzonderlijk vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij, op of omstreeks 2 november 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor
een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg,
de afrit van de Rijksweg A28, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van
die categorie of categorieën heeft bestuurd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )