In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De ouders van [minderjarige] zijn het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat zij zelf voor [minderjarige] willen zorgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt, vooral gezien zijn kwetsbaarheid door vroeggeboorte en het feit dat hij niet bij zijn ouders woont. De ouders zijn zelf kwetsbaar en hebben begeleiding nodig in hun dagelijks leven. De rechtbank heeft de zorgen van de GI over de ouders en hun opvoedkwaliteiten erkend en besloten dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moeten worden tot 22 oktober 2026. De rechtbank is van mening dat dit in het belang van [minderjarige] is, zodat hij de zorg en opvoeding krijgt die hij nodig heeft.
De rechtbank heeft ook de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben recht op een omgangsregeling met [minderjarige], en de rechtbank heeft opgemerkt dat het contact tussen de ouders en de pleegouders goed verloopt, wat positief is voor de ontwikkeling van [minderjarige].