ECLI:NL:RBMNE:2025:5624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
16/700103-17 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na eerdere veroordeling voor doodslag en verkrachting

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, die in 2017 was veroordeeld voor doodslag en verkrachting van een 14-jarige klasgenoot. Betrokkene kreeg destijds de PIJ-maatregel opgelegd, die op 31 oktober 2024 werd omgezet in tbs met dwangverpleging voor de duur van één jaar. De officier van justitie heeft op 16 oktober 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met twee jaar, welke door de rechtbank is behandeld. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene en dat het recidiverisico als matig tot hoog wordt ingeschat. De rechtbank concludeerde dat niet te verwachten valt dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn voor een (voorwaardelijke) beëindiging van de tbs. De rechtbank benadrukte het belang van geleidelijke stappen in de behandeling van betrokkene en besloot de tbs met dwangverpleging met twee jaar te verlengen, om zo de veiligheid van anderen te waarborgen en de behandeling niet te stagneren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/700103-17 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 30 oktober 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats]
te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 24 november 2017, waarbij aan betrokkene (toen 14 jaar oud) 12 maanden jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) is opgelegd, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gekwalificeerde doodslag en verkrachting van [A (voornaam)] ;
  • stukken waaruit blijkt dat de PIJ-maatregel is ingegaan op 31 mei 2018;
  • de beslissing van deze rechtbank van 7 mei 2024, met toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel in de maatregel van terbeschikkingstelling, met bevel dat betrokkene van overheidswege zal worden verpleegd;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2024, op het door betrokkene ingestelde hoger beroep, met toewijzing van de vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel om te zetten in de maatregel tot terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar, met bevel dat de jeugdige van overheidswege zal worden verpleegd, met afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege;
  • de vordering van de officier van justitie van 9 september 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 29 augustus 2025, opgemaakt door [B] (klinisch psycholoog, plaatsvervangend hoofd van de kliniek), [C] (verpleegkundig specialist ggz en regiebehandelaar) en [D] (psychiater en waarnemend geneesheer-directeur GGZ [.] ), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene, over de periode 28 november 2024 tot en met 24 juli 2025.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 16 oktober 2025 behandeld. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. A.L. Rinsma;
  • betrokkene, bijgestaan door mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag;
  • de als verpleegkundig specialist aan de kliniek verbonden deskundige, [C] .
Daarnaast waren de nabestaanden van [A (voornaam)] aanwezig, bijgestaan door mr. Van Gaalen-van Beuzekom.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies, dat door de deskundige op zitting is toegelicht.
Het standpunt is - zakelijk weergegeven - dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar. Daarbij is van belang dat betrokkene de rust die hij inmiddels heeft hervonden kan vasthouden zodat de focus op de behandeling kan worden gericht zonder dat hij geconfronteerd wordt met de jaarlijkse stress rondom een verlengingszitting. Dit laatste vertraagt volgens de inrichting het behandeltraject, zoals is gebleken rondom de omzettingsbeslissing. Daarnaast wordt het tijdsbestek noodzakelijk geacht voor het op een zorgvuldige wijze doorlopen van de verloffasen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft - onder verwijzing naar de overwegingen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de voornoemde beslissing op dit punt - de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden om te laten onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mogelijk is en de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen.
Volgens de raadsman blijkt uit de omzettingsbeslissing dat toen al is gesproken over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. In de procedure bij het hof heeft de reclassering hierover ook positief geadviseerd. Ondanks dit advies zag het hof om juridische redenen niet de mogelijkheid om de terbeschikkingstelling met verpleging van betrokkene voorwaardelijk te beëindigen. Het hof wilde wel een vinger aan de pols houden en heeft daarom de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd. Het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging nu met twee jaar te verlengen, is dan ook een enorme draai waarvoor een goede onderbouwing onderbreekt.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering?
Betrokkene is bij vonnis van 24 november 2017 veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag en verkrachting. De rechtbank heeft aan betrokkene de PIJ-maatregel opgelegd.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij beslissing van 31 oktober 2024 de PIJ-maatregel van betrokkene omgezet in tbs met dwangverpleging. Wat betreft de duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft het hof overwogen dat het aan de maatregel ten grondslag liggende delict een misdrijf tegen de onaantastbaarheid van een persoon betreft, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet in duur beperkt is. Omdat de tbs niet is gemaximeerd, kan die worden verlengd als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een autismespectrumstoornis, ADHD en trekken van psychopathie.
Als betrokkene nu uit zorg zou gaan of wanneer de opgelegde maatregel komt te vervallen, dan wordt het risico op recidive als matig tot hoog ingeschat. Op basis van het opgestelde delictscenario en het klinisch gewogen oordeel is de inschatting van de inrichting dat de aanloopperiode tot recidive gekenmerkt wordt door een periode waarin betrokkene steeds meer gevoelens van krenking en stress ervaart, zijn gezonde coping tekortschiet en hij aanwezige spanningen niet meer zelfstandig kan reguleren en hij zichzelf in toenemende mate isoleert van anderen. Hierdoor wordt zijn overtuiging alles zelf te moeten oplossen versterkt en ontstaat een preoccupatie om seks te moeten hebben om zodoende het teveel aan spanning te reguleren. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt de conclusies daaruit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en wat verder op zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Betrokkene heeft nog onvoldoende kunnen profiteren van behandeling gericht op het verwerken van onverwerkte ingrijpende gebeurtenissen, het verder ontwikkelen van de emotionele ontwikkeling en mentaliserend vermogen. Daarnaast heeft betrokkene ten aanzien van de momenten dat sprake is van een preoccupatie om seks te moeten hebben pas recentelijk inzicht gekregen in de omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen en wanneer het zich voordoet. Hij heeft nog onvoldoende behandeling gevolgd om hiermee om te gaan en dit in goede banen te leiden. Ook zijn er onvoldoende of geen afspraken gemaakt wanneer de veiligheid geboden door de holding en structuur van de afdeling wegvallen. Betrokkene laat zich afwisselend positief en negatief beïnvloeden door zijn sociale netwerk waardoor het voor betrokkene zowel beschermend als risico verhogend kan zijn.
Begin 2025 heeft betrokkene zich aangetrokken gevoeld tot verschillende jonge vrouwelijke collega's. De (seksuele) aantrekking heeft hij bespreekbaar gemaakt evenals de neiging om seks als coping in te zetten waar hij meerdere keren ook aan heeft toegegeven. Doordat betrokkene zijn seksuele aantrekking bespreekbaar maakte en hulp vroeg hoe te handelen,
konden veiligheidsafspraken worden gemaakt. Het risico dat hierin schuilt is dat betrokkene zijn gevoelens pas in een laat stadium bespreekbaar maakt. Voor een adequaat risicomanagement is het nodig dat betrokkene in de toekomst eerder leert te herkennen dat zijn gevoelens die kant uit dreigen te gaan, zodat er in een eerder stadium ingegrepen kan worden. Wel is het positief dat betrokkene uiteindelijk wel herkende dat de toestand waarin hij zich bevond risicovol was en hier in samenwerking met het team mee om is gegaan.
De behandeling op de huidige afdeling richt zich komende periode op de betekenis van de aanwezige trekken van psychopathie binnen de delictpreventie-behandeling en wat dit betekent voor het uitstroomtraject. Daarnaast worden de begeleide verloven stapsgewijs uitgebouwd, waarbij in een latere fase toegewerkt wordt naar de fase van onbegeleid verlof. In de fase van onbegeleid verlof zal betrokkene meer activiteiten gaan ondernemen buiten de kliniek. Er wordt onderzocht welk uitstroomtraject passend is bij betrokkene en waar hij veilig kan werken aan verdere terugkeer in de maatschappij.
De kliniek vindt het noodzakelijk dat betrokkene op zijn huidige afdeling zijn behandeling continueert waarbij in kleine stappen wordt toegewerkt naar de volgende fase van zijn behandeling. Voor een veilige en duurzame terugkeer in de maatschappij wordt het gezien de complexe problematiek noodzakelijk geacht om de stappen zo klein mogelijk te maken zodat betrokkene langzaam kan wennen aan veranderingen en er tijdig bijgestuurd of ingegrepen kan worden door het behandelteam indien dit noodzakelijk is.
De deskundige heeft op zitting in aanvulling hierop naar voren gebracht dat voorafgaand aan de eerdere zittingen bij de rechtbank, het hof en de huidige zitting de spanningen bij betrokkene zodanig oplopen dat hij uit behandeling raakt.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en de resocialisatie van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de maatregel - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren.
De rechtbank heeft, gezien het advies van de kliniek en de toelichting van de deskundige, niet de verwachting dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een (voorwaardelijke) beëindiging van de tbs met dwangverpleging van betrokkene rechtvaardigen. Verdere stappen voorwaarts en verdere uitbreiding van vrijheden en verantwoordelijkheden moet bij betrokkene geleidelijk en in een rustig tempo gezet worden. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat voorafgaand aan een verlengingszitting de spanningen bij betrokkene zodanig oplopen dat hij uit behandeling raakt. Verlenging van de termijn met twee jaar voorkomt deze stagnering in de behandeling van betrokkene.
Ook in de omzettingsbeslissing van het gerechtshof ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheid om de termijn met een jaar te verlengen of om te laten onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel aan de orde is. In de beslissing heeft het hof overwogen dat uit de beperking in duur van de aanvangstermijn van de terbeschikkingstelling niet mag worden afgeleid dat bij de volgende verlengingsbeslissing beëindiging of een voorwaardelijk beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege in de rede ligt. Aanleiding om de duur van de terbeschikkingstelling te bepalen op één jaar was voor het hof (enkel) gelegen in de wens een vinger aan de pols te houden met betrekking tot het traject dat is ingezet en waarvan het hof het wenselijk acht dat dit werd voortgezet.
De rechtbank zal de maatregel daarom met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.