ECLI:NL:RBMNE:2025:5659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/16/600016 / KL ZA 25-237
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie van onjuiste berichtgeving door NOS over de oorlog tussen Hamas en Israël

In deze zaak vordert de Stichting CIDI Legal en de Stichting Centrum voor Informatie en Documentatie (hierna: CIDI c.s.) rectificatie van de berichtgeving door de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) over de oorlog die op 7 oktober 2023 uitbrak tussen Hamas en Israël. CIDI c.s. verwijt de NOS dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan onjuiste en misleidende berichtgeving, wat volgens hen heeft geleid tot schade voor de Joods-Nederlandse gemeenschap. De vordering van CIDI c.s. wordt echter afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland.

De procedure begon met een dagvaarding op 29 september 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 oktober 2025. CIDI c.s. stelt dat de NOS in haar berichtgeving over het aantal vrachtwagens met hulpgoederen naar Gaza onjuiste informatie heeft verstrekt. CIDI c.s. claimt dat de NOS heeft gemeld dat er dagelijks 500 tot 600 vrachtwagens met hulpgoederen naar Gaza gingen, terwijl het werkelijke aantal volgens hen 327 vrachtwagens per dag was. CIDI c.s. vordert rectificatie van deze berichtgeving, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de NOS voldoende steun heeft voor haar berichtgeving in de feitenmaterialen waarover zij beschikte.

De voorzieningenrechter concludeert dat de vorderingen van CIDI c.s. niet toewijsbaar zijn, omdat de berichtgeving van de NOS niet onrechtmatig is. De rechter wijst erop dat de vordering van CIDI c.s. een beperking inhoudt van de vrijheid van meningsuiting van de NOS, en dat deze beperking alleen gerechtvaardigd kan zijn als deze bij wet is voorzien en dringend noodzakelijk is in een democratische samenleving. De rechter wijst de vorderingen van CIDI c.s. af en veroordeelt hen in de proceskosten van de NOS, die op € 1.999,00 worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/600016 / KL ZA 25-237
Vonnis in kort geding van 3 november 2025
in de zaak van

1.STICHTING CIDI LEGAL,

te Den Haag,
2.
STICHTING CENTRUM VOOR INFORMATIE EN DOCUMENTATIE,
te Den Haag,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: CIDI c.s.,
advocaat: mr. M.E. Beukers,
tegen
NEDERLANDSE OMROEP STICHTING,
te Hilversum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NOS,
advocaten: mr. J.P. van den Brink en mr. S.D.M. van Cassel.

1.De procedure

1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 29 september 2025 met producties (1-20),
- de conclusie van antwoord met producties (1-10).
1.2.
Op 13 oktober 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken en de advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen, die ook aan het procesdossier zijn toegevoegd. Aan het einde van de zitting heeft de rechter bepaald dat vonnis wordt gewezen op uiterlijk
3 november 2025.

2.De kern van het geschil

2.1.
CIDI c.s. behartigt onder meer de belangen van de Joods-Nederlandse gemeenschap. NOS is een landelijke publieke omroep die verantwoordelijk is voor betrouwbare en onafhankelijke nieuwsvoorziening. CIDI c.s. verwijt NOS dat zij in haar berichtgeving over de oorlog die op 7 oktober 2023 uitbrak tussen Hamas en Israël zich schuldig heeft gemaakt aan onjuiste en misleidende berichtgeving. CIDI c.s. stelt hierdoor schade te hebben geleden en vordert dat NOS veroordeeld wordt tot rectificatie van deze berichtgeving. NOS krijgt gelijk.
3. De beoordeling
CIDI c.s. is ontvankelijk in haar vorderingen
3.1.
CIDI c.s. stelt dat NOS in vier berichten op de website van NOS, in drie uitzendingen in het Achtuurjournaal en met één uitspraak van een correspondent in het Jeugdjournaal gelet op de primaire bronnen (Amnesty International en OCHA) onjuist en misleidend heeft bericht. Er is gemeld dat voor de oorlog van 7 oktober 2023 dagelijks 500 tot 600 vrachtwagens
per dagmet hulpgoederen Gaza binnenkwamen. Terwijl het volgens CIDI c.s. in werkelijkheid ging om 500-600 vrachtwagens met hulpgoederen per
werkdag(en dus niet 500 tot 600, maar 327 vrachtwagens per dag). CIDI c.s. wijst er bovendien op dat NOS niet heeft vermeld dat ‘slechts’ 25% van de vrachtwagen voedsel vervoerde. CIDI c.s. stelt hierdoor schade te lijden, omdat ze door de berichtgeving geraakt wordt in haar belangen. Dit is de reden waarom zij rectificatie vordert.
3.2.
Een stichting kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van belangen die zij ingevolge haar statuten behartigt. CIDI heeft als doelstellingen (artikel 2.1 statuten): (a) het geven van voorlichting en het bevorderen van kennis over Israël en het Midden-Oosten en, (b) het registreren en bestrijden van antisemitisme en uitingen van Jodenhaat in algemene zin. CIDI Legal heeft als doel (artikel 1b en artikel 3.1. statuten) om – in het verlengde met de doelstellingen van CIDI – de belangen van de Nederlands-Joodse gemeenschap te behartigen, in het bijzonder door in en buiten rechte op te treden tegen elke vorm van antisemitisme en Jodenhaat in algemene zin. Daarbij hebben zowel CIDI als CIDI Legal in hun statuten opgenomen
“en het verrichten van al hetgeen met het bovenstaande(toevoeging voorzieningenrechter: de doelstellingen)
verband houdt, alles in de ruimste zin van het woord”.
3.3.
NOS heeft aangevoerd dat CIDI c.s. het in deze procedure gaat om het bestrijden van vermeend onjuiste informatie. Dit valt volgens NOS buiten de scope van de statutaire doelen van CIDI c.s. Enerzijds omdat het doel ‘het registreren en bestrijden van antisemitisme en uitingen van Jodenhaat’ in dit geschil geen rol speelt. En anderzijds omdat geen sprake is van het actief verspreiden van informatie door CIDI c.s. waar wel sprake van zou moeten zijn volgens NOS gezien de doelstellingen, gelezen in samenhang met artikel 2.2. van de statuten van CIDI. Volgens NOS is CIDI c.s. daardoor niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
3.4.
De voorzieningenrechter is het niet met NOS eens. De uitleg van NOS is te beperkt. Onjuiste berichtgeving heeft volgens CIDI c.s. rechtstreekse doorwerking op de Joodse gemeenschap in Nederland. In dat kader wijst CIDI c.s. erop dat sinds de oorlog sprake is van een stijging van het aantal antisemitische incidenten in Nederland. Er is volgens haar daarom een belang bij het geven van juiste informatie over de oorlog (en dus over Israël). Daar is volgens CIDI c.s. geen sprake van geweest in de diverse nieuwsberichten van NOS. Dit standpunt sluit aan bij de doelstellingen van CIDI c.s. Of de berichtgeving van NOS onjuist is of niet, of dat de berichtgeving al dan niet ervoor zorgt dat de Joodse gemeenschap wordt aangekeken op het (veronderstelde) beleid en/of gedrag van Israël is in het kader van de discussie over de ontvankelijk in dit kort geding niet relevant. Dat zijn geschilpunten die een rol spelen in de inhoudelijke beoordeling. Ten overvloede geldt nog dat het niet aan NOS is om te bepalen of CIDI c.s. met deze procedure – waarmee CIDI c.s. volgens NOS te absoluut achter Israël staat - daadwerkelijk de belangen (effectief) dient waarvoor zij wil opkomen.
3.5.
Kortom; het door NOS gevoerde ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen en CIDI c.s. is ontvankelijk in haar vorderingen.
CIDI c.s. heeft een spoedeisend belang
3.6.
Het gaat hier om een kortgedingprocedure. In een kortgedingprocedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat na de kortgedingprocedure een gewone rechtszaak zal komen. Dit heet een ‘bodemprocedure’. Een kortgedingprocedure loopt op een bodemprocedure vooruit. In kort geding moet daarom worden ingeschat of een bodemrechter de vordering waarschijnlijk zal toewijzen. Een kortgeding uitspraak is daarom niet meer dan een voorlopige beslissing. Daarom moeten belangrijke feiten duidelijk zijn, want tijd voor bewijslevering is er niet. Daarnaast moet een spoedeisend belang bij de gevraagde maatregel aanwezig zijn.
3.7.
Het spoedeisend belang van CIDI c.s. ligt in de aard van de zaak besloten. CIDI c.s. stelt dat onjuiste uitlatingen haar belangen beschadigen en deze daarom zo spoedig mogelijk moeten worden gerectificeerd.
Aanvullende berichtgeving NOS
3.8.
Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft NOS, op 1 oktober 2025, op haar website een aanvulling opgenomen op de berichtgeving over het aantal vrachtwagens met hulpgoederen. Deze aanvulling luidt:
“Vanuit Israël klinkt kritiek op het vaak door de VN genoemde cijfer van ongeveer 500 vrachtwagens met hulpgoederen die vóór 7 oktober 2023 per dag de Gazastrook binnenkwamen. Dit getal zou in werkelijkheid lager zijn. Volgens belangenorganisatie CIDI ging het om 327 vrachtwagens, waarvan 75 met voedsel.
In een artikel van NRC van 25 september heeft de VN gereageerd op de Israëlische kritiek op haar berichtgeving. Volgens een woordvoerder van de VN "klopt het aantal van 500 wel degelijk". Wel voegt de VN toe dat "het is gebaseerd op een gemiddelde van bijna 450 truckladingen per werkdag plus 50 ladingen brandstof. Dat laatste aantal is een equivalent van het aantal liters; de brandstof werd via pijpleidingen aangevoerd".
3.9.
Hoewel uit deze aanvulling kan worden opgemaakt dat het bij de genoemde aantallen gaat om vrachtwagens per werkdag en dat een deel van de vrachtwagens voedsel bevatten vindt CIDI c.s. deze aanvulling te summier. Volgens CIDI c.s. doet de aanvulling onvoldoende recht aan de feiten, omdat slechts gemeld is dat de aantallen gebaseerd zijn op een mening van CIDI c.s. Daarbij is de aanpassing geplaatst in artikelen van enige tijd geleden, waardoor dit onvoldoende waarde heeft. Volgens CIDI c.s. moet dus nauwkeurige en duidelijk kenbare rectificatie plaatsvinden en niet alleen in schriftelijke berichtgeving, maar ook op het Achtuurjournaal. CIDI c.s. houdt daarom onverkort vast aan haar vorderingen.
Juridisch toetsingskader
3.10.
In de door CIDI c.s. genoemde perspublicaties op de website van NOS wordt het aantal genoemde vrachtwagens met hulpgoederen die vóór 7 oktober 2023 Gaza binnenkwam gesteld op een bepaald aantal
per dag. De aantallen die genoemd worden zijn bijvoorbeeld “
dagelijks 500-600” (3 september 2025), “
volgens de VN 500 tot 600 vrachtwagen per dag” (27 juli 2025) en “
dagelijks zo’n 500 vrachtwagens per dag” (30 mei 2025). CIDI c.s. heeft onbetwist gesteld dat ook op het (jeugd)journaal is gesproken over dergelijke aantallen. Onder verwijzing naar Amnesty International en OCHA stelt CIDI c.s. dat deze berichtgeving feitelijk onjuist is. Volgens CIDI c.s. handelt NOS daardoor in strijd met de zorgvuldigheidsvereisten die zijn neergelegd in de Mediawet en de Code Journalistiek handelen voor de Landelijke Publieke Omroepen (hierna: de Code), waardoor haar rectificatievordering moet worden toegewezen. Maar dit is niet het toetsingskader dat moet worden gehanteerd. Niet iedere feitelijke onjuistheid leidt namelijk tot de conclusie dat NOS moet rectificeren. Ook een schending van de journalistieke en professionele kwaliteitseisen die zijn neergelegd in de Mediawet en de Code leidt – nog los van de betwisting hiervan door NOS - niet automatisch tot een recht op rectificatie.
3.11.
Wat is dan wel het toetsingskader? De vordering van CIDI c.s. houdt een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM verankerde recht van NOS op vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid daaronder begrepen. Dit recht kan slechts worden beperkt als dit bij wet is voorzien en dringend noodzakelijk is in een democratische samenleving (artikel 10 lid 2 EVRM). Het is daarom de vraag of de berichtgeving onrechtmatig is tegenover CIDI c.s. in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op deze vraag moeten, op grond van alle omstandigheden van het geval, de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen.
De berichtgeving van NOS is niet onrechtmatig tegenover CIDI c.s.
3.12.
Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van de publicaties is van belang of deze voldoende steun vinden in het feitenmateriaal waarover NOS beschikte of kon beschikken op het moment van de uitlatingen. Hierbij geldt dat ook later gebleken feiten die de juistheid van de uitlatingen ondersteunen alsnog – dus achteraf - een rechtvaardiging voor die publicatie kunnen vormen.
3.13.
Op de zitting heeft NOS diverse van de Verenigde Naties (VN) afkomstige publicaties genoemd waarin gesproken wordt over 500 dan wel 500 tot 600 vrachtwagens per dag (zie de pleitnotitie van NOS onder 2.2-2.5). De aangehaalde publicaties van de VN dateren van 27 oktober 2023 tot en met 26 mei 2025. Ook enkele andere belangrijke internationale organisaties (waaronder Amnesty, Human Right Watch en Refugees International) hebben in publicaties dezelfde aantallen vrachtwagens per dag genoemd (zie de pleitnotitie van NOS onder 2.6). Concreet betekent dit dat de door NOS genoemde aantallen vrachtwagens die Gaza binnenkwamen voldoende steun vinden in de feiten.
3.14.
CIDI c.s. stelt ook dat NOS had moeten specificeren dat maar in een deel van het
totaal aantal vrachtwagens dat voor de oorlog binnenkwam voedsel zat. Het had op de weg van CIDI c.s. gelegen dit nader te onderbouwen, want uit de aangehaalde publicaties blijkt dat NOS dat juist ook heeft gedaan. NOS heeft niet gesproken over aantallen vrachtwagens met voedsel. Zij heeft het in haar publicaties over “hulpgoederen”, “bevoorrading”, “(nood)hulp” en “spullen”. Als NOS het heeft over voedsel, dan is dat bijvoorbeeld in een opsomming (“om de enclave te voorzien van voedsel, medicijnen en brandstof”), waardoor juist wordt benadrukt dat de vrachtwagens niet alleen voedsel bevatten. Hoe NOS precies een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven is daarom niet duidelijk.
3.15.
Gelet op het voorgaande geldt dat de uitlatingen door NOS niet onrechtmatig zijn. Daarom al kunnen de vorderingen van CIDI c.s. niet worden toegewezen.
Ten overvloede
3.16.
De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat de beslissing voor CIDI c.s. onbevredigend voelt, omdat uit de primaire bronnen waar zij op wijst (van Amnesty International en OCHA) volgt dat uitgegaan moet worden van 327 vrachtwagens per dag. Maar ook al hadden de uitlatingen van CIDI c.s. niet voldoende steun gevonden in de feiten had dit niet tot een ander oordeel geleid.
3.17.
Volgens CIDI c.s. creëert de in haar ogen onjuiste berichtgeving van NOS een te negatief beeld van Israël dat vraagt om rectificatie. NOS heeft in haar pleitnotitie onder 3.19 en 3.20 gemotiveerd en onweersproken gesteld dat een groot aantal andere nationale en internationale media precies dezelfde cijfers van de VN over het aantal vrachtwagens met hulpgoederen gebruikt als NOS. Bovendien geldt, zoals CIDI c.s. zelf op de zitting heeft meegedeeld, dat de discussie over het daadwerkelijke aantal vrachtwagens met hulpgoederen per dag niet meer is dan een onderdeel dat bijdraagt aan het beeld dat Israël hongersnood creëert. De door CIDI c.s. gestelde schade door de publicatie van NOS - wat nodig is voor het oordeel dat sprake is van onrechtmatig handelen door NOS jegens CIDI c.s. - staat dan ook niet voldoende vast. Dat betekent dat ook om die reden de vorderingen waren afgewezen.
Conclusie
3.18.
De vordering tot rectificatie zal worden afgewezen. Het verweer van NOS tegen de tekst van de rectificatie kan verder onbesproken blijven.
De proceskosten
3.19.
CIDI c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NOS worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00
3.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.21.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van CIDI c.s. af,
4.2.
veroordeelt CIDI c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als CIDI c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt CIDI c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025.