ECLI:NL:RBMNE:2025:5706

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
02/054030-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van cocaïne-invoer, veroordeling voor wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 20 kilogram cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een besloten haventerrein. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de invoer van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de container waarin de cocaïne was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte niet voldoende bewijs boden voor de koppeling aan de cocaïne. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein, waarbij de rechtbank rekening hield met de criminele intentie van de verdachte en het feit dat hij samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke werkstraf op, met daarbij behorende voorwaarden, en besloot geen gebiedsverbod op te leggen, omdat het delict als 'slachtofferloos' werd beschouwd. De rechtbank hevelde de voorlopige hechtenis op en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 02/054030-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 4 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2008] in [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.Zitting

De strafzaak van [verdachte (voornaam)] is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 21 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • [verdachte (voornaam)] ;
  • de officier van justitie: mr. M. Kamper;
  • de advocaat van [verdachte (voornaam)] : mr. I. van Straalen;
  • de vader van [verdachte (voornaam)] ;
  • [A] , namens [instelling 1] in [plaats 1] (hierna: de jeugdreclasseerder).

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij, samengevat:
feit 1, primair:
op 20 februari 2025 in [plaats 2] samen met (een) ander(en) opzettelijk 20 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
feit 1, subsidiair:
zich op 20 februari 2025 in [plaats 2] samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan voorbereidings- of bevorderingshandelingen daartoe;
feit 2:
op 20 februari 2025 in [plaats 2] , samen met (een) ander(en), wederrechtelijk heeft verbleven op het besloten haventerrein, terwijl hij en zijn mededader zich de toegang tot die besloten plaats hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] feit 1 (in de primaire variant) en feit 2 heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte (voornaam)] voert geen verweer over het bewijs ten aanzien van feit 2, omdat [verdachte (voornaam)] dit feit heeft bekend. De advocaat van [verdachte (voornaam)] verzoekt de rechtbank om [verdachte (voornaam)] vrij te spreken van feit 1. De standpunten van de advocaat van [verdachte (voornaam)] worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken onder paragraaf 3.3.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
De feiten
Op basis van het dossier en van wat op de zitting is besproken stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 februari 2025 ontvangt de Douane van de Spaanse opsporingsautoriteiten informatie dat een container cocaïne zou bevatten en dat deze cocaïne op korte termijn uitgehaald zou worden. De container blijkt op het besloten terrein van het bedrijf [onderneming] ( [onderneming] ) in de Vlissingse haven in [plaats 2] te staan. Hierop wordt de container gecontroleerd en treft de Douane achter de achterwand van de container 20 blokken cocaïne aan met een totaal nettogewicht van 20,1 kilogram. Deze 20 blokken zijn door de Douane vervangen door dummypakketten met daarin een baken, waarbij een monster van 10 gram cocaïne is teruggeplaatst. Het terrein is vervolgens door de politie en de Douane in observatie genomen, mede met behulp van een drone uitgerust met (infrarood)camera.
Op 20 februari 2025 om 01.14 uur zijn via de camera in de geprepareerde container harde geluiden te horen, wat klinkt als klappen van metaal op metaal. Ook is er verschillende keren een lichtschijnsel te zien. Om 01.21 uur heeft het baken, dat met de dummy blokken in de container was gestopt, weer bereik. Dit betekent dat het compartiment waar het baken in zit geopend moet zijn. Om 1.25 uur worden op de dronebeelden twee personen gezien die langs het hek van [onderneming] lopen en kort daarna uit het zicht verdwijnen tussen containers. In verband met een accuwissel is de drone tussen 01.26 uur en 01.31 uur uit de lucht. Nadat de drone rond 1.31 uur weer in de lucht is, worden twee personen gesignaleerd, rennend over het [onderneming] -terrein. Beide personen worden aangehouden. Het blijkt te gaan om [verdachte (voornaam)] en medeverdachte [C] (hierna: de medeverdachte). Naast de medeverdachte is een grote zwarte reistas en een ratelsleutel met een bijbehorende dop aangetroffen. De politie constateert daarna dat de luiken van de koelmotoren van de container zijn opengemaakt en kromgebogen en dat er schade is aan de achterwand. De dummyblokken blijken nog in de container te zitten.
3.3.2
De verklaring van [verdachte (voornaam)]
verklaart bij de politie dat hij zag dat een persoon over het hek van het haventerrein klom. Omdat hij nieuwsgierig was is hij vervolgens zelf ook over het hek geklommen en het haventerrein opgelopen. Op de zitting wil [verdachte (voornaam)] niets verklaren.
3.3.3
Vrijspraak feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor de vraag of de beschuldiging kan worden bewezen van belang is of er bewijs is dat [verdachte (voornaam)] betrokken was bij de container waarin de partij cocaïne is aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] op het haventerrein is aangehouden, passen bij de omstandigheden waaronder zogenoemde uithalers van drugs doorgaans worden aangetroffen en daarmee duiden op een criminele intentie. Het dossier bevat echter onvoldoende bewijs dat [verdachte (voornaam)] koppelt aan de betrokken container. Want [verdachte (voornaam)] wordt niet bij de betreffende container aangetroffen. Verder vindt de rechtbank het mogelijk en voorstelbaar dat andere personen hebben geprobeerd om de partij cocaïne uit de betrokken container te halen. De rechtbank kan vaststellen dat [verdachte (voornaam)] en de medeverdachte om 1.31 uur zijn waargenomen op het haventerrein met de infraroodcamera van de drone, omdat zij daarna gevolgd zijn door de drone en zijn aangehouden. Maar de rechtbank kan niet vaststellen wie de twee personen zijn die om 1.25 uur kort worden gezien op de dronebeelden. Tussen het moment dat om 1.14 uur in de container harde geluiden worden gehoord en de eerste zekere waarneming van [verdachte (voornaam)] en de medeverdachten zitten dus ongeveer 17 minuten. De rechtbank kan niet vaststellen wat er in deze 17 minuten is gebeurd. Daarbij komt dat in het dossier aanwijzingen zijn dat in hetzelfde tijdsbestek mogelijk anderen dan de verdachten op het haventerrein waren en dat er op dat moment andere personen bezig waren met containers. Het is immers algemeen bekend dat in de havens van Vlissingen met regelmaat uithalers actief zijn en vele partijen drugs via de haven worden ingevoerd. Het enkele feit dat [verdachte (voornaam)] op hetzelfde terrein als de container en de aangetroffen partij cocaïne is aangetroffen, is onvoldoende om hem hieraan te koppelen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het medeplegen van de invoer van de betrokken partij cocaïne. Omdat er geen koppeling tussen [verdachte (voornaam)] en de aangetroffen partij cocaïne kan worden vastgesteld, ontbreekt ook het bewijs voor het voorbereiden dan wel bevorderen van de invoer van die partij cocaïne, zoals subsidiair ten laste gelegd.
3.3.4
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] het primaire en subsidiaire feit van de beschuldiging heeft gepleegd. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] daarvan vrijspreken.
Omdat [verdachte (voornaam)] wordt vrijgesproken zal de rechtbank niet meer ingaan op het verzoek van zijn advocaat om negen getuigen te horen en op de rechtmatigheidsverweren die zijn aangevoerd met betrekking tot de controles en doorzoekingen van de voertuigen.
3.3.5
Bewijs feit 2
[verdachte (voornaam)] bekent dat hij feit 2 heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Door de advocaat van [verdachte (voornaam)] is ook niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert: [1]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 februari 2025; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2025; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2025; [4]
- een sfeerproces-verbaal van de Zeehavenpolitie van 14 april 2025. [5]
3.3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 2:
op 20 februari 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [onderneming] , gevestigd aan de [adres 2] te [plaats 2] , terwijl hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van inklimming;
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt [verdachte (voornaam)] niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
feit 2:
medeplegen van het zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen door middel van inklimming.
4.2
Strafbaarheid feit en [verdachte (voornaam)]Het feit en [verdachte (voornaam)] zijn strafbaar.

5.Straf en maatregel

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat [verdachte (voornaam)] wordt veroordeeld tot:
  • een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) in haar rapport van 7 oktober 2025;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie als [verdachte (voornaam)] deze werkstraf niet of niet goed uitvoert;
  • een locatieverbod voor alle havens in Rotterdam en Vlissingen als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van 2 jaren, te vervangen door 2 weken hechtenis voor iedere keer dat [verdachte (voornaam)] niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van 6 maanden hechtenis.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt de rechtbank om het advies van de Raad ten aanzien van het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf te volgen. De advocaat vraagt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] is een zogenoemde ‘first offender’, maakt sinds zijn aanhouding een goede ontwikkeling door en houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden. Ook is er sprake van een laag recidiverisico en zijn er veel beschermende factoren.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan [verdachte (voornaam)] een taakstraf in de vorm van een werkstraf op voor de duur van 140 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank legt daarbij algemene en bijzondere voorwaarden op, zoals hieronder opgenomen in de beslissing van de rechtbank. De rechtbank zal uitleggen hoe zij tot deze straf is gekomen.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van [verdachte (voornaam)] en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
[verdachte (voornaam)] is samen met zijn medeverdachte over het hek van het besloten haventerrein van [onderneming] in Vlissingen geklommen en vervolgens dit terrein opgelopen. Met zijn handelen heeft [verdachte (voornaam)] de openbare orde geschonden. Ook veroorzaken dit soort feiten doorgaans veel hinder en schade bij havenbedrijven. Zo komen werkzaamheden op haventerreinen vaak tijdelijk stil te liggen als indringers zijn gesignaleerd en moeten havenbedrijven en de douane veel investeringen doen om het terrein te controleren en te beveiligen. Het illegaal ophouden op een haventerrein, veelal met het doel om drugs of andere kostbare goederen uit containers te halen, is dan ook strafbaar gesteld. Het uithalen van drugs uit containers is een onmisbare schakel in de keten rond de invoer en verdere verspreiding van drugs en heeft daarmee een ontwrichtende invloed op de samenleving. De rechtbank gaat ervan uit dat ook [verdachte (voornaam)] , door zich midden in de nacht op een afgelegen haventerrein te bevinden, deze criminele intenties had. Het gereedschap en de grote reistas die in de directe omgeving van de medeverdachte werden aangetroffen vormen daarvoor een belangrijke aanwijzing. Ook ziet de rechtbank voor de aanwezigheid van [verdachte (voornaam)] op het haventerrein geen ander denkbaar doel. De rechtbank rekent [verdachte (voornaam)] dit aan.
Persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 15 september 2025, waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 7 oktober 2025. De Raad heeft opgeschreven dat [verdachte (voornaam)] de schorsing van de voorlopige hechtenis en de begeleiding die hij in dat kader heeft gekregen goed heeft doorlopen. [verdachte (voornaam)] komt zijn afspraken na en heeft een hechte band met zijn familie. Het algemeen recidiverisico is laag. De Raad maakt zich echter ook zorgen, omdat [verdachte (voornaam)] wordt verdacht van een zwaar feit en geen openheid van zaken wil geven. Om de positieve ontwikkelingen vast te houden vindt de Raad het daarom van belang om het toezicht en de begeleiding in het kader van de jeugdreclasseringsmaatregel voort te zetten. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf en een voortzetting van de jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, met (in het kort) de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, de verplichting om mee te werken aan begeleiding en hulpverlening, de verplichting om naar school te gaan volgens lesrooster, de verplichting om een structurele vrijetijdsbesteding te hebben in de vorm van een bijbaantje en sport en een contactverbod met andere betrokkenen en medeverdachten.
Strafkader
De rechtbank heeft kennis genomen van de straffen die aan minderjarigen en ‘first offenders’ in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met het feit dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte (voornaam)] en de medeverdachte en dus van medeplegen. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
Conclusie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf als uitgangspunt genomen dat het aan de ene kant belangrijk is om recht te doen aan de ernst van het feit die [verdachte (voornaam)] heeft gepleegd. Aan de andere kant is het belangrijk om te kijken naar wat [verdachte (voornaam)] nodig heeft om te zorgen dat dit niet nog eens kan gebeuren. Alles afwegende vindt de rechtbank een deels voorwaardelijke werkstraf, met aftrek van het voorarrest en de door de Raad geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden passend en geboden. De rechtbank deelt de zorgen die de Raad over [verdachte (voornaam)] heeft, omdat [verdachte (voornaam)] geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn aanwezigheid op het haventerrein. De rechtbank hoopt echter dat [verdachte (voornaam)] , met de voorwaardelijke straf als stok achter de deur en de begeleiding die hij krijgt, enkel het goede pad zal (blijven) bewandelen en zich ervan zal weerhouden strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Anders dan de officier van justitie vordert, vindt de rechtbank het niet zinvol om aan [verdachte (voornaam)] een gebiedsverbod voor de havens in Vlissingen en Rotterdam als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. [verdachte (voornaam)] wordt in deze zaak veroordeeld voor een zogenaamd ‘slachtofferloos’ delict. Er is geen sprake van een strafbaar feit dat direct de leefomgeving van burgers aantast. Daarnaast bevat de onderliggende strafbepaling van het bewezenverklaarde strafbare feit in feite al een gebiedsverbod, te weten door verblijf op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen strafbaar te stellen. Ook wordt door een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen niet alleen het strafbare gedrag passend bestraft, maar wordt [verdachte (voornaam)] in het kader van preventie ook aangemoedigd om zich in de toekomst niet meer op besloten plaatsen in havens te begeven.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank zal, gelet op de vrijspraak van feit 1, de teruggave aan [verdachte (voornaam)] gelasten van de onder hem in beslag genomen telefoon (goednummer 845716).

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 138aa, van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat [verdachte (voornaam)] feit 1 (primair en subsidiair) van de beschuldiging heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] feit 2 heeft gepleegd, zoals in paragraaf 3 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals in paragraaf 4 is vermeld;
strafbaarheid [verdachte (voornaam)]
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 140 uren;
- beveelt dat als [verdachte (voornaam)] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 70 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van de werkstraf
een gedeelte van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat [verdachte (voornaam)] ;
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat [verdachte (voornaam)] :
  • zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal melden bij [instelling 1] te [plaats 5] en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
  • meewerkt aan de begeleiding van [instelling 2] ;
  • meewerkt aan overige vormen van hulpverlening, indien nodig geacht door de jeugdreclassering;
  • naar school gaat volgens lesrooster;
  • een structurele vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van een bijbaantje en sport;
  • zich houdt aan een contactverbod met [B] , geboren op [2005] , wonende aan de [adres 3] in [plaats 3] en [C] , geboren op [2004] , wonende aan de [adres 4] in [plaats 4] ;
  • geeft aan de gecertificeerde instelling, te weten [instelling 1] te [plaats 5] , de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte (voornaam)] van het volgende voorwerp:
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer 845716);
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. de Meulder, voorzitter, mr. J.F. Haeck, rechter en tevens kinderrechter en mr. C. Van Wambeke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Belhadi en mr. N. Hekker, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te [plaats 2] , gemeente Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te [plaats 2] , gemeente Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van 20 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich met een auto naar het bedrijfsterrein van [onderneming] (gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] ) te begeven en/of
- zich onbevoegd (via de [straat 1] en/of de [straat 2] ) te begeven op het afgesloten terrein van [onderneming] door over het hek te klimmen en/of
- gereedschap en/of een tas mee te voeren en/of
- zich te begeven naar een aldaar bevindende container met nummer [nummer] en/of
-de luiken van de koelmotor op voornoemde container open te maken en/of krom te buigen en/of
- (te pogen) de achterwand van voornoemde container open te breken, althans te verwijderen;
2
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te [plaats 2] , gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [onderneming] , gevestigd aan de [adres 2] te [plaats 2] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van braak en/of inklimming.

Voetnoten

2.Pagina 320.
3.Pagina’s 145 en 146.
4.Pagina 143.
5.Pagina 6.