ECLI:NL:RBMNE:2025:5745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
11623163 \ UC EXPL 25-2801 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij lekkage na werkzaamheden in badkamer

In deze civiele zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam], gedagvaard voor de kantonrechter in verband met een lekkage die is ontstaan na werkzaamheden die gedaagde in de badkamer van eiser heeft verricht. Eiser vordert schadevergoeding van € 7.655,27, het restant van de herstelkosten na een verzekeringvergoeding van € 24.943,07 op een totaalbedrag van € 32.598,34. Gedaagde betwist dat de lekkage het gevolg is van zijn werkzaamheden en stelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering. De kantonrechter heeft op 4 september 2025 een mondelinge behandeling gehouden waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft besloten een deskundige te benoemen om de oorzaak van de lekkage vast te stellen, aangezien de oorzaak nog niet vaststaat. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door partijen over de te benoemen deskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moeten worden. De beslissing van de kantonrechter is op 17 september 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11623163 \ UC EXPL 25-2801 VL/58599
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.S. van Dijk,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Klein.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 22 maart 2025 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 23 mei 2025 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald. Voorafgaand daaraan heeft [eiser] op 27 juli 2025 nog aanvullende producties overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 4 september 2025 plaatsgevonden. [eiser] en [gedaagde] waren aanwezig, beiden bijgestaan door hun gemachtigde. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een vervroegde vonnisdatum.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft in september 2024 werkzaamheden verricht in de badkamer van [eiser] . Een paar weken nadat [gedaagde] de werkzaamheden heeft afgerond, is een lekkage ontstaan in het plafond van de onderliggende keuken (de vloer van de badkamer). [eiser] heeft herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door een derde voor € 32.598,34, waarvan € 24.943,07 door de verzekeraar is vergoed. [eiser] wil dat [gedaagde] het restantbedrag van € 7.655,27 aan hem vergoedt. [gedaagde] is het hier niet mee eens, omdat de lekkage volgens hem niet het gevolg is van de werkzaamheden die hij heeft verricht. Daarbij is [gedaagde] het niet eens met de hoogte van de gevorderde schade.
2.2.
De kantonrechter kan nog niet vaststellen wat de oorzaak is van de lekkage en is daarom voornemens een deskundige te benoemen. Partijen krijgen de gelegenheid om een akte te nemen waarin zij zich uitlaten over de te benoemen deskundige en de aan deze deskundige te stellen vragen.

3.De beoordeling

Toetsingskader

3.1.
Als iemand toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst, dan moet hij de schade die daardoor ontstaat, vergoeden. [1] Omdat [eiser] schadevergoeding vordert van [gedaagde] , moet [eiser] voldoende onderbouwd stellen en, bij betwisting, bewijzen dat de werkzaamheden die [gedaagde] in de badkamer heeft verricht een toerekenbare tekortkoming opleveren en dat hierdoor de lekkage is ontstaan. [2] Als niet komt vast te staan dat de werkzaamheden van [gedaagde] de lekkage hebben veroorzaakt, dan komt dat dus voor risico van [eiser] .
De hoogte van de schade staat (nog) niet vast
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat tijdens de zitting is besproken dat [eiser] niet € 7.655,27, maar € 3.904,27 kan vorderen. Partijen hadden namelijk oorspronkelijk afgesproken dat [gedaagde] voor [eiser] werkzaamheden zou verrichten aan de badkamer voor een bedrag van € 8.835,42. Dit bedrag heeft [eiser] betaald, maar vanwege (kleinere) gebreken aan de badkamer na de werkzaamheden van [gedaagde] hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] € 3.194,40 en € 556,60 zou terugbetalen, wat hij ook heeft gedaan. [eiser] heeft dus per saldo € 5.084,42 (€ 8.835,42 - € 3.194,40 - € 556,60) aan [gedaagde] betaald.
3.3.
Verder staat vast dat [eiser] in totaal € 32.598,34 heeft betaald aan herstelkosten, waarvan € 24.943,07 is vergoed door de verzekering. Hierdoor blijft een niet-vergoed bedrag van € 7.655,27 over. In totaal heeft [eiser] dus € 12.739,69 (€ 5.084,42 aan [gedaagde] en € 7.655,27 aan herstelkosten) voor zijn huidige badkamer betaald. Aangezien de oorspronkelijke afspraak was dat [eiser] € 8.835,42 voor de badkamer zou betalen, is zijn schade € 3.904,27 (€ 12.739,69 - € 8.835,42) in plaats van de gevorderde € 7.655,27. Het gaat in deze procedure dus om maximaal € 3.904,27.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat nog niet vaststaat dat [eiser] inderdaad € 3.904,27 schade heeft geleden. [gedaagde] heeft de schade betwist en voert hiertoe aan dat [eiser] niet inzichtelijk heeft gemaakt welke uitgaven hij heeft gedaan. [eiser] heeft geen facturen of offertes overgelegd, waardoor niet duidelijk is of [eiser] misschien onnodige kosten heeft gemaakt, aldus [gedaagde] . Gezien deze onderbouwde betwisting van [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] – als vast zou komen staan dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade – de hoogte van de schade nader moet onderbouwen.
De oorzaak van de lekkage staat (nog) niet vast
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat nog niet vaststaat wat de oorzaak is geweest van de lekkage, waardoor niet kan worden vastgesteld of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. Dit wordt hieronder toegelicht.
3.6.
[eiser] heeft een lekdetectierapport van loodgietersbedrijf [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en bevindingen van [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) overgelegd. Hieruit volgt dat de lekkage is ontstaan bij een koppeling die met zwarte kit en tie-wraps is aangebracht op een bestaande leiding. [3] Volgens [eiser] toont dit aan dat de lekkage is ontstaan door de werkzaamheden van [gedaagde] . Daarbij heeft [eiser] , toen hij de woning kocht, een bouwkundige keuring laten uitvoeren en daaruit bleek niet dat er een lekkage was. De lekkage is pas ontstaan na de werkzaamheden van [gedaagde] , aldus [eiser] .
3.7.
Volgens [gedaagde] is de lekkage niet ontstaan door zijn werkzaamheden. De bestaande leidingen staken boven de zandcementdekvloer en vloerverwarming uit toen hij met zijn werkzaamheden begon. [gedaagde] hoefde het nieuwe leidingwerk slechts hierop aan te sluiten. De koppeling die de lekkage heeft veroorzaakt ligt onder de zandcementdekvloer en vloerverwarming, zoals ook blijkt uit het lekdetectierapport en de bevindingen van [bedrijf 2] . Maar hier is [gedaagde] nooit geweest, aldus [gedaagde] .
3.8.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben geen rekening kunnen houden met deze zienswijze van [gedaagde] , omdat [eiser] [gedaagde] voor beide onderzoeken niet heeft uitgenodigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat uit deze deskundigenrapporten niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde schade. Dat kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat de lekkage is ontstaan nadat [gedaagde] zijn werkzaamheden van had uitgevoerd. Daarmee is het causaal verband tussen die werkzaamheden en de gestelde schade namelijk nog niet vast komen te staan.
De kantonrechter is voornemens een deskundige te benoemen
3.9.
Inmiddels heeft [eiser] alles laten herstellen, waardoor het niet zinvol meer is om een deskundige ter plaatse te laten komen. Wel heeft [eiser] aangegeven dat hij meerdere foto’s en filmpjes heeft van de situatie zoals deze was voordat de lekkage is verholpen en alles is hersteld. De kantonrechter is daarom voornemens om een deskundige te benoemen die aan de hand van deze foto’s en filmpjes en een toelichting van beide partijen de vraag kan beantwoorden wat de oorzaak van de lekkage is geweest.
3.10.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zou kunnen worden volstaan met de benoeming van één deskundige. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de volgende vragen aan de deskundige zouden kunnen worden gesteld:
  • Kunt u aan de hand van de foto’s en video’s van de badkamer van [eiser] en de toelichting van beide partijen vaststellen wat de oorzaak van de lekkage in de badkamer/keuken in het huis van [eiser] is geweest?
  • Is er een verband tussen de werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht aan de badkamer en de lekkage, en zo ja welk verband is dat?
  • Heeft u nog overige opmerkingen die in dit kader van belang zijn?
3.11.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De kantonrechter zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen. In het belang van de voortgang van de zaak wordt partijen verzocht tegelijkertijd op de hierna te noemen roldatum de akte te nemen.
3.12.
Het voorschot op de kosten van de deskundige zal op grond van de wettelijke hoofdregel door [eiser] dienen te worden betaald. [4] Bij het eindvonnis zal te zijner tijd worden beslist ten laste van welke partij die kosten komen.
3.13.
De zaak zal naar de rol worden verwezen van 15 oktober 2025, voor het nemen van een akte door partijen over de hiervoor onder 3.10 genoemde vragen.
3.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 15 oktober 2025voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder 3.11;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Zie productie 9, eerste foto, van [eiser] .
4.Artikel 187 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.