ECLI:NL:RBMNE:2025:5750

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
10646524 \ MC EXPL 23-4524
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over erfdienstbaarheid en extinctieve verjaring in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 17 september 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil over erfdienstbaarheid en extinctieve verjaring, zoals geregeld in artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak betreft een vordering van [eiser sub 1] c.s. die een verklaring voor recht vorderen dat er sprake is van een erfdienstbaarheid van weg op bepaalde kadastrale percelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen belang is bij deze vordering, omdat er geen discussie bestaat over de erfdienstbaarheid zelf. De kantonrechter heeft echter ook nieuwe informatie over de eigendomsgeschiedenis van de betrokken percelen ontvangen tijdens het getuigenverhoor op 11 maart 2025. Deze informatie is relevant voor de beoordeling van de vraag of door extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan. De kantonrechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich schriftelijk uit te laten over de eigendomsgeschiedenis van de percelen, met het verzoek om relevante documenten te overleggen. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en partijen zijn verwezen naar een rolzitting op 15 oktober 2025 voor het indienen van hun akten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak met zaaknummer: 10646524 \ MC EXPL 23-4524 D/51246 van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. J.D. Poot (Vast. Advocaten),
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. B. Altena (DAS).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024;
- de akte indiening aanvullende producties 6 tot en met 8 van [gedaagde sub 1] c.s.;
- de akte indiening aanvullende producties 8 en 9 van [eiser sub 1] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 25 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 november 2024;
- de akte aanvullende producties van [gedaagde sub 1] c.s.;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 11 maart 2025;
- de conclusie na enquête van [gedaagde sub 1] c.s.;
- de conclusie na enquête van [eiser sub 1] c.s.
1.2.
[gedaagde sub 1] c.s. verwijst in de conclusie na enquête naar een verklaring die zou zijn overgelegd als productie 10. De kantonrechter heeft deze productie niet ontvangen. Daarom worden de stellingen van [gedaagde sub 1] c.s. over de betreffende verklaring buiten beschouwing gelaten.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat hij schriftelijk uitspraak zal doen.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
[eiser sub 1] c.s. heeft geen belang bij gevorderde verklaring voor recht
2.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert een verklaring voor recht dat sprake is van een erfdienstbaarheid, inhoudende een recht van weg, die ziet op de kadastrale percelen, bekend als Gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummers [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] (gedeeltelijk) als heersend erf en de percelen [nummeraanduiding 3] , [nummeraanduiding 4] en [nummeraanduiding 5] als dienend erf. De notaris heeft deze erfdienstbaarheid vastgelegd in de leveringsakte toen [gedaagde sub 1] c.s. de woning van zijn rechtsvoorganger kocht. Over deze erfdienstbaarheid bestaat tussen partijen ook geen discussie. Het is de kantonrechter daarom niet duidelijk welk belang [eiser sub 1] c.s. bij de gevorderde verklaring voor recht heeft. De vordering zal dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Nieuwe informatie over de eigendomsgeschiedenis
2.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] c.s. in het proces-verbaal van 25 november 2024 opgedragen om te bewijzen dat door extinctieve verjaring in de zin van artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een erfdienstbaarheid van weg/overpad is ontstaan ten laste van perceel [nummeraanduiding 4] van [eiser sub 1] c.s. en ten behoeve van perceel [nummeraanduiding 6] van [gedaagde sub 1] c.s. (dat inmiddels met de percelen [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] is samengevoegd tot perceel [nummeraanduiding 7] ), in die zin dat door [gedaagde sub 1] c.s. en/of zijn rechtsvoorgangers perceel [nummeraanduiding 4] voortdurend en onafgebroken is gebruikt om te komen en te gaan naar perceel [nummeraanduiding 6] . De kantonrechter merkt op dat het element “
voortdurend” ten onrechte in de bewijsopdracht is opgenomen. Het is immers sinds 1 januari 1992 mogelijk om erfdienstbaarheden met een nietvoortdurend en niet-zichtbaar karakter (zoals een erfdienstbaarheid van weg) door verjaring te verkrijgen. De kantonrechter zal dit element bij de beoordeling buiten beschouwing laten.
2.3.
In het kader van de bewijsopdracht heeft [gedaagde sub 1] c.s. tijdens het getuigenverhoor op 11 maart 2025 drie getuigen laten horen, waaronder [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] heeft toen – voor zover van belang – het volgende verklaard:

U vraagt mij vanaf wanneer ik woonachtig ben op de [straat] [nummeraanduiding 8] . Ik woon daar vanaf
1970, maar dan op nummer [nummeraanduiding 9] , ik ben daar namelijk geboren. Nummer [nummeraanduiding 8] , waar ik nu
woon, was het huis van mijn opa en oma. In 1993 ben ik nummer [nummeraanduiding 8] gaan huren, van de
familie [achternaam] , de toenmalige eigenaar. De familie [achternaam] woonde in het huis
waar thans dhr. [eiser sub 1] woonachtig is, dat is nummer [nummeraanduiding 10] . Ik heb in 2007 de woning
nummer [nummeraanduiding 8] en [nummeraanduiding 9] van de familie [achternaam] gekocht. Mijn ouders wonen op nummer [nummeraanduiding 9] ,
zij woonden daar al toen ik in 1970 werd geboren.
(…)
U vraagt mij of de familie [achternaam] voordat ik eigenaar werd de woningen aan
nummer [nummeraanduiding 8] , [nummeraanduiding 9] en [nummeraanduiding 10] in eigendom had. Dat klopt inderdaad.”.
[eiser sub 1] c.s. stelt zich in de conclusie na enquête op het standpunt dat perceel [nummeraanduiding 6] tot 2016 in eigendom was van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, totdat [gedaagde sub 1] c.s. dit perceel kocht. Volgens [eiser sub 1] c.s. had [gedaagde sub 1] c.s. het perceel voor de eigendomsoverdracht in gebruik op basis van een pacht- of huurovereenkomst met het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
2.4.
Partijen hebben de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet eerder aan de kantonrechter bekend gemaakt. Het gaat om nieuwe informatie, die anders tijdens een van de mondelinge behandelingen besproken had kunnen worden. De eigendomsgeschiedenis zou namelijk relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het standpunt van [gedaagde sub 1] c.s. dat door extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid ten laste van perceel [nummeraanduiding 4] en ten behoeve van perceel [nummeraanduiding 6] is ontstaan. Op dit moment is de eigendomsgeschiedenis van de percelen [nummeraanduiding 6] en [nummeraanduiding 4] onvoldoende duidelijk en niet met stukken onderbouwd. [gedaagde sub 2] heeft weliswaar verklaard dat de familie [achternaam] eigenaar was van de woningen aan de [straat] [nummeraanduiding 8] , [nummeraanduiding 9] en [nummeraanduiding 10] , maar die woningen zijn niet gelegen op de percelen [nummeraanduiding 6] (inmiddels onderdeel van perceel [nummeraanduiding 7] ) en [nummeraanduiding 4] . De kantonrechter ziet dan ook aanleiding voor een nadere verduidelijking door partijen, voordat hij een eindbeslissing neemt.
2.5.
Partijen worden gelijktijdig in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de eigendomsgeschiedenis van de ter zake doende percelen, dus in ieder geval de percelen [nummeraanduiding 6] en [nummeraanduiding 4] . Het gaat om de eigendomsinformatie vanaf 1 januari 1992. De verjaringstermijn is op zijn vroegst op die datum aangevangen, want het was vóór 1 januari 1992 niet mogelijk om door verjaring een erfdienstbaarheid met een nietvoortdurend en niet-zichtbaar karakter (zoals een erfdienstbaarheid van weg) te verkrijgen. De kantonrechter wenst in ieder geval de akte van levering van perceel [nummeraanduiding 6] aan [gedaagde sub 1] c.s. en de akte van levering van perceel [nummeraanduiding 4] aan [eiser sub 1] c.s. te ontvangen. Verder moet [gedaagde sub 1] c.s. duidelijk maken of sprake was van een rechtsverhouding met zijn rechtsvoorganger met betrekking tot perceel [nummeraanduiding 6] en zo ja, wat die rechtsverhouding dan inhield. Partijen moeten zich in de akte ook (verder) uitlaten over de vraag wat de feitelijke eigendomssituatie en de eventuele rechtsverhouding tussen [gedaagde sub 1] c.s. en zijn rechtsvoorganger betekenen voor het beroep op artikel 3:105 lid 1 jo. 5:72 BW. Daarvoor is nodig dat partijen de leveringsaktes die zij zelf in bezit hebben na dit vonnis zo spoedig mogelijk met elkaar delen.
2.6.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 15 oktober 2025voor het nemen van een gelijktijdige, schriftelijke akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over hetgeen is overwogen onder 2.5 (partijen hoeven dus niet te verschijnen op deze rolzitting);
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.