ECLI:NL:RBMNE:2025:576

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/4860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor het verplaatsen van een sloot

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de weigering van het college om eisers een omgevingsvergunning te verlenen voor het verplaatsen van een sloot aan de [adres] in [plaats] (gemeente De Ronde Venen). Eisers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor het dempen van een sloot tussen de twee percelen die zij in eigendom hebben en het graven van een nieuwe sloot ten zuiden van deze percelen. Het college heeft op 16 november 2023 de aanvraag van eisers afgewezen, waarna eisers bezwaar hebben gemaakt. De beslissing op bezwaar van 3 juni 2024 bevestigde de afwijzing. Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het verplaatsen van de sloot een bodembewerking is die niet is toegestaan zonder omgevingsvergunning. De rechtbank overweegt dat de planregel over bodembewerkingen een ruimere reikwijdte heeft dan de provinciale instructieregel. Het college heeft de verkeerde voorbereidingsprocedure gevolgd en er is geen verklaring van geen bedenkingen gevraagd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4860
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 op het beroep in de zaak tussen
1. [eiser]
2. [eiseres],
allebei uit [plaats] (gemeente De Ronde Venen), eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen,verweerder
(gemachtigden: mr. drs. N.A. Krijgsman en A.C.P. Bekker-Kerssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de weigering van het college om eisers een omgevingsvergunning te verlenen voor het verplaatsen van een sloot aan de [adres] in [plaats] (gemeente De Ronde Venen).
2. Eisers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor:
- het dempen van een sloot tussen de twee percelen die zij in eigendom hebben. Het gaat om de percelen kadastraal geregistreerd als [nummer] en [nummer] ; en
- het graven van een nieuwe sloot ten zuiden van deze percelen, zodat de sloot hun percelen afbakent.
3. Het college heeft op 16 november 2023 (
het primaire besluit) de aanvraag van eisers afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 3 juni 2024 (
het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing gebleven. Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld.
4. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op nadere schriftelijke vragen van de rechtbank hebben zowel het college, als eisers gereageerd.
5. De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vergezeld door [A] en mr. J. Binnekamp. Ook hebben de gemachtigden van het college hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Overgangsrecht
6. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wet- en regelgeving en het bestreden besluit
7. Het perceel van eisers valt onder het bestemmingsplan ‘Buitengebied West’ (het bestemmingsplan).
De te dempen sloot heeft gedeeltelijk de bestemming ‘Bedrijf’ en gedeeltelijk de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden- Natuurwaarden’ en de dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5’.
De te graven sloot heeft de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden- Natuurwaarden’ en de dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5’.
Op beide sloten zijn de gebiedsaanduidingen ‘milieuzone-veengebied kwetsbaar voor oxidatie’ en ‘overige zone-landbouwkerngebied’ van toepassing.
8. Het college heeft aan het bestreden besluit twee weigeringsredenen ten grondslag gelegd:
I. Het bestemmingsplan bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning waterlopen te verplaatsen [1] , tenzij de natuur- en landschapswaarden daardoor niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. [2] Er is volgens het college niet aan deze voorwaarde voldaan, omdat het verplaatsen van de sloot het karakteristieke slotenpatroon van de droogmakerij aantast. Het college heeft, gelet op het negatieve advies van zijn landschapsarchitect geen medewerking verleend aan afwijken van het bestemmingsplan.
II. Daarnaast is de aanvraag volgens het college in strijd met het bestemmingsplan, omdat bij het verplaatsen van de sloot veen naar de oppervlakte wordt gebracht, terwijl dit veengebied is aangeduid als kwetsbaar voor oxidatie. [3]
Beoordeling
9. De rechtbank stelt voorop dat eisers, nu het college twee weigeringsgronden aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd, de gevraagde omgevingsvergunning pas kunnen krijgen als in ieder geval allebei de weigeringsgronden vervallen. De rechtbank zal hierna eerst weigeringsgrond II bespreken.
Weigeringsgrond II: Is het verplaatsen van de sloot in strijd met het verbod om veen middels een bodembewerking naar de oppervlakte te brengen?
10. Eisers voeren onder verwijzing naar de Toelichting Bodemkaart Veengebieden van de Provincie Utrecht en een aantal niet nader omschreven provinciale beleidsregels aan dat de planregel over bodembewerkingen ziet op agrarische bodembewerkingen, zoals scheuren en ploegen. Volgens eisers is het verplaatsen van de sloot geen agrarische bodembewerking, waardoor de aanvraag niet in strijd is met deze planregel.
11. De rechtbank overweegt dat de planregel over bodembewerkingen een ruimere reikwijdte heeft dan de provinciale instructieregel in de Interim Omgevingsverordening van de Provincie Utrecht (IOV) [4] . De planregel heeft betrekking op alle soorten bodembewerkingen in agrarisch gebied, terwijl de instructieregel uitsluitend ziet op agrarische bodembewerkingen. De rechtbank overweegt verder dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om van een instructieregel af te wijken door een planregel een ruimere reikwijdte te geven dan een instructieregel voorschrijft. Dat betekent dat de beroepsgrond van eisers niet slaagt dat de planregel over bodembewerkingen alleen ziet op agrarische bodembewerkingen. De aanvraag is, gelet op het voorgaande, in strijd met het bestemmingsplan, omdat het verplaatsen van de sloot een bodembewerking is. Vervolgens moet worden beoordeeld of van het bestemmingsplan kan worden afgeweken.
Heeft het college de juiste voorbereidingsprocedure gevolgd?
12. Het college heeft het bestreden besluit geweigerd met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure. Pas in beroep heeft het college zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd voor zover het ziet op weigeringsgrond II, maar mogelijk ook ten aanzien van weigeringsgrond I. Volgens het college is de uitgebreide uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing op de weigering van de aanvraag. Het college heeft de rechtbank gevraagd om dit gebrek te passeren, omdat het college van mening is dat het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure eisers niet meer rechtsbescherming biedt ten opzichte van de reguliere procedure.
13. De rechtbank stelt voorop dat, als een aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, en het bestemmingsplan zelf geen mogelijkheid biedt om daarvan af te wijken, en afwijken alleen nog kan met behoud van een goede ruimtelijke ordening, de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt. [5] Die procedure is ook van toepassing wanneer het een weigering betreft.
14. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de aanvraag in ieder geval in strijd met het verbod om veen middels bodembewerking naar de oppervlakte te brengen; hetgeen met het verplaatsen van de sloot is gebeurd. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om daarvan af te wijken. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aanvraag niet met de reguliere procedure kon worden voorbereid. Het primaire besluit bevat in zoverre dus een gebrek in de voorbereiding. De rechtbank is van oordeel dat dit gebrek niet voor passeren in aanmerking komt, omdat de uitgebreide procedure mogelijk leidt tot een andere kring van betrokkenen.
Is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig?
15. Tijdens de zitting heeft het college uitgelegd dat bij de toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure in geval van eisers, geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig is.
16. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat bij toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure in beginsel een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad wordt gevraagd. De gemeenteraad is bevoegd tot het vaststellen van bestemmingplannen, geeft daarmee invulling aan het ruimtelijk beleid in de gemeente en vormt het juridisch bindend kader voor de uitvoering van dat beleid. Het is daarom wenselijk dat de afweging omtrent de buitenplanse afwijking, door hetzelfde orgaan wordt gemaakt als het orgaan dat de beslissing neemt omtrent de wijziging van het bestemmingsplan; de gemeenteraad. Anders zou de bevoegdheid van de gemeenteraad ondergraven kunnen worden. [6]
17. De gemeenteraad is wel bevoegd om categorieën aan te wijzen wanneer een verklaring van geen bedenkingen niet vereist is. Dat heeft de gemeenteraad in dit geval gedaan met de lijst van categorieën van gevallen (hierna: de Lijst). [7] Categorie 5 uit de Lijst (de categorie waar het college naar verwijst) luidt:

Indien de activiteit niet past binnen de door de raad gestelde kaders en geweigerd wordt om toepassing te verlenen van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo.”,
met de toelichting:

De door de raad gestelde kaders zijn duidelijk. De raad geeft op voorhand aan wat zij aanvaardbaar acht en wat niet. Als een activiteit duidelijk in strijd is met een kader, is er geen noodzaak om toestemming van de raad te vragen.”
18. Naar het oordeel van de rechtbank is deze categorie te ruim geformuleerd en wordt hiermee voorbij gegaan aan de bevoegdheid van de gemeenteraad om een afweging te maken over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de aangevraagde activiteit in relatie tot het bestemmingsplan. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), en verklaart categorie 5 dan ook onverbindend. [8] Dit betekent dat er een verklaring van geen bedenkingen nodig was om de door eisers aangevraagde omgevingsvergunning te kunnen weigeren.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond, omdat er een gebrek is in de voorbereiding. De verkeerde voorbereidingsprocedure is gevolgd en er is geen verklaring van geen bedenkingen gevraagd. Aangezien de verkeerde voorbereidingsprocedure is gevolgd en het herstel van dat gebrek naar verwachting enige tijd zal kosten, zal de rechtbank het college niet de gelegenheid geven dit gebrek te herstellen middels een bestuurlijke lus. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
19. Omdat beroep gegrond is moet het college het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers vergoeden.
21. Eisers hebben verzocht om een proceskostenvergoeding. Eisers hebben gevraagd om een vergoeding van reis- en verblijfkosten, verletkosten, verschotten en andere kosten, zonder bedragen te vermelden en de kosten te onderbouwen. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Eisers hebben verder gevraagd om vergoeding van de kosten die zij hebben gemaakt voor het inschakelen van hun adviseur als beroepsmatige rechtsbijstandverlener. Ook deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt voorop dat alleen de kosten voor de door een derde verleende beroepsmatige rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. Degene die beroepsmatig rechtsbijstand verleend moet aannemelijk maken dat het verlenen van rechtsbijstand voor hem of haar een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. [9] De adviseur van eisers heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij rentmeester is en af en toe rechtsbijstand verleent, maar hij heeft dat niet concreet gemaakt of verder onderbouwd. De rechtbank ziet bovendien dat de adviseur in de Kamer van Koophandel is geregistreerd als bemiddelaar bij de aan- en verkoop van roerende en onroerende goederen, en als taxateur in roerende zaken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook onvoldoende gebleken dat de adviseur beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Hierdoor hebben eisers geen recht op een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
 bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4.6.1, aanhef en onder g, van de planregels.
2.Artikel 4.6.3 van de planregels.
3.Artikel 33.4 van de planregels.
4.Artikel 8.6 van de IOV.
5.Artikel 3.10 van de Wabo.
6.Kamerstukken II 2006/2007, 30 844, nr. 3, blz. 27 en 28.
7.Lijst met categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 6.5, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist is.
8.Uitspraak van de Afdeling van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:921, r.o. 5.2.
9.Zie de uitspraak van de ABRvS van 7 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:627, ro. 4.