ECLI:NL:RBMNE:2025:5843

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
UTR 23/5288, UTR 23/6542 en UTR 24/4196
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende handhaving asfaltcentrale

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 september 2025, beoordeelt de rechtbank de verzoeken van verzoekster om een veroordeling van het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland in de proceskosten. Verzoekster had haar beroepen ingetrokken naar aanleiding van drie beslissingen op bezwaar die het college had genomen met betrekking tot handhavingsverzoeken over de asfaltcentrale van derde-partij. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt vast dat het college met een besluit van 31 december 2024 aan derde-partij een last onder dwangsom heeft opgelegd, en dat er wijzigingen zijn doorgevoerd in de vergunningvoorschriften van derde-partij. Verzoekster heeft haar beroepen ingetrokken conform afspraken die zijn vastgelegd in een proces-verbaal, waarbij het college heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe en kent verzoekster een vergoeding van € 3.628,- toe voor haar proceskosten, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet het college het door verzoekster betaalde griffierecht van driemaal € 365,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5288, UTR 23/6542 en UTR 24/4196

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2025 in de zaken tussen

[verzoekster] ., uit [vestigingsplaats 1] , verzoekster

(gemachtigde: S.R. van Uffelen),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Venema).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij], uit [vestigingsplaats 2] ,
(gemachtigde: mr. W.J.W. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de verzoeken van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft deze verzoeken gedaan bij de intrekking van haar beroepen over drie beslissingen op bezwaar die het college heeft genomen naar aanleiding van haar handhavingsverzoeken over de asfaltcentrale van derde-partij aan de [adres] in [vestigingsplaats 2] .
2. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op de verzoeken om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
4. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoekster tegemoetgekomen?
5. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
6. Het college heeft met het besluit van 31 december 2024 aan derde-partij een last onder dwangsom opgelegd, die ziet op het overschrijden van de emissiegrenswaarde voor PAK-16. Op 8 april 2025 heeft een ambtshalve wijziging plaatsgevonden van de vergunningvoorschriften van derde-partij met betrekking tot de luchtkwaliteit. Met twee besluiten van 4 juli 2025 heeft het college aan derde-partij lasten onder dwangsom opgelegd die zien op het continu registreren en bewaken van de emissierelevante parameter(s) en het meten van de uitstoot van benzeen.
7. Conform de door partijen gemaakte afspraken die zijn neergelegd in het verkort proces-verbaal van 6 februari 2025 heeft eiseres de beroepen ingetrokken. Het college heeft toegezegd om in dat geval de proceskosten te vergoeden.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoekster vergoeden?
8. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft drie beroepschriften ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.628,-.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
9. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van driemaal € 365,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 3.628,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.