In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 september 2025, beoordeelt de rechtbank de verzoeken van verzoekster om een veroordeling van het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland in de proceskosten. Verzoekster had haar beroepen ingetrokken naar aanleiding van drie beslissingen op bezwaar die het college had genomen met betrekking tot handhavingsverzoeken over de asfaltcentrale van derde-partij. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt vast dat het college met een besluit van 31 december 2024 aan derde-partij een last onder dwangsom heeft opgelegd, en dat er wijzigingen zijn doorgevoerd in de vergunningvoorschriften van derde-partij. Verzoekster heeft haar beroepen ingetrokken conform afspraken die zijn vastgelegd in een proces-verbaal, waarbij het college heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe en kent verzoekster een vergoeding van € 3.628,- toe voor haar proceskosten, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet het college het door verzoekster betaalde griffierecht van driemaal € 365,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.