ECLI:NL:RBMNE:2025:5844

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
16/193516-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld in Laren

Op 10 juni 2024 zijn drie verdachten naar de woning van de aangever in Laren gegaan om hun verf terug te krijgen. Toen de aangever niet meewerkte, hebben de verdachten hem vastgebonden, mishandeld en zijn pincode gestolen om geld te pinnen. De aangever wist uiteindelijk te ontsnappen en werd door de politie aangetroffen met verwondingen. De rechtbank oordeelt dat de verdachten gezamenlijk hebben gehandeld bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de diefstal. Twee van de drie verdachten krijgen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de derde verdachte krijgt 20 maanden, ook met 6 maanden voorwaardelijk, vanwege recidive. De vordering van de benadeelde partij wordt deels toegewezen tot € 5.670,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16/193516-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 7 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1991] in [geboorteplaats] (Italië),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zittingen van 28 maart 2025 en 15 oktober 2025. Het onderzoek is gesloten op 7 november 2025.
Op de zittingen van 28 maart 2025 en 15 oktober 2025 waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M.M. Rademaker;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R.I. Takens, advocaat in Amsterdam;
  • de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] : mr. F.M.M. Buijs, advocaat in Amersfoort.

2.Tenlastelegging

De beschuldiging is op de zitting van 28 maart 2025 aangepast. De aangepaste beschuldiging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 10 juni 2024 in Laren samen met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
feit 2
op 10 juni 2024 in Laren samen met anderen, met gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld, de pincode van de pinpas van [slachtoffer] heeft gestolen om vervolgens geld te kunnen pinnen.
De rechtbank merkt wat betreft feit 2 op dat de officier van justitie is uitgegaan van de diefstal van meerdere goederen, althans enig goed. Gezien de opgesomde handelingen die de verdachte volgens feit 2 worden verweten, gaat de rechtbank uit van de diefstal van enig goed, namelijk de pincode van de pinpas. De volledige tekst van de beschuldiging, met daarin de voornoemde opgesomde handelingen, staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1, feit 2 en feit 3 heeft gepleegd.
De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie voor de beschuldiging ook is uitgegaan van de oorspronkelijke beschuldiging, waarin een derde feit was opgenomen. Op 28 maart 2025 is een vordering tot wijziging van de beschuldiging ingediend, welke vervolgens door de rechtbank is toegewezen. De gewijzigde beschuldiging — opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van die zitting — bevat geen derde feit. Volgens de officier van justitie is feit 3 door de wijziging per ongeluk weggevallen, maar de rechtbank moet uitgaan van het proces-verbaal. De rechtbank zal daarom alleen feit 1 en 2 beoordelen zoals opgenomen in de gewijzigde beschuldiging.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft over feit 1 de rechtbank verzocht om het zesde gedachtestreepje ( [slachtoffer] met zijn handen aan het plafond vast te maken) niet bewezen te verklaren, althans anders te interpreteren, omdat deze tekst niet goed aansluit bij wat aangever heeft verklaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de advocaat van de verdachte vrijspraak bepleit, omdat de verdachte niet met het plan is gekomen om de pincode te stelen en hij ook niet aanwezig was in de woning op het moment dat dit gebeurde.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage 2 van dit vonnis staan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2
Inleiding
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat zich heeft afgespeeld tussen de avond van 10 juni 2024 en de middag van 11 juni 2024 in een vrijstaand huis in Laren. Volgens aangever [slachtoffer] is hij door de verdachte en de twee medeverdachten, op 10 juni 2024 vanaf 23:00 uur de hele nacht en ochtend van 11 juni 2024 in zijn woning vastgehouden en mishandeld. De aangever zou verf hebben gestolen en de verdachten wilden deze verf terugkrijgen of hiervoor gecompenseerd worden. De aangever werd de volgende dag rond 15:00 uur door de politie gevonden op ongeveer vijftien minuten loopafstand van zijn woning, met letsel aan onder andere zijn hoofd, duct tape in zijn haar en een touw om zijn rechterpols.
Betrouwbaarheid verklaring aangever
De rechtbank oordeelt allereerst dat de verklaring van de aangever betrouwbaar en bruikbaar is voor het bewijs. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die de aangever bij de politie en later bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, op hoofdlijnen consistent zijn. De aangever heeft op sommige punten weliswaar verschillend verklaard, maar meerdere door hem genoemde feiten en omstandigheden worden bevestigd door andere (objectieve) bewijsmiddelen in het dossier en ook deels door de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van aangever en is, omdat de verklaringen van aangever door andere objectieve bewijsmiddelen worden ondersteund, dan ook van oordeel dat die verklaringen als uitgangspunt kunnen dienen bij de verdere beoordeling van het tenlastegelegde.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast op basis van de verklaring van de aangever, ondersteund door objectief bewijs, zoals weergegeven in de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen.
Alle drie de verdachten zijn in de avond van 10 juni 2024 het huis van de aangever binnengegaan. De aangever is vervolgens meermalen en op meerdere plekken geslagen en geschopt, vooral op zijn hoofd en rug. Hij was met touw, tie wraps en duct tape aan handen en voeten vastgebonden. Vervolgens is hij naar de woonkamer gebracht. In de woonkamer is de aangever met zijn handen aan het plafond vastgemaakt middels een touw dat aan het plafond was bevestigd.
Op enig moment beschikten de verdachten over de pinpas van aangever en wilden ze zijn pincode weten om geld op te nemen van de bank. Aangever heeft gezegd dat hij daarvoor eerst zijn moeder moest bellen om toestemming te vragen. Nadat de aangever zijn moeder in de ochtend van 11 juni 2024 rond 7:00 uur had gebeld, heeft hij de pincode aan de verdachten gegeven, omdat ze hem anders bleven slaan. Vervolgens verliet medeverdachte [medeverdachte 1] de woning om geld te pinnen met de pas van de aangever. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bleven bij de aangever in de woning. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens diezelfde ochtend bij de Geldmaat in Laren om 9:34 uur € 600,- van de rekening van de aangever gepind.
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] terug was van het pinnen, hebben de verdachten de woning van de aangever verlaten. Pas nadat de verdachten alle deuren op slot hadden gedaan en waren vertrokken, kon de aangever zijn handen en voeten losmaken en via een raam ontsnappen. De verdachten wilden niet dat de aangever de woning zou kunnen verlaten. Vervolgens is de aangever rond 15.00 uur door de politie gewond aangetroffen op de [adres] in [woonplaats] . Hij had twee blauwe ogen, bloed in de mond, meerdere sneeën in zijn handen, een voetafdruk op zijn linker rug zijde en een voetafdruk op zijn rechterflank. Daarnaast had de aangever touw om zijn rechterpols, een spanband om zijn linkerenkel die met een haak aan de broeksband vast zat, zwart duct tape in het haar en vers bloed op de capuchon.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de aangever de hele nacht en ochtend in zijn woning is vastgehouden en dat daarbij op verschillende momenten geweld tegen hem is gebruikt waarbij de verdachten op enig moment het doel hadden om de pincode van zijn pinpas te verkrijgen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dit geldt zowel ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving als ten aanzien van de diefstal van de pincode. De verdachten zijn alle drie naar de woning van de aangever gegaan met het plan om verf dat door de aangever zou zijn gestolen terug te vinden of op een andere manier gecompenseerd te worden. Alle drie de verdachten hebben immers tegenover de politie over dit conflict over verf verklaard en uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten blijkt ook dat de verdachten naar de woning van de aangever zijn gegaan om het verfconflict op te lossen en daarbij gebruik hebben gemaakt van geweld.
De verdachten zijn in de bewuste nacht alle drie lange tijd in de woning aanwezig geweest en hebben in wisselende samenstelling op de aangever gepast. Gedurende deze tijd is de aangever vastgebonden, geschopt en geslagen en is zijn pincode gestolen. Op enig moment zijn de deuren van de woning op slot gedaan zodat de aangever niet kon ontsnappen. Daarnaast hebben zij allen getalsmatig en gevoelsmatig een overwichtssituatie gecreëerd, waaraan de aangever niet kon ontsnappen. Tot slot heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] het geldbedrag van de rekening van de aangever gepind en het geld vervolgens aan de medeverdachte [medeverdachte 2] overhandigd, wat ook blijk geeft van de samenwerking tussen de verdachten.
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte niet in de woning was op het moment dat de aangever zijn pincode moest afstaan, maar volgens de eigen verklaring van de verdachte van 15 november 2024 was hij dat wel. Hierin zegt de verdachte immers dat hij de aangever heeft horen zeggen dat zijn moeder gebeld moest worden voor het verkrijgen van de pincode. Deze verklaring past ook bij wat de aangever hierover heeft verklaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 3.4 is omschreven.
De verdachte wordt partieel vrijgesproken voor het onder feit 2 tenlastegelegde onderdeel
met een stalen pijp tegen het lichaam slaan. De aangever heeft hierover wisselend verklaard en het gebruik van een stalen pijp volgt niet uit objectief (steun)bewijs.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1:
op of omstreeks 10 juni 2024 te Laren tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de deur van de woning van die [slachtoffer] op slot te draaien,
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken,
- die [slachtoffer] te knevelen,
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug vast te binden,
- de voeten van die [slachtoffer] vast te binden en
- die [slachtoffer] met zijn handen aan het plafond vast te maken;
feit 2:
omstreeks 10 juni 2024 te Laren, tezamen en in vereniging met anderen, enig goed, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en het lichaam te slaan,
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug vast te binden,
- de voeten van die [slachtoffer] vast te binden,
- die [slachtoffer] met zijn handen aan het plafond vast te maken,
- met geschoeide voet tegen het lichaam van die [slachtoffer] te trappen en
- met druk of dreigementen hem te dwingen zijn moeder te bellen en de code te krijgen teneinde geld te kunnen pinnen.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich binnen deze proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de straf gematigd moet worden, omdat, naast de wederrechtelijke vrijheidsberoving, de verdachte alleen nog de diefstal van de pincode wordt verweten. De advocaat heeft verder onder verwijzing naar verschillende uitspraken over wederrechtelijke vrijheidsberoving aangevoerd dat de eis van de officier van justitie te hoog is. De advocaat heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met aftrek, en eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachten hebben het slachtoffer in zijn eigen woning geslagen, geschopt, vastgebonden en voor een lange tijd van zijn vrijheid beroofd. Uit de slachtofferverklaring blijkt onder meer dat het slachtoffer nog steeds angstig is en moeite heeft om mensen in vertrouwen te nemen. Ook ondervindt hij nog steeds pijn en kan hij sommige nachten zijn ogen niet sluiten vanwege geluiden die hem angstig en bezorgd maken.
De verdachten zijn gedurende de lange tijd dat zij het slachtoffer van zijn vrijheid hebben beroofd op geen enkel moment tot bezinning gekomen. Sterker nog, het slachtoffer is pas vrijgekomen, nadat hij zelf wist te ontsnappen. Het is zorgelijk dat de verdachten de feiten hebben gepleegd om een ruzie over verf.
De verdachte heeft daarnaast geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en beweert dat het slachtoffer vrijwillig zijn pincode zou hebben afgestaan. Ook heeft hij het slachtoffer een leugenaar genoemd. Van enige vorm van gewetensbesef is dan ook niet gebleken.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft over de persoon van de verdachte kennisgenomen van zijn strafblad van 20 maart 2025. Hieruit is gebleken dat hij in 2021 in Italië is veroordeeld voor huiselijk geweld en/of huiselijke bedreiging tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Deze veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw ernstige geweldsfeiten te plegen.
Strafkader
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, oordeelt de rechtbank dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend is.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving (gevolgd met een diefstal) bestaat geen oriëntatiepunt. Daarom heeft de rechtbank gekeken naar straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar, passend is. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die de verdachte al in verzekering heeft doorgebracht. Aan de verdachte wordt een grotere gevangenisstraf opgelegd dan de twee medeverdachten, omdat alleen bij de verdachte sprake is van recidive van geweldsfeiten.
De rechtbank komt uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank uitgaat van een ander uitganspunt op basis van vergelijkbare zaken en ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal enkel is uitgegaan van de diefstal van de pincode.
Tenuitvoerlegging van de straf
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 24.232,24. Dit bedrag bestaat uit € 9.232,24 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
  • kosten wegslepen bus:
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding:
  • weggenomen geld:
  • ziekenhuiskosten:
  • kosten nieuwe documenten:
  • weggenomen goederen:
  • kosten vervangen sloten bus:
De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de bewezen verklaarde feiten en verschillende materiële schadeposten. De advocaat heeft ten aanzien van de immateriële schade, onder verwijzing naar vergelijkbare uitspraken, aangevoerd dat een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- passend en toewijsbaar is.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De ziekenhuiskosten
De ziekenhuiskosten zijn, volgens de bijgeleverde facturen, kosten van één jaar na de bewezen verklaarde feiten. Gelet op het tijdsverloop oordeelt de rechtbank dat het noodzakelijk is dat de benadeelde partij de vordering hieromtrent nader onderbouwt om vast te stellen dat de kosten daadwerkelijk het gevolg zijn van het strafbare handelen van de verdachte. Dit zou echter een aanhouding van de strafzaak vereisen, en een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft deze materiële schadepost daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dit deel bij de burgerlijke rechter worden ingediend.
De kosten voor nieuwe documenten, de weggenomen goederen en de kosten voor het vervangen van de sloten en het wegslepen van de bus
De rechtbank oordeelt met betrekking tot deze schadeposten dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft deze materiële schadeposten daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Het weggenomen geldbedrag en de ziekenhuisdaggeldvergoeding
Het weggenomen geldbedrag van € 600,- en de ziekenhuisdaggeldvergoeding komen voor vergoeding in aanmerking. Het weggenomen geldbedrag en de ziekenhuisdaggeldvergoeding staan in rechtstreeks verband met het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 600,- en € 70,- daarom toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als hij lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dat het slachtoffer door toedoen van de verdachte en zijn mededaders lichamelijk letsel heeft opgelopen, volgt uit de bewijsmiddelen. Dat betekent dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank heeft voor de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de aard en ernst van het letsel, zoals dat tot op heden bekend is. De rechtbank zoekt aansluiting bij de vergoedingen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, wat leidt tot toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 5.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien op dit moment de eindsituatie van het letsel nog niet bekend is. Dit betekent dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige deel op een later moment alsnog kan voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 5.670,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 (omdat de feiten duurden tot de ochtend van 11 juni 2024) tot aan de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn mededaders tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk zijn.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.670,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 63 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling door de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en de schadevergoedingsmaatregel zijn gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1 en feit 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde;
oplegging straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door anderen (gedeeltelijk) is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering ten aanzien van de ziekenhuiskosten kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.670,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 63 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. B.F. Hammerle en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025.
Bijlage 1: de op de zitting van 28 maart 2025 aangepaste tenlastelegging
Aan de verdachte is na de aanpassing van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Laren tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben
beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de deur van de woning van die [slachtoffer] op slot te draaien, en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken, en/of
- die [slachtoffer] te knevelen en/of
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug vast te binden en/of
- de voeten van die [slachtoffer] vast te binden en/of
- die [slachtoffer] met zijn handen aan het plafond vast te maken;
feit 2:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Laren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goederen, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en te schoppen en/of
- de handen van die [slachtoffer] op zijn rug vast te binden en/of
- de voeten van die [slachtoffer] vast te binden en/of
- die [slachtoffer] met zijn handen aan het plafond vast te maken en/of
- met geschoeide voet in de richting en/of tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te trappen en/of
- die [slachtoffer] met een stalen pijp tegen het lichaam te slaan en/of
- met druk of dreigementen hem te dwingen zijn moeder te bellen en de code te krijgen teneinde geld te kunnen pinnen.
Bijlage 2: de bewijsmiddelen van feit 1 en feit 2 [1]
Uit een
proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] [2] van 15 november 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en ik gingen in de avond van 10 juni 2024 naar [slachtoffer] toe om te kijken of hij de verf nog had staan. Vervolgens liepen wij richting de woning van [slachtoffer] te Laren en betraden wij de woning. [slachtoffer] is op de grond geduwd en is van achteren aan zijn handen vastgebonden met een koordje en tie-wraps. Ik heb hem op een stoel gezet, maar hij bleef zich bewegen en bleef zich proberen te bevrijden.
[medeverdachte 2] zei tegen [slachtoffer] dat hij ons iets moest geven voor de verf. [slachtoffer] zei bel mijn moeder en vraag aan haar de code van mijn bankpasje.
Inmiddels was het 8 uur in de ochtend. Ik zei dat ik naar huis ging.
Uit een
proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] [3] van 23 juli 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] had van ons gestolen. In de avond van 10 juni 2024 in Laren ging ik samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] naar zijn deur. Wij zijn naar binnen gegaan. Ik vertrok ongeveer om 08:00 uur in de ochtend.
Uit een
proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] [4] van 12 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 10 juni 2024 te Laren was ik samen met [medeverdachte 2] , [verdachte] en [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verfblikken laten verdwijnen. [medeverdachte 2] of [verdachte] vroeg aan mij om te gaan pinnen en dat heb ik gedaan. Ik heb € 600,- gepind. Ik heb dat geld aan [medeverdachte 2] gegeven. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Mijn bijnaam is [bijnaam medeverdachte 1] .
Uit een
proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer] [5] van 12 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er 3 personen in mijn slaapkamer stonden. Dit waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Zij begonnen mij te slaan en te schoppen. Dit deden zij meerdere keren. Zij schopte en sloegen mij op meerdere plekken op mijn lichaam. Het vaakst op mijn hoofd en op mijn rug. Zij hebben mijn voeten en handen vastgebonden met touw en ducttape. Nadat ze mij een lange tijd hebben geslagen en geschopt, hebben zij mij naar de woonkamer gebracht. Hier hebben zij mijn armen vastgebonden aan een touw welke was bevestigd aan het plafond. Ik zat dus vastgebonden aan het plafond en kon geen kant op. Toen hebben zij mij ook geslagen en geschopt.
Ik weet niet precies wie mij het meest heeft geslapen of geschopt. Ze deden het namelijk alle drie en naar mijn idee deden ze het ongeveer even vaak.
Op een gegeven moment zag ik dat het buiten weer licht begon te worden, ik zat toen nog steeds vastgebonden aan het plafond en de drie personen waren nog steeds in mijn woning. Al die tijd zijn ze mij blijven slaan en schoppen.
Na een tijdje pakte [medeverdachte 1] mijn pinpas en vroeg aan mij hoeveel geld ik op mijn rekening had staan. Ik zei toen dat ik 653 euro op mijn rekening had staan. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat hij met mijn pinpas wilde pinnen. Ik wilde alleen niet mijn code geven omdat ik niet wilde dat er geld van mijn rekening af werd gehaald. Op een gegeven moment heb ik toch mijn code gegeven, omdat zij mij anders maar bleven slaan. Ik zei toen dat ze nog niet konden gaan pinnen, omdat mijn moeder nog toestemming moest geven. [verdachte] heeft toen mijn telefoon gepakt en heeft tegen mij gezegd dat hij mijn moeder ging bellen. Hij zei dat ik toestemming moest vragen aan mijn moeder en zei dat als ik dat niet zou doen, zij mij weer verder zouden gaan slaan.
Nadat het gesprek met mijn moeder klaar was, is [medeverdachte 1] vervolgens direct gaan pinnen en de andere 2 zijn bij mij gebleven. Ongeveer na een halfuur kwam [medeverdachte 1] terug en hij zei dat hij 650 euro van mijn rekening had gepind. Niet veel later hebben ze mij in de woning achtergelaten met mijn handen nog steeds vastgebonden aan het plafond. Zij hebben toen de voordeur op slot gedraaid.
Ondertussen zijn ze één keer teruggekomen en hebben ze gezegd dat er straks iemand naar mij toe komt, die op mij gaat passen. Ze hebben mij toen weer een aantal keer geslagen en zijn toen weer weggegaan. Hierbij deden zij de deur weer op slot. Toen zij wegwaren, is het mij gelukt om mijn handen los te krijgen en heb ik het touw van mijn handen en voeten afgehaald. Ik heb het raam geopend. Via het raam ben ik naar buiten gegaan. Ik ben gaan rennen tot ik mensen tegen zou komen.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlagen [6] van 11 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 11 juni 2024 te Laren kort na 14.59 uur zagen wij [slachtoffer] met de volgende verwondingen:
- twee blauwe ogen;
- bloed in de mond;
- touw om de rechterpols heen;
- meerdere snede aan de handen;
- zwart ducttape in het haar;
- vers bloed op de capuchon;
- voetafdruk linkerzijde rug;
- voetafdruk rechterflank.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [7] van 11 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 11 juni 2024 omstreeks 15:40 uur kwamen wij ter plaatse.. Alle deuren van het huisje zaten op slot en aan de achterzijde van de woning stond een openslaand raam open. Ik heb de voordeur ingetrapt.
Ik zag dat in de woonkamer 2 slierten van zwarte ducttape op de grond lagen, welke eruitzagen alsof ze waren gebruikt. Ik zag dat op de grond in de woonkamer ook nog een zakje lag met witte tie wraps. Ik zag dat in de keuken, ter hoogte van het openstaande raam, ook nog een zwarte sliert ducctape op de grond lag.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [8] van 11 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 11 juni 2024 omstreeks 16.00 uur gegaan naar de plaats delict te Laren. Ik zag in de woning van de aangever, in de woonkamer, een stoel staan met hiernaast ducttape en tiewraps.
Uit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een
letselrapportage van 11 juni 2024 van GGD Flevoland, [9] volgt, zakelijk weergegeven:
Traumatische pupilverwijding linkeroog. Bloeding in hersenen.
Voorhoofd links: niet continue rode huidverkleuringen en huidbeschadigingen een groot deel van de huid van het linker voorhoofd innemend.
Voorhoofd rechts: ronde roodbruine huidonderbreking, diameter ca 1,5 cm. Het beeld past bij schaafletsel.
Voorzijde rechterschouder: paars-blauw-groene verkleuring van de huid; het beeld past bij bloeduitstorting.
Rug: linkerschouder achterzijde/ schouderblad links: paarse, niet- continue huidverkleuring. Het beeld past bij bloeduitstorting.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [10] van 14 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 12 juni 2024 werden camerabeelden gevorderd van de geldmaat gevestigd op Plein 1945 2 te Laren. Uit beelden bleek dat er op 11 juni 2024 omstreeks 09.33 uur een man te zien die voor de pinautomaat stond. Ik herkende de man ambtshalve als zijnde [medeverdachte 1] .
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [11] van 13 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 13 juni werd door [slachtoffer] een print screen overhandigd. Op de print screen is te zien dat er op 11 juni 2024 bij geldmaat 600 euro van de rekening van het slachtoffer is afgeschreven.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [12] van 21 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2024 hoorden wij telefonisch de moeder van het slachtoffer [slachtoffer] . Zij verklaart op 11 juni om 07:08 gebeld te zijn door haar zoon. [slachtoffer] vroeg om de pincode en naar hoeveel geld er op zijn rekening stond. Ze heeft [slachtoffer] een sms gestuurd met de pincode. Mevrouw zag daarna dat er 600 was afgeschreven wat ze wel vreemd vond. Ze heeft hem toen proberen te bellen maar kreeg geen contact.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [13] van 24 juni 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek van de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] dat in gebruik is geweest bij [medeverdachte 1] , is een chatgesprek gevonden:
Op 10 juni 2024 omstreeks 20:01 uur zegt [contactnaam] ;Nieuws? [slachtoffer] ?(dit is mogelijk kort voor [slachtoffer] , het slachtoffer).
[chatnaam medeverdachte 1] zegt omstreeks 21:49 uur daarop:wij gaan pasta eten, we wachten tot het
donker is en wij blazen de deur op.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [14] van 4 juli 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek van de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] dat in gebruik is geweest bij [medeverdachte 1] , zijn chatgesprekken gevonden.
Chatgesprek tussen [chatnaam medeverdachte 2] en [chatnaam medeverdachte 1] .
[chatnaam medeverdachte 2] zegt op 10 juni omstreeks 15:13 uur:Vanavond, met of zonder regenen, moet jij hier zijn. Dit verhaal kan niet verder zo.
[chatnaam medeverdachte 1] , zegt om 15.19 uur:Hoi, [medeverdachte 2] , ik ben onderweg.
Opmerking tolk: Met [medeverdachte 2] wordt vermoedelijk [medeverdachte 2] bedoeld.
Chatgesprek van 11 juni 2024 omstreeks 17:15 uur. [chatnaam medeverdachte 1] zegt:We zijn gisteravond naar het huis van die vent geweest en we deden de deur open en gooiden hem op de grond als een stuk stront. Hij was ontsnapt, we weten niet waarom, want het was echt allemaal geblokkeerd, maar hij had toch een mogelijkheid gevonden om weg te komen, om de boel te openen.
Er zijn meerdere feiten bewezenverklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.