In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Verweerder heeft op 17 juni 2025 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is tot een oordeel gekomen.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft verweerder op 9 mei 2025 in gebreke gesteld, en het beroep is ingesteld op 30 mei 2025, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en de rechtbank bepaalt dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.