In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 31 januari 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiser heeft op 12 juni 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser de Dienst Toeslagen op 13 maart 2025 in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft vervolgens op 26 mei 2025 beroep ingesteld, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond.
De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om uiterlijk 27 maart 2026 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten en het door hem betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange op 7 oktober 2025.