ECLI:NL:RBMNE:2025:6018
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsindexering en overeenstemming over verlenging huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de huurprijsindexering en de verlenging van de huurovereenkomst. De verhuurder had een beperkte huurprijsindexering aangeboden onder de voorwaarde dat de huurovereenkomst zou worden verlengd. De huurder stelde dat er overeenstemming was bereikt over deze verlenging, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet kon worden vastgesteld. De communicatie tussen partijen gaf geen duidelijkheid over een akkoord over de verlenging tot 31 juli 2026. De kantonrechter wees de primaire vordering van de huurder af, maar kende de subsidiaire vordering tot betaling van de hogere huurprijsindexering toe. De huurder had te weinig huur betaald op basis van de afgesproken indexering. De kantonrechter wees ook de vordering tot contractuele boetes af, omdat de verhuurder niet had aangetoond dat de huurder in gebreke was gebleven. De wettelijke handelsrente werd toegewezen vanaf de dagvaarding, en de buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de verhuurder, die in het gelijk werd gesteld.