ECLI:NL:RBMNE:2025:6054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
11648791
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de vernietiging van een oneerlijk annuleringsbeding in een overeenkomst voor onderwijs en internaat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde sub 1] c.s. De zaak betreft een overeenkomst waarbij de zoon van [gedaagde sub 1] c.s. was geplaatst in de onderwijsinstelling en het internaat van [eiseres]. De ouders hebben een deel van het lesgeld betaald, maar zijn het niet eens met de vordering van [eiseres] om het resterende bedrag te betalen, omdat zij de overeenkomst hebben opgezegd. De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis aangegeven dat artikel 5.4 van de overeenkomst, dat bepaalt dat het lesgeld voor het volledige schooljaar verschuldigd is bij opzegging, mogelijk oneerlijk is en daarmee vernietigbaar. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit voornemen. De zaak is complex en raakt aan de bescherming van consumenten in overeenkomsten met professionele partijen. De beslissing van de kantonrechter om artikel 5.4 te vernietigen kan grote gevolgen hebben voor de vordering van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11648791 \ LC EXPL 25-854
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarders mr. Th. van Wijngaarden en H. Makkinga,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gemachtigde: Legal Advice Wanted,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
De volgende stukken zitten in het dossier:
- de dagvaarding van 1 april 2025 met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met productie 13 (productie 12 ontbreekt);
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
De zoon van [gedaagde sub 1] c.s. heeft op de school van [eiseres] gezeten. In de loop van het schooljaar heeft de zoon de school verlaten. [gedaagde sub 1] c.s. heeft een deel van het lesgeld van het betreffende schooljaar betaald. [eiseres] wil dat hij ook de rest betaalt. [gedaagde sub 1] c.s. is het daar niet mee eens en voert meerdere redenen aan waarom hij het lesgeld voor het hele jaar niet verschuldigd is.
2.2.
De kantonrechter is voornemens een oneerlijk beding uit de overeenkomst tussen partijen te vernietigen. In dit tussenvonnis worden partijen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

3.De beoordeling

Inleiding

3.1.
[eiseres] exploiteert een particuliere internationale onderwijsinstelling met een bijbehorend internaat. [gedaagde sub 1] c.s. zijn de ouders van [A] (hierna: [A (voornaam)] ).
3.2.
Tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. is een overeenkomst gesloten op grond waarvan [A (voornaam)] is geplaatst in de onderwijsinstelling en het internaat van [eiseres] in de periode 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2024.
3.3.
Bij factuur van 19 juli 2023 heeft [eiseres] € 57.120,00 aan lesgeld bij [gedaagde sub 1] c.s. in rekening gebracht. Hiervan heeft [gedaagde sub 1] c.s. € 30.385,00 betaald.
3.4.
Bij e-mail van 27 februari 2024 heeft [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiseres] geschreven dat [A (voornaam)] van de school wordt gehaald en hij naar een school in Roemenië gaat.
3.5.
Naar aanleiding van de uitschrijving heeft [eiseres] het in rekening gebrachte lesgeld verminderd met 30% en een creditfactuur van € 10.406,00 naar [gedaagde sub 1] c.s. gestuurd. Dit betekent dat er nog een bedrag van € 16.329,00 openstaat. [gedaagde sub 1] c.s. heeft dit, ondanks sommaties, niet betaald. In deze procedure vordert [eiseres] dat [gedaagde sub 1] c.s. dit bedrag alsnog betaalt.
De opzegbaarheid van de overeenkomst
3.6.
In artikel 5.4 van de tussen partijen gesloten overeenkomst staat het volgende:
“5.4 This agreement may not be prematurely terminated by the parents or the student without approval from [eiseres] . Should the parents choose to remove the student from [eiseres] during the school year, then the fees for the entire school year will be payable and/or non-refunadable.”
3.7.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In artikel 7:408 lid 1 BW staat dat de opdrachtgever ( [gedaagde sub 1] c.s.) de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen. Van dit artikellid kan bij een consument-opdrachtgever, wat [gedaagde sub 1] c.s. is, niet worden afgeweken. Dat staat in artikel 7:413 lid 2 BW. De bepaling in artikel 5.4 van de overeenkomst, waarin staat dat [gedaagde sub 1] c.s. de overeenkomst niet zonder toestemming van [eiseres] kan beëindigen, is daarmee in strijd en in zoverre in beginsel vernietigbaar. Op basis van dat uitgangspunt zou [gedaagde sub 1] c.s. de overeenkomst wel tijdens het schooljaar kunnen opzeggen.
De eerlijkheid van het beding in de overeenkomst
3.8.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op nakoming van artikel 5.4 van de overeenkomst. Hierin staat dat als de ouders ervoor kiezen de leerling gedurende het schooljaar van de school te halen, het lesgeld voor het volledige schooljaar verschuldigd is en niet wordt terugbetaald.
3.9.
Aangenomen moet worden dat dit een beding is dat is bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, omdat [eiseres] daarover niets heeft gesteld. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is van een kernbeding geen sprake. Artikel 5.4 bevat namelijk een regeling met betrekking tot de verschuldigdheid van lesgeld in situaties waarin de leerling tijdens het schooljaar van de school gehaald wordt. Daarmee bepaalt het artikel niet het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en is artikel 5.4 een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 aanhef en onder a BW.
3.10.
De overeenkomst is gesloten tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf ( [eiseres] ) en een consument ( [gedaagde sub 1] c.s.). Op zo’n overeenkomst zijn consumentbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of in de algemene voorwaarden bedingen staan die naar Europees recht (de Richtlijn oneerlijke bedingen) oneerlijk en daarmee naar Nederlands recht onredelijk bezwarend (als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW) zijn voor consumenten. Is dat het geval, dan moet de kantonrechter de betreffende bedingen ambtshalve vernietigen en de daarmee verband houdende onderdelen van de vordering afwijzen.
3.11.
Beoordeeld moet worden of het beding ten nadele van de consument een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alle andere bedingen en met de aard van het goed of de dienst waarop de overeenkomst betrekking heeft.
3.12.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] c.s. de overeenkomst op 27 februari 2024 heeft opgezegd. Voor de financiële gevolgen daarvan moet naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter aansluiting worden gezocht bij artikel 7:411 BW, waarin is geregeld op welke loon de opdrachtnemer recht heeft in gevallen waarin de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken. Hieraan doet niet af dat in de overeenkomst in deze zaak niet expliciet is bepaald dat de verschuldigdheid van het lesgeld afhankelijk is van volbrenging van de opdracht of van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend, voor welke situaties artikel 7:411 BW is geschreven.
3.13.
In artikel 7:413 lid 2 BW staat dat van artikel 7:411 BW niet ten nadele van de consument-opdrachtgever kan worden afgeweken.
3.14.
Op grond van artikel 5.4 van de overeenkomst heeft [eiseres] in geval van opzegging in alle gevallen, ongeacht de omstandigheden, recht op het volledige lesgeld over het hele schooljaar (loon). Daarmee is naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter geen sprake van een reële mogelijkheid tot opzegging en is het beding strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 BW en 7:411 BW. Dat klemt temeer omdat het in dit geval om een substantieel bedrag aan lesgeld gaat (€ 57.120,00 per jaar) en om een substantiële contractuele looptijd (een volledig jaar). Gelet op deze looptijd bestaat een niet te verwaarlozen kans dat een leerling, al dan niet buiten zijn schuld, de opleiding voortijdig moet beëindigen. Die kans heeft zich in deze zaak verwezenlijkt, nu [A (voornaam)] in februari 2024 de school heeft verlaten terwijl de overeenkomst tot en met juli 2024 liep.
3.15.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat artikel 5.4 in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. oneerlijk is en daarmee onredelijk bezwarend als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW. [1] De kantonrechter overweegt daarom het artikel te vernietigen. Dat betekent dat [eiseres] daarop in deze procedure geen beroep zou kunnen doen.
3.16.
Als artikel 5.4 zou worden vernietigd, zou de vordering van [eiseres] daar niet op gegrond kunnen worden. De vordering is in dat geval (subsidiair) ook niet toewijsbaar op grond van artikel 7:411 BW. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (
Dexia), volgt namelijk dat de Richtlijn oneerlijke bedingen zo moet worden uitgelegd dat een professionele partij die een consument een beding heeft opgelegd dat door de nationale rechter oneerlijk is verklaard en dus is vernietigd, in beginsel geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van nationaal recht vastgesteld recht op loon dat zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
Partijen mogen zich uitlaten over het voornemen van de kantonrechter tot vernietiging
3.17.
Gelet op het beginsel van hoor en wederhoor zal de kantonrechter beide partijen in de gelegenheid stellen om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om artikel 5.4 van de overeenkomst te vernietigen. [2]

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 10 december 2025voor het nemen van een akte door
beide partijenover het voornemen van de kantonrechter om artikel 5.4 van de overeenkomst tussen partijen te vernietigen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken door
mr. J.M. van Wegen op 12 november 2025.
45353

Voetnoten

1.Vgl. Hof Den Haag 8 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:486, tegen welk arrest het cassatieberoep is verworpen in HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2775.
2.HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 (