ECLI:NL:RBMNE:2025:608

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
UTR 23/4521
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad. Eiser had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 maart 2022, waarbij zijn bezwaar deels gegrond was verklaard. Eiser ging op 4 juli 2022 in beroep, maar dit beroep werd op 8 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Eiser ging hiertegen in verzet, en op 29 november 2023 verklaarde de verzetsrechter het verzet gegrond, waardoor het onderzoek werd voortgezet.

De rechtbank heeft in deze uitspraak overwogen dat eiser opnieuw in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht te betalen, maar dat hij dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier op 6 maart 2024 een aangetekende brief heeft gestuurd met de betalingsverplichting, maar dat deze brief niet is afgeleverd bij eiser. De rechtbank heeft geen geldige reden van eiser ontvangen voor het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen, en werd het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van datum 8 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 31 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Eiser is hiertegen op 4 juli 2022 in beroep gegaan.
Op 8 november 2022 heeft deze rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. Eiser is hiertegen op 23 december 2023 in verzet gegaan.
Op 29 november 2023 heeft de verzetsrechter het verzet gegrond verklaard en de uitspraak van 8 november 2023 vervallen verklaard. Dit betekent dat het onderzoek wordt voorgezet in de stand waarin het zich bevond.
Deze uitspraak gaat dus over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de beslissing op bezwaar van 31 maart 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. [2]
4. De rechtbank heeft eiser wederom in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft eiser namelijk op 6 maart 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat het niet gelukt is om de nota bij het bij de rechtbank bekende adres van eiser te bezorgen en dat de nota door PostNL naar een afhaalpunt is gebracht. De nota is vervolgens niet door eiser afgehaald en daarom op 29 februari retour gekomen bij de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. [3] Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Khalloufi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
3.artikel 8:54, van de Awb.